Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1443/GB, 25 oktober 2010, beroep
Uitspraakdatum:25-10-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/1443/GB

Betreft: [klager] datum: 25 oktober 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Urcun, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 mei 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis Alphen aan den Rijn of de gevangenis Dordrecht afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 10 maart 2009 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Eerder heeft klager een beroepsprocedure gevoerd (10/38/GB) tegen het besluit van de selectiefunctionaris om hem te selecteren voor de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel. De beroepscommissie heeft dat beroep op 8 maart 2010 ongegrond
verklaard. De selectiefunctionaris stelt dat er tot op heden niets is veranderd ten opzichte van de situatie van de eerder gevoerde beroepsprocedure. De dreigingen van medegedetineerden naar klager zijn er nog steeds. Klager kan nog steeds geen namen
noemen van medegedetineerden in de inrichting waar hij thans verblijft en door wie hij bedreigd wordt. Zodra het naar buiten komt dat klager over deze personen heeft geklaagd of gesproken, zal hij tijdens zijn detentie dan wel na zijn detentie wederom
nog heftiger bedreigd kunnen worden. Daarnaast zou klager in het eerdere beroep onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat wanneer hij in de toekomst in de gevangenis Krimpen aan den IJssel verblijft, hij minder bezoek zal ontvangen. Nu klager in de
gevangenis Krimpen aan den IJssel verblijft, is er daadwerkelijk een afname in het aantal bezoekers te bespeuren. De bezoekafname van zijn vrienden en de bedreigingen hebben wel degelijk tot onnodige psychische schade geleid en hadden voorkomen kunnen
worden door klager niet over te plaatsen, dan wel nu over te plaatsen naar de gevangenis Alphen aan den Rijn of de gevangenis Dordrecht. Juist gezien het feit dat klager in Scheveningen ingeschreven staat, ligt het voor de hand dat hij zo dichtbij
mogelijk dan wel in zijn gemeente gedetineerd zou moeten zitten zoals bijvoorbeeld in de gevangenis Alphen aan den Rijn.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager wil worden overgeplaatst omdat hij zich bedreigd en geïntimideerd voelt in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel door medegedetineerden. Een onderbouwing van deze bedreiging wordt niet gegeven. De selectiefunctionaris acht een
overplaatsing niet aan de orde nu klager niet kan of wil motiveren wat de bedreigingen en intimidaties inhouden. Klager geeft aan overgeplaatst te willen worden naar de gevangenis Alphen aan den Rijn dan wel Dordrecht en verwacht dat daar geen of
weinig
gedetineerden uit Rotterdam zullen verblijven. Klager heeft op december 2009 aangegeven naar de gevangenis Dordrecht overgeplaatst te willen worden. Klagers nieuwe verzoek tot overplaatsing is op 26 april 2010 gedaan. Gezien het vierde lid van artikel
18 Pbw kan een verzoek slechts eenmaal in de zes maanden worden gedaan, waardoor eenzelfde verzoek dient te worden afgewezen. Klager is in zijn regio van herkomst geplaatst waardoor al rekening is gehouden met zijn bezoek.

4. De beoordeling
Klager heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn bezoek hem in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel niet kan bezoeken. Ook is er niet aangetoond dat er sprake is van enige dreiging jegens de persoon van klager. Gelet hierop kan de op
de
onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 25 oktober 2010

secretaris voorzitter

Naar boven