Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1709/GB, 10 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:10-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/1709/GB

Betreft: [klager] datum: 10 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A. Schadd, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 juni 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis De Berg te Arnhem afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 3 april 2002 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis BGG te Vught.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt dat zijn gedrag niet zodanig is dat hij niet in aanmerking komt voor plaatsing in een regime van algehele gemeenschap. Het gedrag van een gedetineerde is geen sterk argument om plaatsing in een milder regime te dwarsbomen. Klager verblijft
inmiddels zes maanden in het huidige regime. Het wordt tijd dat hij het laatste gedeelte van zijn detentie in een ander regime mag gaan doorbrengen. Klager heeft tot nu nooit in een behoorlijk regime verbleven. Dit heeft te maken met het feit dat
klager
na zijn detentie naar Duitsland wordt overgeleverd en dat hij geen legale status in Nederland zou hebben. Klager merkt op dat hij tot op heden geen inzage heeft gekregen in een recentere rapportage waaruit zijn gedrag kan worden afgeleid. Klager wil
graag worden overgeplaatst naar Arnhem omdat hij dan dichter bij zijn moeder en zoon is en dan makkelijker bezoek kan ontvangen. Zijn moeder kan niet zo goed lopen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager staat gedurende zijn gehele detentie bekend als een zeurkous. Hij vraagt veel en vaak hetzelfde aan verschillende mensen. Hij komt in de contacten met personeel arrogant over. Hij heeft veel problemen met de regelgeving en moet regelmatig worden
aangesproken om op tijd klaar te staan voor een activiteit. Hij neemt zeer regelmatig deel aan de geboden activiteiten en aan de arbeid. Zijn werkzaamheden doet hij naar behoren. Klager heeft in 2003 enige tijd op de extra beveiligde inrichting unit 5
te Vught verbleven omdat klager betrokken zou zijn bij een gijzelingsactie in het Gerechtshof te Arnhem. Dit leidde tot maatschappelijke onrust en tot een ernstig geschokte rechtsorde. Vanaf het begin van klagers verblijf in Almelo valt het dwingende
en
dominante van zijn gedrag op. Dit gedrag heeft hij in iedere inrichting laten zien. Hij laat regelmatig merken dat hij het op de gevangenisafdeling niet naar zijn zin heeft. In andere inrichtingen is alles volgens hem beter. Ook medegedetineerden
hebben
vaak last van zijn dominante gedrag. Klager probeert hen duidelijk te maken welke rechten ze allemaal hebben in de gevangenis. Medegedetineerden horen klagers verhalen wel aan maar lijken er niks mee te doen. In april 2010 heeft klager aangegeven dat
het hem wel een iso-plaatsing waard is als mensen niet normaal tegen hem kunnen doen. Begin augustus 2010 is klager verdacht van het stelen van spullen van de cel van een medegedetineerde. Meerdere medegedetineerden bevestigen dat klager op de bewuste
cel is gezien. Klager ontkent spullen te hebben gestolen. De zaak kon niet hard gemaakt worden waardoor de kosten van de gestolen spullen door de inrichting zijn vergoed. Tot op heden blijft klager de grenzen van het toelaatbare opzoeken en deinst hij
er niet voor terug om het afdelingspersoneel op dwingende wijze tegen elkaar uit te spelen. Dit gedrag is niet veranderd sinds hij in de isoleercel is geplaatst. Klager heeft tijdens zijn huidige detentie in allerlei regimes verbleven. Hij heeft
regelmatig de kans gehad zich te bewijzen in een normaal regime, echter even zovele keren is hij door disfunctioneren weer teruggeplaatst naar een beheersregime. In de gevangenis BGG te Vught waar klager thans verblijft, is hij selectief in de omgang
met het personeel. Zijn vraagstelling is dwingend en hij wil alles meteen opgelost zien. Klager probeert met alle medegedetineerden contact te leggen maar dit wordt niet door iedereen gewaardeerd. Het lijkt nog niet tot hem door te dringen dat hij
scherp in de gaten wordt gehouden. Klager heeft moeite met de regelgeving en stelt deze regelmatig ter discussie. Klager heeft tijdens zijn verblijf in de gevangenis BBG te Vught meerdere disciplinaire straffen opgelegd gekregen. Hij gaat dus
regelmatig
over de schreef in een vrij gestructureerd regime.

4. De beoordeling
Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige
contra-indicaties bestaan. De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers persoonlijkheid en gedrag verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve is de beslissing om klagers verzoek tot
overplaatsing naar een inrichting met een regime van algehele gemeenschap af te wijzen niet als onredelijk of onbillijk aan te merken. Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 10 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven