Onderwerp: Bezoek-historie

‘Vechten tegen spoken in de mist’ revisited. Over opheffing van knelpunten bij veiligheidsonderzoeken voor vertrouwensfuncties.

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Voorwoord

1Door Professor. mr. A.E. (Jon) Schilder, Mr. dr. C.F. (Kees) Sparrius en Brigadegeneraal (bd) mr. J. P. (Jan Peter) Spijk MA2

 

Onder de titel ‘Vechten tegen spoken in de mist?’ verscheen begin 2013 in het Nederlands Juristenblad een artikel over (juridische) knelpunten bij de uitvoering van veiligheidsonderzoeken en bij de rechtsbescherming tegen de resultaten van die onderzoeken.3 De vraag in de titel suggereerde een onmogelijk te winnen strijd.4 Zo erg bleek het gelukkig niet, maar wel werd duidelijk dat er het nodige te verbeteren viel aan de rechtspositie van personen die voor hun (toekomstige) werk en inkomen afhankelijk zijn van een verklaring van geen bezwaar. Een deel van deze personen treft geen enkel verwijt dat zij geen vertrouwensfunctie (meer) mogen vervullen. De auteurs signaleerden verschillende knelpunten en deden aanbevelingen om deze op te heffen.

Inmiddels zijn we bijna vier jaar verder. Wat is de stand van zaken? Is de rechtspositie van de betrokkenen erop vooruitgegaan? We zullen deze vragen beantwoorden en daarbij ook ingaan op nieuwe ontwikkelingen op het terrein van de veiligheidsonderzoeken bij het ministerie van Defensie, waar zo’n 50.000 medewerkers afhankelijk zijn van een verklaring van geen bezwaar.

1 Knelpunten

De auteurs onderscheidden destijds drie categorieën knelpunten:

  • de informatievoorziening over veiligheidsonderzoeken;
  • de inhoud en toepassing van beleidsregels;
  • processuele knelpunten. 

1.1 Informatievoorziening over veiligheidsonderzoeken

Om welk knelpunt ging het hier? Een veiligheidsonderzoek is een ingrijpende aangelegenheid, waarvan voor de betrokkene veel  afhangt. Voordat iemand zich daaraan onderwerpt, moet het daarom duidelijk zijn wat dit onderzoek inhoudt en welke risicofactoren de gewenste uitkomst in de weg kunnen staan. Om die reden is de werkgever die een werknemer aanmeldt voor een veiligheidsonderzoek verplicht hem te informeren over de noodzaak van het veiligheidsonderzoek, de inhoud en de mogelijkheid van herhaalonderzoeken.5 De werkgever kan evenwel alleen aan deze informatieplicht voldoen als de AIVD of de MIVD hem adequaat informeert. En dat bleek niet altijd te gebeuren. Een aantal beleidsregels was onvolledig en sterk verouderd6 en er was geen schriftelijke opgave van de landen waarmee de AIVD en de MIVD geen gegevens uitwisselen met het oog op veiligheidsonderzoeken. Daardoor was met name het beleid in gevallen dat ten tijde van het veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens beschikbaar waren, onvoldoende inzichtelijk.7

 

1.2 Inhoud en toepassing van beleidsregels

Het tweede destijds gesignaleerde knelpunt betrof de nogal rigide toepassing van beleidsregels. Behalve over de gevallen waarin onvoldoende gegevens beschikbaar zijn voor een veiligheidsonderzoek, handelen deze regels over de waardering van justitiële gegevens. De auteurs hadden niet zozeer kritiek op de inhoud van deze beleidsregels, alswel op het feit dat de minister bij de toepassing hiervan onvoldoende rekening houdt met bijzondere omstandigheden. 

1.3 Processuele knelpunten en verbetervoorstellen

In ‘Vechten tegen spoken in de mist?’ ging het ook over de spanning tussen een eerlijke procesgang en de geheimhouding van bronnen, kennisniveau en werkwijzen van de AIVD en de MIVD. De auteurs erkennen dat deze spanning inherent is aan het karakter van de procedure, maar menen dat er toch met betrekkelijk eenvoudige maatregelen de nodige winst te boeken valt. Zo stellen zij voor om geluidsopnames te maken van de gesprekken van veiligheidsonderzoekers met betrokkenen, referenten en informanten en om deze personen het recht te geven tot correctie van de verslagen van de met hen gevoerde gesprekken. Het meest ingrijpende verbetervoorstel is de introductie van een speciale advocaat die zelf een veiligheidsonderzoek heeft ondergaan en kennis mag nemen van geheim te houden informatie over zijn cliënten.

2 Recente ontwikkelingen

2.1 Beleid bij onvoldoende gegevens

We staan nog even stil bij het probleem van de ‘onvoldoende gegevens’. Wanneer een (beoogde) vertrouwensfunctionaris of zijn partner langer dan drie maanden in het buitenland heeft verbleven, zijn de AIVD en de MIVD afhankelijk van informatie van een collega-dienst. Alleen deze kan de benodigde naslag doen in het land waar de betrokkene of zijn partner verbleef. De gegevensuitwisseling op dit terrein is een van de meest vergaande vormen van samenwerking tussen inlichtingendiensten.8 Die komt alleen tot stand wanneer een buitenlandse inlichtingendienst voldoet aan strenge voorwaarden. Zo moet zo’n dienst democratisch zijn ingebed, de mensenrechten respecteren, gegevens van voldoende kwaliteit verzamelen en zorgvuldig omgaan met vertrouwelijke gegevens.9

Dat zijn strenge eisen, maar er komt nog meer bij kijken: de AIVD stelt sinds kort de aanvullende voorwaarde dat de investering in de gegevensuitwisseling met een buitenlandse inlichtingendienst voldoende moet ‘renderen’. Vooralsnog ontbreekt een beoordelingskader voor deze voorwaarde, maar er wordt in elk geval niet aan voldaan als de gegevensuitwisseling slechts betrekking heeft op een enkel veiligheidsonderzoek per jaar. Het gevolg van dit alles is dat met veel landen in de wereld de vereiste samenwerkingsrelatie ontbreekt.

Bij gebrek aan gegevensuitwisseling met een buitenlandse inlichtingendienst behoeven de AIVD en de MIVD volgens vaste jurisprudentie ook geen aanvullende inspanningen te leveren om gegevens te verkrijgen.10 De betrokkene staat dan meestal machteloos; het overleggen van bijvoorbeeld buitenlandse verklaringen omtrent het gedrag of diplomatieke documenten heeft weinig zin. Beide diensten beschouwen deze verklaringen of documenten niet als gelijkwaardig aan de uitkomsten van een daadwerkelijk veiligheidsonderzoek.11

Een wat langer verblijf in het buitenland, voor welk doel dan ook, kan dus later een negatief   –  soms desastreus –  effect hebben op iemands carrièreverloop. Met name binnen het ministerie van Defensie – met zoals gezegd 50.000 vertrouwensfunctionarissen in dienst – plukte men de wrange vruchten van dit beleid.

2.2 Versoepelingen van het ‘beleid bij onvoldoende gegevens’ bij Defensie

Omdat dit beleid in toenemende mate op gespannen voet leek te staan met de toegenomen internationalisering van de opleidings-, arbeids- en relatiemarkt, heeft het ministerie van Defensie dit op enkele punten versoepeld. Zo:

  • wordt dit beleid niet tegengeworpen aan Defensieambtenaren of rijksambtenaren die voor hun werk in het buitenland zijn geplaatst;
  • geldt een beperkte uitzondering voor wie maximaal een jaar voor studie, stage, werk voor een niet-gouvernementele organisatie of toeristische doeleinden in het buitenland is geweest of maximaal drie jaar uitgezonden is geweest door een Nederlandse multinational of een internationale organisatie. Deze personen mogen niet hebben verbleven in een risicoland of aandachtsgebied van de AIVD of de MIVD en komen niet in aanmerking voor een verklaring van geen bezwaar van het hoogste veiligheidsmachtigingsniveau (A of E).

Hoewel deze versoepelingen zijn opgenomen in de toelichting op artikel 5 van de per 1 november 2013 herziene Beleidsregel12, zijn zij binnen de Defensieorganisatie niet algemeen bekend.

 

Welke landen?

Ook is niet algemeen bekend – en dit knelpunt geldt ook nog steeds voor veiligheidsonderzoeken in de civiele sector – met welke landen de AIVD en de MIVD geen gegevens uitwisselen met het oog op veiligheidsonderzoeken, omdat een gepubliceerde lijst van deze landen ontbreekt.13 Voor velen komt een weigering of intrekking van een verklaring van geen bezwaar wegens onvoldoende gegevens dan ook als een complete verrassing. In 2013 is het aantal van deze weigeringen en intrekkingen door de MIVD ten opzichte van 2012 vrijwel verdubbeld van 22 tot 42. Deze ontwikkeling is grotendeels toe te schrijven aan een toename van het aantal weigeringen en intrekkingen wegens onvoldoende gegevens over een partner.14

 

Tijdelijke maatregel

Deze toename leidde begin 2015 tot de ontwikkeling van de Tijdelijke voorziening bij intrekking van de VGB in verband met onvoldoende gegevens over de partner.15 Op grond van deze voorziening kon een Defensiemedewerker wiens verklaring van geen bezwaar is ingetrokken wegens onvoldoende gegevens over zijn partner, maximaal vijf jaar werk doen waarvoor geen verklaring van geen bezwaar is vereist (zodat gedurende die periode voldoende gegevens over een in Nederland woonachtige partner zouden kunnen worden verkregen).16

 

Structurele maatregel

Per 1 februari 2016 is de tijdelijke voorziening vervangen door de herintroductie van het (lagere) veiligheidsmachtigingsniveau C voor militairen en is het onderzoek naar de partner vervallen bij veiligheidsonderzoeken van dit niveau.17 Door deze maatregelen, aanbevolen door de verderop te bespreken Evaluatiecommissie beleidsregel veiligheidsonderzoeken Defensie, zijn in de Defensieorganisatie mogelijkheden ontstaan om militairen wier verklaring van geen bezwaar uitsluitend is ingetrokken wegens onvoldoende gegevens over hun partner, te herplaatsen. Voor burgerlijke Defensieambtenaren bestonden dergelijke mogelijkheden al. Daardoor is de tijdelijke voorziening overbodig geworden.

 

relaties1

2.3 Rechterlijke beoordeling van het beleid over justitiële gegevens

Een ander knelpunt betrof een te rigide toepassing van beleidsregels. Een belangrijke uitspraak in dit verband is die van de AB RvS van 30 maart 2016.18 Daarin oordeelt de Afdeling dat het beoordelingskader van artikel 2 lid 3 van de Beleidsregel Veiligheidsonderzoeken Defensie te beperkt is. Zij voegt de volgende aspecten toe:

  • de in het geding zijnde specifieke vertrouwensfunctie;
  • de omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd;
  • de vraag of de betrokkene nadien in aanraking is gekomen met politie of justitie;
  • de verstreken tijd sinds zijn onherroepelijke veroordeling;
  • zijn functioneren.

 

De uitspraak is opmerkelijk omdat de AB RvS hierin lijkt terug te komen op enkele eerdere uitspraken, volgens welke:

  • bij de beoordeling van strafbare feiten in een veiligheidsonderzoek de gegevens in het Centraal Justitieel Documentatieregister volstaan;19
  • de beoordeling van iemands functioneren los staat van de beoordeling van veiligheidsrisico’s in een veiligheidsonderzoek.20  

Deze jurisprudentie heeft belangrijke consequenties: waar tot voor kort bepaalde strafbare feiten vrijwel automatisch grond vormden voor weigering of intrekking van een verklaring van geen bezwaar, moet nu een extra toets plaatsvinden als dat relevant is en de betrokkene daarom verzoekt. Voor de rechtsbescherming van betrokkenen lijkt dit een belangrijke verbetering. Welke effecten deze nieuwe koers van de AB RvS in de praktijk zal hebben, is evenwel nog moeilijk te voorspellen.

2.4 Adviezen van commissies

Na het verschijnen van het eerder genoemde NJB-artikel, zagen twee rapporten het licht waarin eveneens aanbevelingen staan ter verbetering van de procedure van veiligheidsonderzoeken. Hierop gaan we hierna in.

2.4.1 Commissie-Dessens

Ter uitvoering van een motie van de Tweede Kamer om de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (hierna: Wiv 2002) te evalueren, is de Commissie evaluatie Wiv 2002 ingesteld (de zgn. Commissie-Dessens). In haar rapport van 2 december 2013 doet de commissie ook aanbevelingen over de uitvoering van de Wet veiligheidsonderzoeken. 21 In het kader van de intensivering van de samenwerking tussen de AIVD en de MIVD die de commissie voorstaat, beveelt zij de vorming aan van een gezamenlijke organisatie die de uitvoering van deze wet tot taak krijgt.22 Het kabinet heeft deze aanbeveling overgenomen en streeft ernaar dat deze organisatie operationeel is op 1 juli 2017.23

De commissie stelt verder een (ook in het NJB-artikel bepleite) maatregel voor om naast het inzagerecht een correctierecht van gegevens te introduceren.24 Dit is van wezenlijk belang voor de mogelijkheid tot correctie van passages in verslagen van gesprekken met veiligheidsonderzoekers.

2.4.2 Evaluatiecommissie beleidsregel veiligheidsonderzoeken Defensie

De Evaluatiecommissie beleidsregel veiligheidsonderzoeken Defensie moest de knelpunten in de uitvoering van deze beleidsregel in kaart brengen en hierover aanbevelingen doen die geen wetswijziging vereisen.25 Zij bracht haar rapport uit op 26 mei 2015, met aanbevelingen waarvan we de voor ons onderwerp meest relevante noemen.

 

Aantal vertrouwensfuncties

De commissie beveelt aan:

  • het beleid om alle militaire functies aan te wijzen als vertrouwensfuncties niet te veranderen, maar om voor militairen het veiligheidsmachtigingsniveau C te herintroduceren;
  • bij veiligheidsonderzoeken van dit niveau niet langer de partner te betrekken;
  • de beoordelingsperiode van deze onderzoeken terug te brengen tot vijf jaar.26

 

Het beleid over justitiële gegevens

Op dit moment wordt een verklaring van geen bezwaar geweigerd indien de in de Beleidsregel genoemde strafmaatgrenzen zijn overschreden.27 Deze grenzen, gehanteerd als valbijl, perken volgens de commissie de beleidsvrijheid zodanig in, dat geen sprake meer is van een gewogen, passende besluitvorming. Om dit euvel te verhelpen, adviseert zij:28

  • de grenzen voor zware straffen te verdubbelen in veiligheidsonderzoeken van de niveaus B en C;
  • deze grenzen niet langer als valbijl te hanteren;
  • de toetsingskaders voor zware en lichte strafbare feiten te integreren en bij beide soorten strafbare feiten altijd de commandant schriftelijk te raadplegen.

 

Het beleid bij onvoldoende gegevens

De politieke en maatschappelijke onrust over het beleid bij onvoldoende gegevens was een belangrijke aanleiding om de evaluatiecommissie in te stellen. Op dit terrein doet zij de volgende aanbevelingen:29

  • het verdubbelen van drie tot zes maanden van de periode van een verblijf in het buitenland waarbij het nog mogelijk is een veiligheidsonderzoek in te stellen;
  • bij een langer verblijf in een land waarmee geen gegevens worden uitgewisseld: zo mogelijk alternatieve gegevensbronnen benutten, zoals verklaringen omtrent het gedrag, diplomatieke documenten, documenten van werkgevers of immigratiediensten of gesprekken met de betrokkene of zijn partner;
  • betere voorlichting over reizen, partners en de consequenties daarvan, onder meer door de introductie van een online zelftest;
  • publicatie van het versoepelde beleid bij studie, stage, werk of reizen en van de niet-gerubriceerde lijst met risicolanden en aandachtsgebieden;
  • onderzoek naar een bredere introductie van een verklaring van geen bezwaar met beperkingen, ook voor niet-reservisten.

 

Financiële kwetsbaarheid

De commissie constateert dat er behoefte bestaat aan meer transparantie over de beoordeling van schulden. Welke rol deze precies spelen in een veiligheidsonderzoek, is voor de betrokkenen namelijk onvoldoende duidelijk. Zij doet daarom de aanbeveling om de criteria voor de bepaling van financiële kwetsbaarheid te publiceren en om de vraagstelling in de Staat van Inlichtingen te preciseren.

 

Duur procedure

Een aantal andere praktische aanbevelingen ziet op een verkorting van de besluitvormingsprocedure in veiligheidsonderzoeken, waaronder de rechtsbeschermingsprocedure tegen de intrekking/weigering van een verklaring van geen bezwaar.

 

Opvolging adviezen Evaluatiecommissie; relevantie voor de AIVD

De bovengenoemde aanbevelingen zien op de veiligheidsonderzoeken bij Defensie, maar de meeste zijn ook relevant voor de AIVD. Op het gebied van de waardering van justitiële gegevens, het beleid bij onvoldoende gegevens en de beoordeling van financiële kwetsbaarheid komt het toepasselijke beleid bij de AIVD en de MIVD namelijk grotendeels overeen. Vooralsnog is het evenwel wachten op de uitvoering van de meeste aanbevelingen van de Evaluatiecommissie. Dat is onder meer een consequentie van de uitvoering van het advies van de Commissie-Dessens om te komen tot een gezamenlijke (eenheid voor de) uitvoering van veiligheidsonderzoeken en een uniformering van de beleidskaders waarbinnen de AIVD en de MIVD nu opereren. Een dergelijke - alleen al vanuit logistiek oogpunt ingewikkelde - operatie vergt tijd. Volgens de minister van Defensie zal bij deze vernieuwing aandacht worden besteed aan de gedane aanbevelingen, waaronder die voor het te voeren beleid bij justitiële en onvoldoende gegevens. Wel heeft Defensie inmiddels indicatoren voor de beoordeling van financiële kwetsbaarheid opgesteld en zijn militaire functies van het veiligheidsmachtigingsniveau C aangewezen.30

 

3 Hoe verder?

De adviescommissies hebben zinvolle en ook praktisch uitvoerbare aanbevelingen gedaan. Dat er nog steeds knelpunten zijn die om een oplossing vragen, is in elk geval overtuigend aangetoond. Ook in de jurisprudentie is een aantal daarvan naar voren gekomen. Hoe nu verder?

3.1 Informatievoorziening over veiligheidsonderzoeken

Het advies van de Evaluatiecommissie Defensie bevestigt de gebrekkige informatievoorziening over het beleid bij onvoldoende gegevens en benoemt ook het gebrek aan transparantie van de criteria voor de beoordeling van financiële kwetsbaarheid. Zoals besproken, doet de Evaluatiecommissie aanbevelingen om deze knelpunten op te heffen. Zij levert daaraan ook een concrete bijdrage met de publicatie van de niet-gerubriceerde lijst met risicolanden en aandachtsgebieden. Daardoor wordt een driedeling duidelijk van landen waarmee:

  • geen gegevens worden uitgewisseld (de landen die op deze lijst voorkomen);
  • wel gegevens worden uitgewisseld (de EU-landen);
  • mogelijk geen gegevens worden uitgewisseld (de overige landen).

Hiermee is de inzichtelijkheid van het beleid bij onvoldoende gegevens aanzienlijk verbeterd. Toch valt er nog winst te boeken: van de landen die behoren tot de derde categorie is nog niet bekend gemaakt of daarmee gegevens worden uitgewisseld. Ook dat zou volgens ons moeten gebeuren.

3.2 Inhoud en toepassing van beleidsregels

In de besproken jurisprudentie zien we een bevestiging van het knelpunt van een te rigide toepassing van de beleidsregels. De Afdeling dwingt terecht tot een andere aanpak. Ook de Evaluatiecommissie benoemt dit als probleem en doet concrete aanbevelingen om niet alleen de toepassing van het beleid maar ook het beleid zelf te versoepelen. Wanneer deze aanbevelingen worden overgenomen in het te uniformeren beleid voor de AIVD en de MIVD, is het knelpunt van de inhoud en de toepassing van beleidsregels mogelijk opgeheven. Veel zal echter afhangen van de concrete uitvoering. 

3.3 Processuele knelpunten

Het advies van de Evaluatiecommissie gaat in op de duur van de procedure voor de intrekking van een verklaring van geen bezwaar en de daarmee samenhangende procedures, maar vooralsnog zijn op dit terrein geen concrete stappen gezet. Hier valt dus nog veel te winnen, waarbij de tegenstrijdige eisen van snelheid en zorgvuldigheid een gemakkelijke oplossing bemoeilijken.

Ook op het vlak van de eerder benoemde processuele aspecten, zoals de invoering van een correctiemogelijkheid op een gespreksverslag door de geïnterviewde, is nog weinig verbeterd.

4. Slot

De procedure van de veiligheidsonderzoeken kan zich verheugen in een duidelijk toegenomen belangstelling. Klagers over spoken in de mist zijn niet langer roependen in de woestijn. De Afdeling Bestuursrechtspraak heeft de bakens verzet: uit een veroordeling voor bepaalde strafbare feiten kan niet meer automatisch een veiligheidsrisico worden afgeleid. Uit het oogpunt van effectieve rechtsbescherming is dit winst.

Twee commissies hebben verder waardevolle aanbevelingen gedaan. Het is te hopen dat die gewicht in de schaal leggen bij de lopende herziening van het beleid in verband met de uniformering van de veiligheidsonderzoeken van de AIVD en de MIVD.

Op onderdelen is inmiddels vooruitgang geboekt. Zo is er nu meer zicht op de consequenties van een verblijf in het buitenland en is het aantal militaire functies waarvoor dit van belang is, verkleind. De publicatie van de lijst met ‘risicolanden’ is echter nog incompleet. Meer transparantie blijft dringend gewenst.

Ook valt nog een slag te maken met de in 2013 gesignaleerde processuele knelpunten. Geluidsopnames van gesprekken met veiligheidsonderzoekers en een recht tot correctie van gespreksverslagen zijn kleine stappen voor de diensten, maar grote stappen voor de justitiabelen.

En tot slot: ook het eerdere pleidooi voor een advocaat-vertrouwenspersoon die toegang heeft tot het complete dossier blijft onverminderd actueel. 

Naar boven