Onderwerp: Bezoek-historie

Vreemdelingen die woonden aan boord van een zeeschip met een Nederlandse thuishaven (SB1335)
Geldigheid:09-03-2023 t/m Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Van 1 januari 1957 tot 1 juli 1989 bevatten de opeenvolgende Besluiten uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen een bepaling op grond waarvan vreemdelingen niet verzekerd waren, als zij deel uitmaakten van de bemanning van een zeeschip met een Nederlandse thuishaven en aan boord van dat schip woonden. Nederlanders die in een vergelijkbare positie verkeerden waren wel verzekerd.
 

Van 1 januari 1997 tot 1 januari 1999 werd een soortgelijk onderscheid gemaakt tussen Nederlanders en vreemdelingen als zij deel uitmaakten van de bemanning van een zeeschip met een Nederlandse thuishaven en aan boord van dat schip woonden. Nederlanders bleven verzekerd voor de volksverzekeringen als zij buiten Nederland werkten voor een in Nederland wonende of gevestigde werkgever. Vreemdelingen waren in die situatie niet verzekerd.
 

In beide tijdvakken werd dan ook een direct onderscheid naar nationaliteit gemaakt. Uit de uitspraak van de CRvB van 12 november 2020 blijkt dat het niet gerechtvaardigd is om dit onderscheid te laten doorwerken bij de vaststelling van het AOW-pensioen, als in de situatie van een betrokkene een voldoende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer tot stand is gekomen.

 

Tijdvakken in de periode 1 januari 1957 tot 1 juli 1989

Bij de beoordeling of een voldoende nauwe band tot stand is gekomen gedurende tijdvakken die liggen in de periode 1 januari 1957 tot 1 juli 1989, hanteert de SVB het volgende beleid.
 

De SVB gaat uit van het bestaan van een band met de Nederlandse rechtssfeer als zich in de situatie van de betrokkene een niet te verwaarlozen aanknopingspunt met het Nederlands recht voordoet. Van een dergelijk aanknopingspunt is in ieder geval sprake als de betrokkene:

  • werkt in Nederland;
  • woont in Nederland;
  • deel uitmaakt van de bemanning van een zeeschip met een Nederlandse thuishaven;
  • een Nederlandse uitkering ontvangt;
  • in dienstbetrekking staat tot een in Nederland wonende of gevestigde werkgever; of
  • onderworpen is aan de Nederlandse wetgeving.

 

De band met de Nederlandse rechtssfeer is onvoldoende nauw als deze slechts kort heeft bestaan. Om te bepalen of de band voldoende nauw is, kijkt de SVB naar de duur van de periode waarin de betrokkene deze band had. De SVB beoordeelt daarbij het tijdvak waarin de betrokkene als bemanningslid woonde en werkte aan boord van het zeeschip met een Nederlandse thuishaven en het tijdvak dat daar direct aan voorafging en daar direct op volgde. Zij onderscheidt de volgende situaties:

  • Als de betrokkene minder dan twee jaar een ononderbroken band met de Nederlandse rechtssfeer had, is geen voldoende nauwe band tot stand gekomen.
  • Als de betrokkene meer dan twee maar minder dan zes jaar een ononderbroken band met de Nederlandse rechtssfeer had, is in principe geen voldoende nauwe band tot stand gekomen, tenzij uit de overige feiten en omstandigheden blijkt dat een dergelijke band wel tot stand is gekomen.
  • Als de betrokkene tenminste zes jaar een ononderbroken band met de Nederlandse rechtssfeer had, is een voldoende nauwe band tot stand gekomen.

 

Als een voldoende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer tot stand is gekomen, laat de SVB artikel 2, sub j van KB 624 en daarmee vergelijkbare bepalingen buiten toepassing bij de berekening van de korting op grond van artikel 13 AOW.

 

Tijdvakken in de periode 1 januari 1997 tot 1 januari 1999

Naar aanleiding van het arrest van het EHRM van 16 september 1996 neemt de SVB aan dat doorwerking van het onderscheid naar nationaliteit in de periode 1 januari 1997 tot 1 januari 1999 nooit gerechtvaardigd is. Voor deze periode geldt daarom dat de SVB artikel 16 van KB 164 buiten toepassing laat bij de berekening van de korting op grond van artikel 13 AOW.

Naar boven