Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0924/GA, 20 augustus 2010, beroep
Uitspraakdatum:20-08-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/924/GA

betreft: [klager] datum: 20 augustus 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de gevangenis/ISD Unit 2 van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 1 maart 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde gevangenis/ISD Unit 2, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juli 2010, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet aanwezig zijn van een (zogenaamd) schaamschot in de verblijfsruimte.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 25,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur verwijst in eerste instantie naar het beroepschrift. Er is in de inrichting veel geklaagd over de schaamschotten. De beklagrechter heeft inmiddels een cel geschouwd en aangegeven dat zij niet langer van mening is dat schaamschotten moeten
worden aangebracht. In de verblijfsruimtes hangt de wastafel voor het toilet en daardoor wordt de schaamstreek aan het zicht onttrokken. Ook de directeur heeft nogmaals in de cellen gekeken naar de mogelijkheid voor het aanbrengen van een schaamschot.
Omdat er niet veel ruimte is in de cel, zou een dergelijke plaatsing tot gevolg hebben dat de ruimte bij het toilet erg klein zou worden. De directeur heeft navraag gedaan bij het hoofd van de afdeling Facilitaire Dienst van de inrichting. Deze persoon
is verantwoordelijk voor de bouwkundige kant van de inrichting van verblijfsruimtes. Het hoofd wist te melden dat schaamschotten alleen verplicht zijn bij meerpersoonscellen. Dat zou kunnen blijken uit de betreffende regelgeving. De beklagrechter heeft
inmiddels meerdere klachten ongegrond verklaard. De directeur is van mening dat de noodzaak voor het aanbrengen van een schaamschot niet aanwezig is. De eerdere bestelling van de schaamschotten is daarom geannuleerd.

Namens klager is door [...], advocaat te Tilburg, schriftelijk het volgende naar voren gebracht.
Klager is, gelet op eerdere uitspraken van de beroepscommissie ontvankelijk in zijn beklag. De afscherming van toilet en wasgelegenheid hoort immers tot de zorgplicht van de directeur. Uit het beroepschrift kan worden afgeleid dat de unit waar klager
verblijft al ruim vijftien jaar in gebruik is. Daarom had voor 1 januari 2006 een dergelijke afscherming gerealiseerd moeten zijn. De stelling van de directeur, dat er nooit klachten over het ontbreken van een afscherming zijn geweest, is onjuist.
Reeds
in 2003 heeft de beroepscommissie hierover immers een beslissing gegeven. Het ontbreken van een afscherming van toilet en wasgelegenheid wordt niet gerechtvaardigd doordat de medewerkers kloppen voordat zij de verblijfsruimte betreden. Niet kan worden
uitgesloten dat het personeel zich niet altijd aan die regel houdt. Klager is van mening dat een en ander de toekenning van een hogere schadevergoeding rechtvaardigt.

3. De beoordeling
Artikel 9 van de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen van 24 december 1998, met kenmerk 736621/98/98/DJI (Stcrt. 250), zoals laatstelijk gewijzigd op 6 september 2004 (kenmerk 5307895/04/DJI; Stcrt. 2004, 175) (hierna: de Regeling)
luidt als volgt:
”-1. De verblijfsruimte is voorzien van een toilet en een wasgelegenheid, die zodanig kunnen worden afgeschermd dat de privacy van de gedetineerde voldoende is gewaarborgd.
-2. Bij het toilet bevindt zich een ventilatierooster.”

Artikel 13 van de Regeling luidt:
”Verblijfsruimten bestemd voor één of twee gedetineerden, genoemd in paragraaf 2, in inrichtingen waarvan de bouw is aangevangen voor 1996, moeten in elk geval voldoen aan de eisen gesteld in de artikelen 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8 en 10, en moeten in elk
geval voor 1 januari 2006 voldoen aan de eisen vermeld in artikel 9.”

Klager stelt zich op het standpunt dat zijn privacy, als bedoeld in artikel 9 van de Regeling in de gevangenis/ISD Unit 2 onvoldoende was gewaarborgd. De directeur heeft daartegenin gebracht dat de privacy door de opstelling van de wastafel vóór het
toilet zodanig wordt gewaarborgd, dat er geen aanleiding is voor het plaatsen van een andere vorm van afscherming, door bijvoorbeeld een schaamschot.
De beroepscommissie kan zich niet met het standpunt van de directeur verenigen. Artikel 9 van de Regeling zegt dat toilet en wasgelegenheid zodanig kunnen worden afgeschermd dat daardoor de privacy van de gedetineerde voldoende wordt gewaarborgd. Door
de wastafel als een dergelijk afschermingsmiddel ten opzichte van het toilet aan te merken, miskent de directeur tekst en strekking van artikel 9 van de Regeling. De beslissing van de directeur om géén schaamschotten dan wel andere voorzieningen ter
waarborging van de privacy aan te brengen is daarom in strijd met het bepaalde in de artikelen 9 en 13 van de Regeling. Het beroep van de directeur zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard, met bevestiging in zoverre van de uitspraak van de
beklagrechter.

De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de hoogte van de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal ten aanzien van dat onderdeel van de uitspraak van de beklagrechter dan ook gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een lagere
tegemoetkoming vaststellen, namelijk € 10,=.

De beroepscommissie overweegt daarbij nog dat, waar namens klager om een hogere tegemoetkoming wordt verzocht, wordt miskend dat klager niet in beroep is gekomen tegen de beslissing van de beklagcommissie.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond voor zover het is gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter in zoverre.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de hoogte van de tegemoetkoming gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. P.C. Vegter, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 augustus 2010

secretaris voorzitter

Naar boven