Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0897/GA, 9 augustus 2010, beroep
Uitspraakdatum:09-08-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/897/GA

betreft: [klager] datum: 9 augustus 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 maart 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam-Overamstel, is klager gehoord.

De directeur van de p.i. Nieuwegein is niet ter zitting verschenen.

Op 23 juni 2010 heeft de directeur van de p.i. Nieuwegein telefonisch laten weten van klager te hebben vernomen dat de beroepscommissie op 16 juni 2010 het beroep ter zitting heeft behandeld. Door de directeur is gesteld dat hij de oproeping van 26 mei
2010 voor de zitting van 16 juni 2010 niet heeft ontvangen. Een afschrift van de oproeping voor de zitting is op 23 juni 2010 gemaild aan de directeur. Vervolgens heeft de directeur op laatstgenoemde datum verzocht om hem alsnog in de gelegenheid te
stellen om te reageren op het beroep.

Dit verzoek is gehonoreerd door het hoofd van de afdeling rechtspraak.

Aan klager en de directeur is een verslag van de zitting toegestuurd.

De directeur is in de gelegenheid gesteld om vóór 16 juli 2010 schriftelijk op het verslag te reageren.

Een reactie van klager is op 12 juli 2010 en een reactie van de directeur is op 15 juli 2010 op het secretariaat van de Raad ontvangen. Kopieën van de reacties zijn aan partijen toegestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. klagers advocatenpost is geopend en
b. door de invoering van het nieuwe dagprogramma zit klager nu vijf uur langer per week achter de deur en kunnen zijn kinderen hem niet meer bezoeken.
De beklagrechter heeft het beklag vermeld onder a. ongegrond verklaard en klager ten aanzien van het beklag vermeld onder b. niet-ontvankelijk verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt ter zitting als volgt toegelicht.
Met betrekking tot a:
Op de envelop van de advocaat, die door het personeel is geopend, stond op de voorkant duidelijk de naam van het advocatenkantoor en op de achterkant gestempeld: ‘van raadsvrouw aan cliënt’. Volgens de inrichting komt het heel weinig voor dat
geprivilegieerde post wordt geopend, maar zelfs een brief van de RSJ is opengemaakt. Hiervoor heeft klager wel een excuusbriefje ontvangen, maar niet voor het openen van de advocatenpost.
Toen klager naar de brief van zijn advocaat vroeg, werd alleen maar geantwoord dat ze niets hadden, terwijl ze de geopende brief aan de advocaat hadden teruggestuurd met het verzoek om de post op de juiste wijze aan te bieden.
Zijn raadsvrouw heeft hem gezegd dat de brief volgens de voorschriften is verstuurd. Klager heeft de brief zelf nooit gezien.
Met betrekking tot b:
Door invoering van het nieuwe dagprogramma zit klager nu vijf uur langer per week achter de deur. Hij heeft een whiplash. Tijdens de sport, waaraan hij niet kan meedoen, zit hij nu achter de deur. De fysiotherapeut heeft hem afgeraden om bijvoorbeeld
met gewichten te werken. Op doordeweekse dagen wordt iedere dag een uur sport aangeboden.
Op zich wordt er net voldaan aan het wettelijk minimum, maar klager gaat er vijf uur op achteruit. Ook qua bezoek gaat hij er op achteruit. Hij ontving iedere woensdagmiddag bezoek van zijn kinderen en dat is hij nu kwijt. De kinderen kunnen hem op de
huidige bezoektijd niet bezoeken.
Op zich begrijpt klager wel dat de directeur geen keus heeft en dat het gaat om landelijk project (optimalisering personele inzet), maar niet iedere gevangenis in Nederland voert het beleid uit. Het verbaast klager dat de directeur van de p.i.
Nieuwegein dit wel doet.
Voor de invoering van het nieuwe dagprogramma kon klager tijdens de sport rondjes op de luchtplaats lopen om in conditie te blijven.
Zijn gezin is inmiddels gewend aan het nieuwe dagprogramma, maar inmiddels is het dagprogramma opnieuw gewijzigd. Dit betekent dat zijn vrouw opnieuw haar vrije dag moet wijzigen.

In zijn schriftelijke reactie op het verslag van de zitting heeft klager het volgende aangevoerd:
Ter zitting is de vraag gesteld hoe klager anders in beweging bleef. Klager heeft hierop geantwoord dat hij dat deed door middel van rondjes lopen tijdens het luchten op de luchtplaats. Dit heeft niets van doen met het dagprogramma. Verzocht wordt om
deze passage in het verslag te wijzigen.
Gewezen wordt op de uitzending van Nova van 6 juli 2010 voor wat betreft het onderdeel ‘gevangenisbewaarders luiden de noodklok’. Hierin sprak de directeur gevangeniswezen over de toestanden en schrijnende tekorten binnen zijn kader.
Inmiddels heeft klager een nieuwe klacht ingediend. Het dagprogramma, dat nu van kracht is, is nog schrijnender dan het vorige.

De directeur heeft in beroep gepersisteerd bij het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt en met betrekking tot b. het volgende schriftelijk toegelicht.
Door klager is aangegeven dat er inrichtingen zijn die een dergelijk dagprogramma niet aanbieden. Dit is de verantwoordelijkheid van de directeuren van andere inrichtingen. De invoering van het OPI project heeft niet in alle inrichtingen gelijktijdig
plaatsgevonden. Dat zou kunnen verklaren dat er onderlinge verschillen zijn in het uitvoeren van een strikt celgebonden dagprogramma.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a. overweegt de beroepscommissie dat zij van oordeel is dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de betreffende brief evident afkomstig was van een geprivilegieerde afzender als vermeld in artikel 37, eerste lid onder i,
Pbw, waarbij wordt opgemerkt dat de beroepscommissie de betreffende brief niet is getoond. Zij zal het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter op dit punt bevestigen.

Ten aanzien van onderdeel b. overweegt de beroepscommissie dat het beklag is gericht tegen de toepassing ten aanzien van klager van een gewijzigde, voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende, regel en dat klager derhalve
ontvankelijk
is in zijn beklag. Daarbij heeft de beroepscommissie het beklag zo begrepen, dat het beklag uitsluitend gericht is tegen de insluiting van klager tijdens de voor de sport bestemde uren en de wijziging van zijn bezoektijdstip.
Door klager is gesteld dat hij om medische redenen niet kan deelnemen aan de sport en dat hij tijdens de vijf uren sport, die per week worden aangeboden, op cel is ingesloten. Dit is door directeur niet betwist.
In eerdere uitspraken van de beroepscommissie onder andere 99/123/GA d.d. 11 mei 1999, 06/9/GA d.d. 28 februari 2006 en 08/1314/GA d.d. 11 augustus 2008 heeft de beroepscommissie meermalen beslist dat gedetineerden, die niet deel kunnen nemen aan een
bepaalde activiteit, omdat zij om medische redenen niet in staat zijn om aan de activiteit deel te nemen niet tijdens de voor die activiteit bestemde uren mogen worden ingesloten. Door de directeur is niet betwist dat klager om medische redenen niet in
staat is aan het sporten deel te nemen. Nu niet is gebleken dat is onderzocht of aan klager gedurende de vijf uur die voor sporten gereserveerd zijn een andere activiteit kan worden aangeboden, zoals bijvoorbeeld het lopen van rondjes in de sportzaal,
acht de beroepscommissie het beroep op dit punt gegrond en zal zij in zoverre het beroep en het beklag gegrond verklaren. Ervan uitgaande dat klager vanaf februari 2010 sportactiviteitenuren heeft gemist zal zij aan klager een tegemoetkoming van € 70,=
toekennen.
Met betrekking tot het feit dat klager door de wijziging van het bezoekuur geen bezoek meer van zijn kinderen kan ontvangen, is de beroepscommissie van oordeel dat de wijziging zeer vervelend is voor klager, maar dat niet kan worden gesteld dat een en
ander onredelijk of onbillijk is of in strijd met de wet. De beroepscommissie zal op dit punt het beklag ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
Zij vernietigt ten aanzien van onderdeel b. de uitspraak van de beklagrechter, ontvangt klager alsnog in het beklag, verklaart het beklag ten aanzien van het bezoek van zijn kinderen ongegrond en verklaart het beklag ten aanzien van het achter de deur
zitten gedurende de sporturen gegrond. Zij kent klager ter zake een tegemoetkoming toe van € 70,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 9 augustus 2010

secretaris voorzitter

Naar boven