Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1358/GV, 24 juli 2009, beroep
Uitspraakdatum:24-07-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1358/GV

betreft: [klager] datum: 24 juli 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 mei 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. N.A. Heidanus, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De Staatssecretaris heeft aangegeven dat het Openbaar Ministerie (OM) negatief heeft geadviseerd omdat confrontatiegevaar met het slachtoffer aanwezig is en omdat het slachtoffer zich daarbij
zeer onprettig voelt. Aangegeven wordt dat de kans aanwezig is dat klager het slachtoffer zal opzoeken in verband met een hem opgelegde schadevergoedingsverplichting. Tenslotte wordt ook nog gewezen op het gevaar voor recidive. Klager kan zich daar
niet
mee verenigen. Volgens klager is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. Er wordt slechts aangegeven dat er sprake is van een negatief advies van het openbaar ministerie en dat er kans bestaat op recidive. De kans op slachtofferconfrontatie
wordt door klager niet aanwezig geacht omdat klager niet voornemens is contact op te nemen met het slachtoffer. Weliswaar is aan klager een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, maar daaruit kan geen gevaar voor slachtofferconfrontatie worden afgeleid.
Klager dient zijn verplichting immers te voldoen aan justitie en niet aan het slachtoffer. Hij heeft dus geen reden dat slachtoffer op te zoeken. Indien het gevaar van slachtofferconfrontatie wel aannemelijk mocht worden geacht, kan dat gevaar worden
ondervangen door het opnemen van een bijzondere voorwaarde bij het verlof, te weten een verbod om zich in de woonplaats van het slachtoffer te begeven. Voorts heeft de Staatssecretaris aangegeven dat de aard van de door klager gepleegde delicten en
klagers strafblad geen vertrouwen geven in een goed verloop van het verlof. Dit is door de Staatssecretaris niet nader onderbouwd. Klager heeft zich tijdens detentie goed gedragen en er zijn geen incidenten geweest. Klager verzoekt om het beroep
gegrond
te verklaren, met toekenning van een financiële tegemoetkoming voor de tijd dat hem verlof is onthouden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 26 mei 2009 is een reactie gegeven op een ongemotiveerd beroepschrift van klager. Omdat klager niet aangaf tegen welke beslissing het beroep was gericht, was het moeilijk die beslissing te motiveren. Eerst op 6 juli 2009 bleek dat het beroep was
gericht tegen de afwijzende beslissing op een verzoek om algemeen verlof. Op grond van ongewenst confrontatiegevaar, gebaseerd op gevoelens en de woonplaats van het slachtoffer, de aard van het door klager gepleegde delict en de staat van klagers
recidive, heeft het OM een negatief advies uitgebracht. Het OM heeft overigens aangegeven dat het slachtoffer na klagers ontslagdatum zal worden ingelicht omtrent zijn vrijlating. Gelet op de omstandigheid dat klager zijn verlof wenst door te brengen
in
de woonplaats van het slachtoffer, wordt ongewenst confrontatiegevaar aanwezig geacht. Daarnaast blijkt uit het uittreksel van klagers documentatie, dat hij recidive heeft op het gebied van geweldsmisdrijven.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Norgerhaven heeft aangegeven dat het gedetineerdenberaad positief heeft geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Assen heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het verlenen van verlof. Daarbij verwijst de officier van justitie naar het risico van ongewenste confrontatie met het slachtoffer van het door
klager gepleegde misdrijf. Daarbij wordt aangegeven dat er bij dat slachtoffer nog steeds angst bestaat..
De politie Assen heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een verlof van klager in die gemeente.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vierentwintig maanden met aftrek, wegens poging doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 27 november 2009.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal drie verlofaanvragen indienen.

Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen omdat de Staatssecretaris het advies van de officier van justitie, daarbij mede in aanmerking nemend dat klager blijkens het uittreksel van zijn justitiële documentatie vaker terzake van geweldsdelicten met
politie en justitie in aanraking is geweest, zwaar heeft laten wegen. Voorop dient te worden gesteld dat bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen het individuele belang van de aanvrager van
dat verlof en de algemene belangen van (onder meer) orde, rust en veiligheid in de samenleving. Gevaar voor confrontatie met het slachtoffer van een delict is een van die (in de wet vastgelegde) algemene belangen. Indien een verlofaanvraag wordt
afgewezen op grond van dat gevaar, is het - in het kader van een zorgvuldige belangenafweging – van belang dat dit gevaar nader feitelijk wordt onderbouwd. Zo zal de omstandigheid dat het slachtoffer en de aanvrager van het verlof in dezelfde
woonplaats wonen, de afstand tussen het verlofadres en de verblijfplaats van het slachtoffer, de omvang van die woonplaats en feitelijke pleegplaats van het delict daarbij een rol spelen. Nu een dergelijke onderbouwing ontbreekt in het advies van het
openbaar ministerie, is onvoldoende aannemelijk geworden dat dit – op zich ongewenste – confrontatiegevaar niet kan worden ondervangen door bijvoorbeeld het, in het kader van – bijvoorbeeld – een bijzondere voorwaarde, opleggen van een contactverbod
voor klager met het slachtoffer. De omstandigheid dat klager aan de Staat een geldbedrag moet betalen in het kader van een schadevergoedingsmaatregel, is onvoldoende zwaarwegend om – zonder enige nadere feitelijke onderbouwing van de vrees dat klager
daadwerkelijk voornemens is bij om het slachtoffer verhaal te halen – tot een afwijzing van het verzoek om algemeen verlof over te gaan. Het vorenstaande bezien in onderling verband en samenhang maakt dat de bestreden beslissing van de Staatssecretaris
moet worden geacht onvoldoende zorgvuldig te zijn genomen. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard, de bestreden beslissing zal worden vernietigd en aan de Staatssecretaris zal worden opgedragen om binnen twee weken na ontvangst van deze
uitspraak een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van deze uitspraak.

De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 juli 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven