Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0431/TR, 10 juni 2009, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/431/TR

betreft: [klager] datum: 10 juni 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 19 januari 2009 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 mei 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot eerdere plaatsing in een tbs-inrichting afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij op 12 december 2007 onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 27 november 2007 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege
zal worden verpleegd.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 26 juni 2013. Klager komt vanaf 27 juni 2009 in aanmerking voor vervroegde tenuitvoerlegging van de tbs. Klager verblijft in de gevangenis De IJssel te
Krimpen
aan den IJssel.
Klager heeft op 2 maart 2008 een verzoek gedaan om eerdere plaatsing in een tbs-inrichting, welk verzoek door de Staatssecretaris is afgewezen op 19 maart 2008. Bij beslissing van 1 oktober 2008 (08/743/TR-II) heeft de beroepscommissie de beslissing
van
de Staatssecretaris vernietigd op de grond dat de voorgeschreven procedure van artikel 28 Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden niet was gevolgd, en is aan de Staatssecretaris opgedragen een nieuwe beslissing te nemen.
Bij brief van 19 januari 2009 heeft de Staatssecretaris klager meegedeeld dat volgens het advies van het hoofd van het penitentiair selectiecentrum geen indicatie bestaat om klager in afwijking van artikel 42, eerste lid, Penitentiaire maatregel (Pm)
eerder te plaatsen in een tbs-inrichting dan nadat een derde van de opgelegde vrijheidsstraf ten uitvoer is gelegd.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Het hoofd van het penitentiair selectiecentrum heeft advies over klager uitgebracht zonder hem ook maar een keer klinisch psychologisch onderzocht te hebben. Zij heeft haar advies gebaseerd op een kort telefonisch contact met de inrichtingspsycholoog.
Dit is niet voldoende om tot onderbouwing van het advies te komen.
Klager spreekt de inrichtingspsycholoog niet wekelijks. De indruk die mogelijk bestaat dat klager ‘redelijk goed’ functioneert, is slechts schijn. Klager heeft het zwaar in de periode waarin de verjaardagen van zijn kinderen en van zijn overleden
partner vallen. Zijn schuldgevoelens naar zijn kinderen, aan wie hij hun moeder heeft ontnomen, en zijn ex-schoonouders worden steeds heviger en zijn steeds moeilijker te dragen. Hij heeft vaker last van gedachten aan suïcide, waaraan hij zich moeilijk
kan onttrekken.
Het selectieadvies, dat bij de stukken is gevoegd, is grotendeels opgesteld in De Schie, en behelst dus weinig recente informatie over klager. Ook is die informatie gedeeltelijk onjuist, zoals de opmerkingen over aan klager opgelegde disciplinaire
straf
en de frequentie van bezoek.
Klager is moe gestreden en uitgeblust. Hij heeft zonder resultaat via de normale procedure geprobeerd om met voorrang in een tbs-inrichting geplaatst te worden. Komende zondag gaat hij in hongerstaking.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het advies van het penitentiair selectiecentrum voldoet aan de zorgvuldigheidseisen; de procedure van artikel 28 Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden is gevolgd. Met de onderhavige beslissing is voldoende uitvoering gegeven
aan de uitspraak van de beroepscommissie van 1 oktober 2008.
Gelet op de inhoud van het advies van het hoofd van het penitentiair selectiecentrum en de inhoud van het door de selectiefunctionaris verstrekte selectieadvies wordt geen reden gezien klager eerder dan de 1/3-datum in aanmerking te laten komen voor
plaatsing in een tbs-inrichting. Niet betwist wordt dat het hoofd van het penitentiair selectiecentrum haar advies heeft gebaseerd op informatie die is ingewonnen bij de inrichtingspsycholoog. Klager had sombere buien, maar nu gaat het redelijk goed.

4. De beoordeling
De Staatssecretaris heeft de bestreden beslissing genomen op basis van het advies van het penitentiair selectiecentrum van 7 januari 2009 en het door de selectiefunctionaris verstrekte selectieadvies van de gevangenis De IJssel van 18 december 2008.

De beroepscommissie is van oordeel dat met een dergelijke advisering in de regel is voldaan aan de in artikel 28 Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden voorgeschreven procedure. Noch uit die Regeling noch uit de toelichting daarop
valt af te leiden dat een nader psychologisch onderzoek moet worden verricht alvorens advies kan worden uitgebracht. Bij de tenuitvoerlegging van een opgelegde gevangenisstraf mag er immers van worden uitgegaan dat de gedetineerde detentiegeschikt is,
behoudens indien manifeste aanwijzingen voor het tegendeel bestaan. Indien die aanwijzingen bestaan, zal een diepgaander onderzoek moeten plaatsvinden alvorens de conclusie wordt getrokken dat voortduring van het verblijf in de gevangenis uit psychisch
oogpunt verantwoord is.

In de onderhavige zaak is volstaan met het inwinnen van summiere inlichtingen omtrent klagers psychische conditie door het penitentiair selectiecentrum bij de inrichtingspsycholoog. Het advies van de gevangenis De IJssel houdt niet veel meer in dan
dat,
voor zover bekend, klager in een goede geestelijke gesteldheid verkeert.
Klager heeft onweersproken gesteld zich moeilijk te kunnen onttrekken aan suïcidale gedachten en hij heeft in het recente verleden suïcidaal gedrag getoond, hetgeen bekend was bij de inrichting. Voorts is aannemelijk dat de ernstige lijdensdruk die hij
ervaart, niet duidelijk tot uiting komt in voor anderen, onder wie de inrichtingspycholoog, waarneembaar gedrag.
Onder deze omstandigheden en gelet op het feit dat de aan de adviezen ten grondslag gelegde informatie niet van recente datum lijkt te zijn, onvolledig is en niet lijkt te zijn gebaseerd op recente persoonlijke contacten met klager, had naar het
oordeel
van de beroepscommissie nader onderzoek (bij voorkeur door een psycholoog of een psychiater) moeten worden verricht en zijn de onderhavige adviezen onvoldoende onderbouwd om de bestreden beslissing te kunnen dragen.

De beroepscommissie zal het beroep materieel gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen en de Staatssecretaris opdragen binnen uiterlijk twee maanden na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.

De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op materiële grond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.

De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 juni 2009

secretaris voorzitter

Naar boven