Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1705/SGA, 26 juni 2009, schorsing
Uitspraakdatum:26-06-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/1705/SGA

Betreft: [klager] datum: 26 juni 2009

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoekster te noemen, verblijvende in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i) van de locatie Amerswiel te Heerhugowaard.

Verzoekster vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voornoemde z.b.b.i. van 23 juni 2009, inhoudende de intrekking van een dag van het regimaire
weekeindverlof, ingaande op 26 juni 2009 om 16.15 uur en eindigend op 27 juni 2009 om 16.15 uur, wegens – kortweg – ontslag door de werkgever.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 26 juni 2009. De secretaris van de beklagcommissie heeft aangegeven dat daar nog geen klaagschrift van verzoekster is ontvangen.

1. De standpunten van verzoekster en van de directeur
Verzoekster heeft – voor zover in het kader van de beoordeling van het schorsingsverzoek van belang – aangevoerd dat zij op vrijdag 19 juni 2009 normaal heeft gewerkt bij haar werkgever. Op 22 juni 2009 heeft zij zich ziek gemeld. De medische dienst
heeft dit doorgegeven aan de werkgever. Aan het einde van die ochtend heeft de werkgever doorgegeven dat verzoekster ontslagen was omdat zij niet goed functioneerde. Verzoekster begrijpt dat niet. Zij is ziek geworden door de omstandigheden waaronder
zij de werkzaamheden bij haar werkgever moet verrichten. Verzoekster begrijpt niet waarom zij nu disciplinair gestraft wordt. Voor zover zij heeft begrepen mag iemand die zich ziek heeft gemeld, niet worden ontslagen. Verzoekster heeft tegen de
beslissing van de directeur een klaagschrift ingediend bij de beklagcommissie.

De directeur heeft – voor zover in dit kader van belang – onder meer het volgende naar voren gebracht. Verzoekster is op maandag 22 juni 2009 ontslagen door haar werkgever omdat zij slecht presteerde. Zij had zich die ochtend ziek gemeld en is niet
naar
haar werkgever gegaan. Normaal gesproken wordt een ontslagen gedetineerde teruggeplaatst naar de inrichting van herkomst. Omdat dit voor verzoekster zou betekenen dat zij dan zou moeten worden teruggeplaatst naar een inrichting met een b.b.i.-regime,
heeft de directeur in dit geval anders besloten. Bij wijze van disciplinaire straf is één dag van het weekeindverlof ingetrokken. Met verzoekster is afgesproken dat zij op zoek gaat naar een nieuwe werkgever.

2. De beoordeling
De secretaris van de beklagcommissie heeft aangegeven dat daar nog geen klaagschrift van verzoekster is ontvangen. Verzoekster heeft aangegeven een klaagschrift te hebben gezonden aan de beklagcommissie. Nu het de voorzitter ambtshalve bekend is dat
het
enige tijd is alvorens vanuit een penitentiaire inrichting verzonden post ter bestemde plaatse wordt ontvangen, acht hij het vooralsnog aannemelijk dat verzoekster een klaagschrift heeft ingediend tegen de bestreden beslissing van de directeur.
Verzoekster is daarom ontvankelijk in haar verzoek.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is, dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen wordt – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – onvoldoende aannemelijk dat de directeur zelfstandig nader onderzoek heeft gedaan naar de juistheid van de door de werkgever aangevoerde reden voor
het ontslag van verzoekster. Dat geldt temeer nu zieke werknemers bijzondere bescherming genieten in het kader van het ontslagrecht. Nu er onvoldoende onderzoek is gedaan, kan – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – niet worden
gezegd dat het ontslag aan klaagsters functioneren te wijten is geweest. Daarmee vervalt de grond voor het opleggen van een disciplinaire straf. Gelet op het vorenstaande zijn er termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang.

Aldus gegeven door mr. J.I.W.M. Bartelds, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 26 juni 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven