Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1646/GB, 1 oktober 2010, beroep
Uitspraakdatum:01-10-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/1646/GB

Betreft: [klager] datum: 30 september 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.A.Th. Lemmers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 juni 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 4 maart 2008 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Westlinge te Heerhugowaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het verzoek om overplaatsing is afgewezen omdat de selectiefunctionaris, evenals het Openbaar Ministerie (OM), recidivegevaar reëel acht omdat hij tijdens een proeftijd zou hebben gerecidiveerd terwijl daarnaast sprake zou zijn van beleid om in het
geval van feiten als die waarvoor klager gedetineerd is, zeer kritisch te kijken naar het verlenen van vrijheden. Klager acht het negatieve advies van het OM opmerkelijk omdat ter zitting in hoger beroep tot vrijspraak is geconcludeerd ter zake van de
verweten verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Indien klager zou zijn veroordeeld tot de straf die het OM toen heeft geëist, zou hij bijna uit detentie worden ontslagen. Tegen de uitspraak van het gerechtshof is beroep in cassatie
ingesteld omdat klager van mening is dat hij ook dient te worden vrijgesproken van de vermeende mensenhandel en het witwassen.
Klager heeft de vermeende verkrachting steeds ontkend. Klager is – in weerwil van de gevorderde vrijspraak daarvoor – toch veroordeeld ter zake van de telastegelegde verkrachting. Klager is in 2003 veroordeeld voor een door een vriend van hem gepleegde
verkrachting, waarbij hij aanwezig was. De vermeende verkrachting zou plaats hebben gevonden in 2005, hetgeen recidive in een proeftijd zou opleveren. Klager ontkent die verkrachting te hebben gepleegd. Met betrekking tot de vermeende maatschappelijke
onrust geldt dat de twee vermeende slachtoffers inmiddels niet meer in Nederland wonen en dat het gestelde derde slachtoffer een relatie heeft met klager en hem tijdens zijn verblijf in detentie steeds bezoekt. Klager heeft een ruim 80-jarige vader met
gezondheidsproblemen. Hij wordt verzorgd door klagers zus, die ook nog de zorg heeft voor en gezin met een zwaar gehandicapt kind. Omdat klagers zus die zorg eigenlijk niet meer aankan, is afgesproken dat klager na het einde van zijn detentie bij zijn
vader zal intrekken en de zorg voor hem zal overnemen. Indien klager wordt geplaatst in een b.b.i., zal hij zijn vader tijdens de weekeindverloven kunnen bezoeken. Daarnaast kan klager dan ook weer contact opnemen met zijn kinderen. Hij vindt het voor
hen te bezwarend als zij hem in een gevangenis zouden moeten bezoeken. Klager heeft zich tijdens zijn detentie steeds voorbeeldig gedragen en hij heeft begrepen dat de inrichting positief over hem heeft gerapporteerd. Klager is van mening dat de
maatschappelijke onrust bij een eventuele overplaatsing verwaarloosbaar groot zal zijn. De politie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben terwijl in het kader van klagers TR ook positief wordt gerapporteerd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om overplaatsing naar een b.b.i. Hij is in cassatie gegaan tegen de hem opgelegde straf en dus niet onherroepelijk veroordeeld. Klager is veroordeeld door het Gerechtshof terzake van verkrachting, mensenhandel meermalen gepleegd,
wederrechtelijke vrijheidsberoving en het witwassen van geld. Deze feiten zouden zijn gepleegd tijdens een proeftijd, hem opgelegd voor een eerdere veroordeling voor verkrachting. De inrichting heeft, mede gelet op het advies van het OM, negatief
geadviseerd. Zolang een gedetineerde nog niet onherroepelijk is veroordeeld, dient aan het advies van het OM veel gewicht te worden toegekend. Gelet op de aard van de feiten waarvoor klager is veroordeeld en gelet op het feit dat hij heeft
gerecidiveerd
tijdens een proeftijd voor een eerder gepleegde verkrachting, wordt het verlenen van vrijheden in deze fase van zijn detentie niet verantwoord geacht.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Klager is thans gedetineerd naar aanleiding van een veroordeling voor verkrachting, mensenhandel meermalen gepleegd, wederrechtelijke vrijheidsberoving en witwassen van gelden. Onweersproken is dat (tenminste één van) de feiten waarvoor klager

weliswaar nog niet onherroepelijk – is veroordeeld, zijn gepleegd tijdens een proeftijd aan klager opgelegd voor een soortgelijk feit. De ernst van de feiten waarvoor klager thans is gedetineerd en het voldoende aannemelijk geachte recidivegevaar maken
dat de selectiefunctionaris in redelijkheid kon oordelen dat er vooralsnog onvoldoende vertrouwen bestaat in een goed verloop van klagers detentie bij het verlenen van vrijheden. Hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht met betrekking tot
de
noodzaak van verloven in verband met de gezondheid van zijn vader is, bij gebreke aan een nadere feitelijke onderbouwing, onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de
selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 30 september 2010

secretaris voorzitter

Naar boven