Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2735/GV, 18 oktober 2010, beroep
Uitspraakdatum:18-10-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2735/GV

betreft: [klager] datum: 18 oktober 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 september 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
De reden van de afwijzing is onverklaarbaar, namelijk een cellenoverschot in de locatie Westlinge. Klager zit gedetineerd in de locatie Zuyder Bos. Ook is de beslissing direct genomen op de dag van ontvangst van het verzoek. Klager is al maanden (mei,
juni, juli en augustus) bezig geweest met zijn gemotiveerde verzoek. Het verbaast hem daarom dat de selectiefunctionaris twijfels heeft bij de concretisering van zijn verzoek. Klager verwijst inhoudelijk naar de bijlagen voor de onderbouwing van het
verzoek en naar de positieve adviezen c.q. goedkeuringen. Klager heeft er zelfs voor gezorgd dat de openstaande boete is betaald. Voorts is nooit om een urgentieverklaring verzocht. Zo een verklaring zou, gezien de situatie van klagers gezin, zeker
verstrekt worden door de betreffende instantie(s). Inmiddels is per 1 september 2010 reguliere zorg gestart, maar slechts voor één dagdeel per week. Klager heeft vernomen dat hij per 18 november 2010 wordt overgeplaatst naar een zeer beperkt beveiligde
inrichting (z.b.b.i.).

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verzocht om drie dagen strafonderbreking in verband met zijn thuissituatie. Klagers vrouw heeft psychische problemen en zijn kinderen hebben begeleiding nodig. Er is niet duidelijk gemaakt hoe klager in drie dagen kan bijdragen aan de situatie
thuis. Zijn gezin is onder de aandacht van zorg en door het vragen van een urgentieverklaring zou om meer benodigde hulp gevraagd kunnen worden. Het is onduidelijk of hierin stappen zijn genomen. Klager heeft onvoldoende duidelijk gemaakt hoe de
geschetste problemen tijdens strafonderbreking (deels) opgelost kunnen worden. Strafonderbreking zou de spanning enigszins kunnen verlichten, terwijl er een terugval zou kunnen plaatsvinden wanneer klager de resterende detentie moet ondergaan. Klager
komt vanaf oktober 2010 in aanmerking voor selectie voor een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Klager staat op de wachtlijst voor plaatsing in een b.b.i.

Op klagers verzoek zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd. Het verzoek wordt ondersteund door de medisch adviseur en de inrichtingspsycholoog.
De politie Purmerend heeft positief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens gedragingen strafbaar gesteld door de Opiumwet.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking gedurende het weekeind van 11 en 12 september 2010. Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig
bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 juncto artikel 23 van de Regeling kan strafonderbreking (onder meer) worden verleend voor een bezoek aan een in
ernstige psychische nood verkerende levenspartner of kind van de gedetineerde. Klager heeft verzocht om strafonderbreking teneinde zijn gezin te ondersteunen. De vraag die beantwoording behoeft is of er sprake is van een zodanig ernstige noodsituatie,
dat dit een strafonderbreking kan rechtvaardigen. De beroepscommissie is van oordeel dat dit thans niet het geval is. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 18 oktober 2010

secretaris voorzitter

Naar boven