nummer: 09/1986/GA
betreft: [klager] datum: 7 december 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 8 juli 2010 (de beroepscommissie leest: 8 juli 2009) van de beklagcommissie bij de verslaafdenbegeleidingsafdeling Demersluis,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie hield zitting op 11 november 2009 in de Penitentiaire Inrichtingen (P.I.) Amsterdam.
Klager is niet ter zitting verschenen, naar later bleek omdat de uitnodiging naar de P.I. was gezonden, terwijl klager sedert 13 augustus 2009 in vrijheid is. Van klager is volgens een recent overzicht (d.d. 18 november 2009) van de gemeentelijke
basisadministratie geen vaste woon- of verblijfplaats bekend. Gelet op alle omstandigheden ziet de beroepscommissie ervan af door nader onderzoek klagers adres te achterhalen teneinde hem te kunnen oproepen voor een zitting.
De directeur van de verslaafdenbegeleidingsafdeling Demersluis is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens het inleveren van waterige urine, zodat het gebruik van drugs niet herleid kan worden. Aangezien niet aangetoond kan worden dat klager geen drugs heeft
gebruikt, wordt klager bestraft als heeft hij harddrugs gebruikt.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Klager vindt het onterecht dat hij is gestraft, omdat hij niets heeft gebruikt. Door uitdroging ten gevolge van zijn ziekte moest hij veel water drinken om normaal te kunnen functioneren.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Vast staat dat klager een laag kreatininegehalte had. Vast staat ook dat klager vanwege een medische aandoening en doordat hij uitdrogingsverschijnselen had vertoond veel moest drinken, hetgeen bij de directeur bekend was. De directeur heeft tegenover
de beklagcommissie verklaard dat ten tijde van de binnenkomst van klager de regel gold dat urinecontroles niet werden aangezegd.
Uit het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, kan niet worden geconcludeerd dat klager veel is gaan drinken teneinde invloed uit te oefenen op de uitslag van de urinecontrole. Aan het (niet onderbouwde) standpunt van de directeur (in
de beklagfase) dat voor een uitslag als in het onderhavige geval het drinken van 12 liter water noodzakelijk is, wordt voorbijgegaan nu uit algemeen toegankelijke informatie als de zogenaamde Drugsinformatiemap van het deltalab naar voren komt dat het
drinken van 500 ml water reeds van invloed is op de uitslag. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.
Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 7 december 2009
secretaris voorzitter