Onderwerp: Bezoek-historie

Besluit van 3 juli 2017, houdende vaststelling van de grondslag voor de bijdrage van zelfstandig bestuursorganen voor het gebruik van de voorziening Publicatieplatform voor uitvoeringscontent (Besluit bijdrage PUC)
Publicatiedatum:14-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Staatsblad
van het Koninkrijk der Nederlanden

Besluit van 3 juli 2017, houdende vaststelling van de grondslag voor de bijdrage van zelfstandig bestuursorganen voor het gebruik van de voorziening Publicatieplatform voor uitvoeringscontent (Besluit bijdrage PUC)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 april 2017, nr. 2017- 0000195422;

Gelet op artikel 21b, derde en vierde lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 11 mei 2017, no. W04.17.0112/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van (27 juni 2017, nr. 2017-0000261859);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

aangesloten bestuursorgaan:

een zelfstandig bestuursorgaan dat ingevolge een besluit van Onze Minister als bedoeld in artikel 21a van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen gebruik maakt van het PUC;

jaar:

kalenderjaar;

Kaderwet:

Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;

maatwerkaanpassingen:

specifieke aanpassingen van het PUC ten behoeve van een aangesloten bestuursorgaan;

Onze Minister:

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

PUC:

Publicatieplatform voor uitvoeringscontent, dat in stand wordt gehouden door Onze Minister.

Artikel 2 Eenmalige bijdrage en eenmalige compensatie

  • 1.. Aan een aangesloten bestuursorgaan dat ingevolge een besluit van Onze Minister als bedoeld in artikel 21a van de Kaderwet gebruik zal gaan maken van het PUC wordt in het jaar waarin Onze Minister dat besluit heeft genomen een bijdrage in rekening gebracht voor de onderzoeks- en migratiekosten, de kosten voor de inrichting van het PUC ten behoeve van dat aangesloten bestuursorgaan en bijkomende kosten.
  • 2.. Indien in enig jaar maatwerkaanpassingen zijn gedaan, worden de kosten hiervoor aan het desbetreffende aangesloten bestuursorgaan of naar evenredigheid aan de desbetreffende aangesloten bestuurorganen in rekening gebracht.
  • 3.. Indien in enig jaar maatwerkaanpassingen zijn gedaan die later aan de generieke componenten van het PUC zijn toegevoegd, worden de desbetreffende aangesloten bestuursorganen eenmalig gecompenseerd voor de kosten die ingevolge het tweede lid in rekening zijn gebracht.

Artikel 3 Structurele bijdrage

  • 1.. Aan een aangesloten bestuursorgaan wordt een bijdrage per jaar in rekening gebracht die bestaat uit:
    • a.een deel, dat betrekking heeft op de beheerkosten in het desbetreffende jaar voor de instandhouding van de generieke componenten van het PUC;
    • b.een deel, dat betrekking heeft op de beheerkosten in het desbetreffende jaar voor de instandhouding van maatwerkaanpassingen van het PUC ten behoeve van het aangesloten bestuursorgaan, en
    • c.een deel dat betrekking heeft op de kosten van het gebruik van het PUC door het aangesloten bestuursorgaan.
  • 2.. Het deel van de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, onder a, bedraagt de in het desbetreffende jaar verwachte totale beheerkosten voor de instandhouding van de generieke componenten, gedeeld door het totaal aantal aangesloten bestuursorganen en andere organisaties die in dat jaar gebruik maken van het PUC. Voor de bepaling van het aantal organisaties dat in een jaar gebruik maakt van het PUC, telt een organisatie die slechts een gedeelte van het jaar gebruik maakt van het PUC slechts naar evenredigheid mee. Voor de toepassing van dit lid, vangt het gebruik van het PUC aan op de dag waarop het PUC in productie wordt opgeleverd ten behoeve van de desbetreffende organisatie.
  • 3.. Het deel van de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, onder b, bedraagt per maatwerkaanpassing waarvan het aangesloten bestuursorgaan gebruik maakt de in het desbetreffende jaar verwachte totale beheerkosten voor de instandhouding van die maatwerkaanpassing, gedeeld door het totaal aantal aangesloten bestuursorganen en andere organisaties die in dat jaar gebruik maken van die aanpassing. Voor de bepaling van het aantal organisaties dat in een jaar gebruik maakt van de maatwerkaanpassing, telt een organisatie die slechts een gedeelte van het jaar daarvan gebruik maakt slechts naar evenredigheid mee.
  • 4.. Het deel van de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt vastgesteld op basis van de omvang van het gebruik van het PUC door het aangesloten bestuursorgaan.

Artikel 4 Aanleveren gegevens

Een aangesloten bestuursorgaan verstrekt ieder jaar uiterlijk op 31 juli aan Onze Minister gegevens met betrekking tot het in het volgende jaar verwachte gebruik van het PUC.

Artikel 5 Vaststelling bijdrage

  • 1.. Onze Minister stelt ieder jaar op uiterlijk 30 september voor het volgende jaar voor elk aangesloten bestuursorgaan de bijdrage voorlopig vast op basis van de verwachte beheer- en gebruikskosten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, b en c.
  • 2.. Aan een aangesloten bestuursorgaan wordt ieder kwartaal een voorschot in rekening gebracht op basis van de voor dat bestuursorgaan voorlopig vastgestelde bijdrage.
  • 3.. Onze Minister stelt de bijdrage voor elk aangesloten bestuursorgaan na afloop van het jaar definitief vast op basis van de werkelijke beheer- en gebruikskosten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, b en c.
  • 4.. De definitieve bijdrage wordt voor zover mogelijk verrekend met de voorlopige bijdrage voor het desbetreffende jaar of met de voorlopige bijdrage voor het volgende jaar.

Artikel 6

Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de vaststelling en de betaling van het voorschot en de bijdrage.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2016.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bijdrage PUC.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbij behorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Wassenaar,
3 juli 2017
Willem-Alexander
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A.
Plasterk
Uitgegeven de veertiende juli 2017
De Minister van Veiligheid en Justitie,
S.A.
Blok

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Artikel 21a Kaderwet zelfstandige bestuursorganen

Op grond van artikel 21a van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (hierna: Kaderwet) kan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) bij ministerieel besluit bepalen dat een zelfstandig bestuursorgaan dat geen onderdeel uitmaakt van de Staat (dus een zelfstandig bestuursorgaan met eigen rechtspersoonlijkheid) gebruik maakt van een rijksbrede infrastructurele voorziening; dit is een voorziening die in stand wordt gehouden door een ander bestuursorgaan van de centrale overheid en die wordt ingezet ter uitvoering van de taak van een of meer bestuursorganen van de centrale overheid.

De Minister van BZK heeft op 27 juni 2016 op grond van artikel 21a van de Kaderwet besloten dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) met ingang van 1 juli 2016 gebruik zal maken van het Publicatieplatform voor uitvoeringscontent (PUC). De verwachting is dat de minister in de loop van 2017 ook ten aanzien van andere zelfstandige bestuursorganen een dergelijk besluit zal nemen.

Ingevolge artikel 21b, derde lid, van de Kaderwet moet bij algemene maatregel van bestuur de grondslag worden vastgesteld van de bijdrage die de zelfstandige bestuursorganen verschuldigd zijn voor het gebruikmaken van een rijksbrede infrastructurele voorziening. Ook worden op grond van artikel 21b, vierde lid, van de Kaderwet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over vaststelling en betaling van die bijdrage. In het onderhavige besluit is de grondslag van de bijdrage voor de aansluiting van zelfstandige bestuursorganen bij het PUC vastgelegd en wordt voorzien in een delegatiegrondslag voor nadere regels omtrent de vaststelling en de betaling van de bijdrage.

In het besluit wordt onderscheid gemaakt tussen een eenmalige en een structurele bijdrage. Dit is nader uiteengezet in de toelichting op de artikelen 2 en 3.

Dit besluit ziet op het aanbieden van diensten door een bestuursorgaan (de Minister van BZK) aan zelfstandige bestuursorganen die samenhangen met de uitvoering van publiekrechtelijke taken van die zelfstandige bestuursorganen. Consequentie daarvan is dat ingevolge artikel 25h, tweede lid, van de Mededingingswet, hoofdstuk 4b van die wet niet van toepassing is op deze activiteiten. Dit laat overigens onverlet dat integrale kostendoorberekening wel het uitgangspunt vormt bij het bepalen van de bijdragen die elk van de aangesloten zelfstandige bestuursorganen op grond van dit besluit verschuldigd zullen zijn.

PUC

Het PUC is een publicatiesysteem voor overheidsorganisaties voor formele overheidsinformatie die zaakoverstijgend is en vastgesteld is voor gebruik in de uitvoeringsprocessen van de overheid. Het is een systeem, waarin overheidsorganisaties zelf uitvoeringsinformatie kunnen publiceren en redigeren voor zowel intern als extern gebruik. Hierbij moet worden gedacht aan bijvoorbeeld beleidsregels, handboeken, werkinstructies en berichten. PUC bestaat uit een «generiek» platform dat de basis vormt voor alle PUC-systemen, dat kan worden uitgebreid met maatwerkaanpassingen voor specifieke organisaties. Het systeem bevat overigens geen persoonsinformatie, zodat geen specifieke privacywaarborgen vereist zijn.

Het systeem, dat is aan te merken als een voorziening in het kader van de rijksbrede infrastructuur, is ontwikkeld en wordt beheerd door KOOP. KOOP is onderdeel van de Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) en wordt in stand gehouden door de Minister van BZK voor het leveren van rijksbrede generieke diensten op het terrein van bedrijfsvoering, specifiek voor de publicatie van overheidsinformatie. Het PUC is overigens geen onderdeel van de zogenaamde generieke digitale infrastructuur van de overheid, dat het elektronische verkeer tussen overheidsorganen onderling en het elektronische verkeer tussen overheidsorganen en burgers en bedrijven betreft.

Met de aansluiting van zelfstandige bestuursorganen op het PUC wordt een juiste, eenduidige, snelle en effectieve uitvoering van wet- en regelgeving bevorderd. Dit is zowel in het belang van de burger als van de overheid in het algemeen en van het desbetreffende zelfstandige bestuursorgaan in het bijzonder. Een vrije en snelle toegang tot overheidsinformatie voor de burger en het delen van uitvoeringsinformatie door ketenpartners binnen de overheid dragen daartoe bij. De door PUC toegepaste open standaarden voor overheidsinformatie en het Linked Open Data Overheid concept voor het delen van overheidsinformatie zorgen ervoor dat overheidsinformatie zowel voor de burger als voor de medewerkers van de overheid beter vindbaar is. Met behulp van deze standaarden worden diverse bronnen van overheidsinformatie (wetten, beleid, rechtspraak, uitvoeringsregels) gekoppeld en op een eenduidige manier aan medewerkers, burgers en ketenpartners ter beschikking gesteld.

Door het gebruik van een deel van de rijksinfrastructuur dragen de zelfstandige bestuursorganen die op het PUC zijn aangesloten voorts bij aan een efficiëntere (compacte) overheid en daarmee tot lagere «total cost of ownership». Aansluiting op het PUC draagt bovendien bij aan het hergebruik van gegevens en open data.

Regeldruk

Het besluit dient ertoe de grondslag vast te leggen voor de bijdragen van de bij het PUC aangesloten zelfstandige bestuursorganen en het voorzien in een grondslag voor een ministeriële regeling waarin regels worden gesteld omtrent vaststelling en betaling van de bijdragen. Het besluit heeft daarmee als zodanig geen gevolgen voor de regeldruk.

Artikelsgewijs

Artikel 1
aangesloten bestuursorgaan

In dit besluit worden onder «aangesloten bestuursorganen» uitsluitend de zelfstandige bestuursorganen verstaan ten aanzien waarvan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op grond van artikel 21a van de Kaderwet heeft bepaald dat deze bij het PUC moeten aansluiten. Ook andere (rijks)overheidsorganisaties, die zelfstandige bestuursorganen zijn, kunnen gebruik maken van het PUC. Dit kunnen bijvoorbeeld zelfstandige bestuursorganen zonder eigen rechtspersoonlijkheid en agentschappen van ministeries zijn. In dit besluit worden zij aangeduid als «andere organisaties».

Artikel 2

In artikel 2 is de grondslag voor eenmalige bijdragen vastgelegd. Een eenmalige bijdrage wordt in ieder geval bij aanvang van de aansluiting op het systeem van het zelfstandig bestuursorgaan in rekening gebracht voor de startkosten die door KOOP voor die aansluiting gemaakt worden. Hierop ziet artikel 2, eerste lid. De startkosten betreffen in de eerste plaats de onderzoekskosten voor informatieanalyse. Op basis van de informatieanalyse wordt het systeem op maat voor het betrokken zelfstandig bestuursorgaan ingericht. Ook hieraan zijn kosten verbonden, die worden betrokken bij de vaststelling van de eenmalige bijdrage. Daarnaast moeten de gegevens van het aangesloten bestuursorgaan (de content) worden gemigreerd. Ook de kosten voor deze migratie worden in de eenmalige startbijdrage meegenomen. Ten slotte kan er sprake zijn van bepaalde bijkomende kosten die eenmalig worden gemaakt in de voorbereiding- en startfase, zoals kosten voor projectondersteuning en tijdelijke hosting.

Artikel 2, tweede lid, ziet op de situatie dat een reeds aangesloten zelfstandig bestuursorgaan buiten het generieke systeem een of meerdere specifieke maatwerkoplossingen heeft laten realiseren. Ook hiervoor wordt eenmalig een bijdrage in rekening gebracht. De situatie kan zich voordoen dat een maatwerkoplossing in overleg met andere aan het PUC deelnemende organisaties gezamenlijk tot stand is gebracht. In dat geval worden de maatwerkkosten naar evenredigheid over de desbetreffende partijen verdeeld.

Wanneer een maatwerkaanpassing naderhand aan het generieke platform wordt toegevoegd, wordt het aangesloten zelfstandig bestuursorgaan waaraan in verband met die aanpassing al een eenmalige bijdrage in rekening is gebracht, eenmalig gecompenseerd. Hiermee wordt voorkomen dat een zelfstandig bestuursorgaan dubbel bijdraagt aan een aanpassing. Hierop ziet artikel 2, derde lid.

Tevens zal het aangesloten zelfstandig bestuursorgaan waar nodig in detail afspraken maken met KOOP over de invulling van de dienstverlening en de wijze van vastlegging en communicatie ten einde de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen

Artikel 3

In artikel 3 is de grondslag vastgelegd voor de jaarlijks in rekening te brengen structurele bijdrage. Deze bijdrage betreft ten eerste de beheerkosten van zowel het generieke PUC platform als eventuele maatwerkaanpassingen (eerste lid, onderdelen a en b). Beheerkosten zijn bijvoorbeeld kosten voor functioneel, applicatief en technisch beheer om de voorziening in stand te houden. Ingevolge het tweede lid worden de generieke beheerkosten evenredig verdeeld over alle aan het PUC deelnemende organisaties. De beheerkosten voor een maatwerkaanpassing worden via de structurele bijdrage naar evenredigheid in rekening gebracht tussen alle organisaties die van de maatwerkaanpassing gebruik maken (derde lid).

De structurele bijdrage betreft ten derde de kosten voor het gebruik van het PUC door het aangesloten bestuursorgaan. Dit deel van de bijdrage wordt vastgesteld op basis van de omvang van het gebruik (artikel 3, vierde lid). De omvang van het gebruik wordt uitgedrukt in benodigde processorcapaciteit, werkgeheugen en servers. De bijdrage voor het gebruik van het PUC per aangesloten organisatie voor dit deel van de kosten wordt elk jaar bijgesteld op basis van een voorspelling van de toe- of afname van het gebruik.

Artikel 4

Artikel 4 regelt de termijn (uiterlijk 31 juli), waarbinnen de aangesloten bestuursorganen gegevens moeten aanleveren voor het volgende kalenderjaar. De gegevens betreffen de verwachte omvang het gebruik door het zelfstandig bestuursorgaan van het PUC: de hoeveelheid documenten en het aantal gebruiker.

Artikel 5

De bijdrage zal voorafgaand aan het desbetreffende jaar voorlopig worden vastgesteld aan de hand van de verwachte beheer- en gebruikskosten. Op basis van de raming zal gedurende het jaar ieder kwartaal een voorschotbijdrage gevraagd worden (artikel 5, tweede lid). De eindafrekening vindt plaats na afloop van het jaar op basis van het werkelijke kosten (artikel 5, derde lid).

Artikel 6

Dit artikel biedt de grondslag om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen met betrekking tot de vaststelling en de betaling van de bijdrage en het voorschot. Hierbij moet onder meer gedacht worden aan bepalingen omtrent de voorlopige vaststelling van de bijdrage voorafgaand aan het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft (op basis van de verwachte gebruiksomvang) en de definitieve vaststelling (op basis van de werkelijke gebruiksomvang). Waarschijnlijk zal voor ieder aangesloten zelfstandig bestuursorgaan een afzonderlijke ministeriële regeling worden vastgesteld.

Artikel 7

Zoals vermeld in het algemeen deel van deze nota van toelichting heeft de Minister van BZK op grond van artikel 21a, eerste lid, van de Kaderwet besloten dat de SVB met ingang van 1 juli 2016 gebruik zal maken van het PUC. In verband daarmee is aan het besluit tot en met die datum terugwerkende kracht verleend. Deze terugwerkende kracht is belastend voor de SVB, maar de minister heeft zijn besluit genomen op verzoek van de SVB zelf. De SVB was er reeds vóór de indiening van dat verzoek mee bekend, dat voor de aansluiting op het PUC bijdragen in rekening worden gebracht voor zowel structurele als eenmalige kosten. De terugwerkende kracht geldt ook ten aanzien van andere zelfstandige bestuursorganen dan de SVB voor zover die ook vóór de inwerkingtreding van deze algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 21a van de Kaderwet gebruik zullen maken van het PUC.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A.
Plasterk
Naar boven