Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0983/SGB, 9 april 2010, schorsing
Uitspraakdatum:09-04-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/983/SGB

Betreft: [klager] datum: 9 april 2010

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. B.D.W. Martens, namens

[...], verder verzoeker te noemen, thans (nog) niet gedetineerd.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris van 18 februari 2010, inhoudende een negatieve beslissing ten
aanzien van de tenuitvoerlegging van een aan verzoeker opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf door toepassing van Elektronische Detentie (E.D.), met de bepaling dat verzoeker zich op 12 april 2010 dient te melden in de locatie Westlinge te
Heerhugowaard.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het bezwaarschrift van 9 maart 2010, van de beslissing op het bezwaarschrift van 9 maart 2010, het op 16 maart 2010 tegen de beslissing van de selectiefunctionaris ingediende beroepschrift, alsmede van de
schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris van 9 april 2010.

1. De standpunten van verzoeker en de selectiefunctionaris
Door en namens verzoeker is aangevoerd dat allereerst wordt verwezen naar het standpunt van verzoeker zoals weergegeven in het tegen de beslissing op het bezwaarschrift ingediende beroepsschrift. Voorts wordt aangevoerd dat, als verzoeker de
gevangenisstraf dient te ondergaan, de beroepsprocedure geen zin meer zou hebben. Daarnaast komt verzoekers bedrijf in groot gevaar door de detentie. Hij is vrachtwagenhandelaar en heeft ongeveer 40 vrachtauto’s in consignatie. De bedrijfsvoering vergt
zijn persoonlijke en dagelijkse aandacht. Verzoeker heeft in het verleden aangegeven de gevangenisstraf bij voorkeur in de vorm van een taakstraf te willen ondergaan. Hij accepteert overigens onvoorwaardelijk het ondergaan van E.D. Er is een verschil
van inzicht over de gemaakte afspraken ten tijde van de intake van verzoeker voor de E.D. De afdeling E.D. in Noordsingel heeft een visie over hetgeen toen door verzoeker zou zijn gezegd. Verzoeker geeft aan dat dit geheel anders ligt en heeft dat
onder
meer bewezen door een fax van de raadsman van 23 februari 2010. Deze fax is toen zekerheidshalve gestuurd nadat verzoeker was weggestuurd om de beslissing op een gratieverzoek af te wachten. Een en ander vraagt gedegen onderzoek in het onderliggende
beroep. Als mocht blijken dat verzoeker ten onrechte is weggestuurd, moet hij alsnog in de gelegenheid worden gesteld om de opgelegde gevangenisstraf te ondergaan in de vorm van E.D., hetgeen voor verzoeker een verschil kan maken tussen een
faillissement of een overleven van zijn bedrijf. Om die reden wordt verzocht de beslissing dat verzoeker zich op 12 april dient te melden te schorsen.

De selectiefunctionaris heeft het volgende naar voren gebracht. Hij verwijst allereerst naar de inhoud van zijn reactie op het beroepschrift van verzoeker. Daarin heeft de selectiefunctionaris uiteengezet waarom verzoeker niet in aanmerking komt voor
E.D. In het schorsingsverzoek wordt gesteld dat er in het onderliggende beroep een gedegen onderzoek dient plaats te vinden. In de ogen van de selectiefunctionaris heeft dat onderzoek al plaatsgevonden en zijn de resultaten daarvan weergegeven in een
memo van 31 maart 2010 en zijn die resultaten verwoord in de reactie van de selectiefunctionaris op het beroepschrift. Daarmee wordt het onderzoek door de selectiefunctionaris als afgerond beschouwd. Conform het bepaalde in artikel 2 van de Pbw dient
er
zorg voor gedragen te worden dat opgelegde straffen ten spoedigste ten uitvoer worden gelegd. In het ingediende schorsingsverzoek worden geen nieuwe feiten en/of omstandigheden aangevoerd die een dringende reden vormen om tot schorsing van de
tenuitvoerlegging over te gaan. Verzocht wordt het schorsingsverzoek af te wijzen.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde
is hier slechts de vraag of de beslissing van de selectiefunctionaris zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing van de selectiefunctionaris.

Verzoeker is op 19 december 2007 veroordeeld tot een onherroepelijke gevangenisstraf van 42 dagen. Op zich komt die straf thans voor tenuitvoerlegging in aanmerking. Over de wijze van tenuitvoerlegging en over verzoekers bereidheid tot deelname aan
E.D.
bestaat onduidelijkheid. De voorzitter gaat er bij na te nemen beslissing vanuit dat de beroepscommissie op (relatief) korte termijn op het beroep van verzoeker zal beslissen, waarbij – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – niet op voorhand
uitgegaan kan worden van een ongegrondverklaring van het beroep. Die omstandigheid, mede bezien in het licht van het door verzoeker aangevoerde belang voor zijn bedrijfsvoering, maakt dat de voorzitter het onredelijk zou vinden indien verzoeker zou
worden ingesloten voordat de beroepscommissie op het beroep heeft beslist. Het verzoek komt daarom voor toewijzing in aanmerking. De voorzitter zal de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris van 4 maart 2010, inhoudende dat
verzoeker zich op 12 april 2010 dient te melden in de locatie Westlinge, schorsen tot het moment waarop de beroepscommissie op het beroep zal hebben beslist.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de selectiefunctionaris van 4 maart 2010, inhoudende dat verzoeker zich op 12 april 2010 in de locatie Westlinge dient te melden, tot het moment waarop de beroepscommissie op het beroep
zal hebben beslist.

Aldus gegeven door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris op 9 april 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven