Wijzigingen in de Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven modulaire zorg 2026 (BR/REG-26124) ten opzichte van de Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven modulaire zorg 2025 (BR/REG-25130c):
Indexatie en tekstuele correcties
De beleidsregel is geactualiseerd voor het jaar 2026.
Er zijn enkele tekstuele correcties in deze beleidsregel doorgevoerd.
De loon- en materiële kosten van de beleidsregelwaarden bevatten de definitieve percentages 2025 en de voorschotpercentages 2026.Indien binnen de beleidsregelwaarde een nhc is opgenomen (zie bijlage 1), dan bevat de nhc de jaarlijkse index van 2,5%.Prestatiebeschrijving Dagbehandeling vg kind emg (H817)
In artikel 7 is de prestatieomschrijving Dagbehandeling vg kind emg H817 gewijzigd. Ter verduidelijking van de doelgroep is de tekst 'tot 18 jaar' toegevoegd aan de doelgroepbeschrijving. Voorheen werd de doelgroep alleen aangeduid met 'vg kind'.
Bijlagen en relaties bij deze beleidsregel
In de Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven modulaire zorg 2026 is het nummer van bijlage 2 (Onderbouwing beleidsregelwaarde per prestatie) gewijzigd in bijlage 1. Dit komt omdat bijlage 1 (Prestatiebeschrijvingen) per 2026 integraal in deze beleidsregel is opgenomen (zie artikel 7 Prestatiebeschrijvingen modulaire zorg en toelichting onderdeel Prestatiebeschrijvingen modulaire zorg). Iedere tabel met een prestatiebeschrijving wordt voorafgegaan door een kopje met de prestatienaam. Per tabel staat achter de naam van de prestatie om welke prestatiecode(s) het gaat.
Per 2026 zijn voormalige bijlage 3 (Verantwoordingsdocument Kostenonderzoek gzsp en Wlz mpt) en bijlage 4 (Verantwoordingsdocument onderbouwing maximumtarieven in de Beleidsregel Wet zorg en dwang) niet meer als bijlage bij deze beleidsregel opgenomen. Deze twee verantwoordingsdocumenten zijn als bijlagen terug te vinden bij Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven modulaire zorg 2025 (BR/REG-25130c).
Kostenonderzoek langdurige zorg (ggz wonen exclusief behandeling en ghz)
De NZa heeft een kostenonderzoek uitgevoerd naar de prestaties binnen de sector gehandicaptenzorg en sector geestelijke gezondheidszorg exclusief behandeling in de langdurige zorg. In deze beleidsregel zijn de herijkte beleidsregelwaarden opgenomen van de prestaties die op basis van dat kostenonderzoek zijn aangepast. Het betreft de dagbehandeling in de sectoren vg, lvg en lg; de vervoersprestaties; de prestaties Begeleiding individueel in uren (op prestatie H306 na) en de prestaties behandeling individueel (op prestaties H329, H335, H336 na).
Meer informatie over het kostenonderzoek binnen de sector gehandicaptenzorg en sector geestelijke gezondheidszorg exclusief behandeling in de langdurige zorg is terug te vinden in het document 'Verantwoordingsdocument kostenonderzoek langdurige zorg 2022-2026 '. Dit document is gepubliceerd op puc.overheid.nl/nza en tevens op deze site als relatie bij de beleidsregel vermeld.
Coördinatiekosten Levensloopaanpak
Het Ministerie van VWS heeft een opdracht gegeven om de bekostiging coördinatiekosten levensloopaanpak per 1 januari 2026 vorm te geven in de bekostiging van de zorg in natura van Wlz-cliënten. Het gaat om het vormgeven van een bekostiging van de coördinatiekosten die gepaard gaan bij het toepassen van de kwaliteitsstandaard van de 'ketenveldnorm levensloopfunctie en beveiligde zorg' die is opgenomen in het kwaliteitsregister van het Zorginstituut Nederland2. Voor 2026 werden deze kosten voor cliënten met een Wlz-indicatie o.a. via de Wet forensische zorg vergoed. De NZa heeft hiervoor de prestatie 'coördinatiekosten levensloopaanpak' (code H540) vastgesteld. Dit is een prestatie voor het bekostigen van coördinatiekosten voor Wlz-cliënten die zijn geïncludeerd in de 'Ketenveldnorm levensloopfunctie en beveiligde intensieve zorg'.
Het doel van de 'Ketenveldnorm levensloopfunctie en beveiligde intensieve zorg' is om regionaal een geïntegreerd en domeinoverstijgende zorgaanbod te organiseren en te leveren voor personen van 18 jaar en ouder, die potentieel gevaarlijk gedrag vertonen als gevolg van een psychische aandoening, een verstandelijke beperking, een verslaving of hersenletsel. De zorg voor deze cliënten beslaat vaak het sociaal domein, het zorgdomein, het forensisch domein en het veiligheidsdomein. Deze zorg is zo complex dat een goede samenwerking tussen de verschillende domeinen vereist is. Een gebrekkige samenwerking tussen de hulpverleners die betrokken zijn bij de zorg aan een cliënt, kan leiden tot versnippering en gebrek aan eenduidigheid in het zorgaanbod. Terwijl deze complexe groep cliënten juist gebaat is bij een geïntegreerd zorgaanbod en een vast aanspreekpunt. Doel is een veiligere samenleving creëren door in te zetten op stabiliteit van deze personen. Het gaat om mensen die al ondersteuning of zorg ontvangen, ergens op een wachtlijst staan of tot nu toe hulp weigeren.
De coördinatiekosten levensloop zijn een vergoeding voor coördinatiekosten die met de kwaliteitstandaard gepaard gaan. Complexe cliënten kunnen worden geïncludeerd binnen de 'Ketenveldnorm voor de levensloopfunctie en beveiligde intensieve zorg'. Het Zorg- en Veiligheidshuis regiseert de aanpak van deze complexe casuïstiek om escalatie te voorkomen. De aanmelding voor de levensloopaanpak van een Wlz-cliënt is georganiseerd in afstemming met de Zorg- en Veiligheidshuizen. Gezamenlijk komen betrokken partijen tot het besluit een cliënt wel of niet te includeren. In het proces van de coördinatiekosten levensloopfunctie wordt door de Zorg- en Veiligheidshuizen de datum inclusie vastgelegd. Daar vindt ook de controle op de Wlz indicatie plaats. De levensloopaanbieder die de coördinatie gaat leveren, krijgt een bevestiging van de datum inclusie plus het bestaan van de Wlz indicatie als deze voor betreffende cliënt is afgegeven. De prestatie coördinatiekosten levensloopaanpak (code H540) kan per geïncludeerde persoon met een Wlz-indicatie ten hoogste 1 keer per dag worden gedeclareerd, ongeacht waar de persoon zich bevindt en mogelijk ook zonder dat de persoon directe zorg ontvangt zo lang deze is geïncludeerd in de Levenloopaanpak zoals opgenomen in de ketenveldnorm.
Het Ministerie van VWS zal deze mogelijkheid voor specifieke bekostiging opnemen in de Regeling langdurige zorg (wetten.nl - Regeling - Regeling langdurige zorg - BWBR0036014). Onder voorbehoud van de wijziging van de Regeling langdurige zorg (Rlz) is de beleidsregel aangepast. De aanpassing komt te vervallen indien de Rlz niet wordt aangepast voor dit onderdeel.
Artikelsgewijs
Artikel 1 Modulair pakket thuis (mpt)
Dit begrip beschrijft de zorgvormen die als een mpt kunnen worden afgenomen voor cliënten met een Wlz-indicatie. Uitgezonderd van mpt zijn cliënten met een Wlz-indicatie waarvoor een zzp ggz-b wordt afgenomen.
De losse vormen van zorg zijn de modules waarmee een mpt kan worden samengesteld. Het mpt kan bijvoorbeeld bestaan uit de modules verpleging en persoonlijke verzorging.
Met een mpt kan een cliënt kiezen welke modules van het totale pakket aan zorg hij/zij in natura wil afnemen. Tevens kan worden voorzien in de prestatie behandeling voor pgb-houders.
Voor cliënten die met een Wlz-indicatie thuis wonen, is voor de onderstaande vormen van zorg de gemeente verantwoordelijk op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo):
-
voor meerdere cliënten te gebruiken of te hergebruiken roerende voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de zorgverlening of in verband met het opheffen of verminderen van belemmeringen die de cliënt als gevolg van een aandoening, beperking, stoornis of handicap ondervindt bij het normale gebruik van zijn woonruimte;
-
het gebruik van mobiliteitshulpmiddelen zoals omschreven in artikel 2, derde lid van de Regeling langdurige zorg.
Artikel 1 Uur directe zorgverlening
Onder een uur directe zorgverlening wordt het face-to-face contact tussen de cliënt en zorgverlener bedoeld. Dit contact kan direct fysiek contact zijn, maar ook contact via digitale middelen voor zover dit contact zowel zorginhoudelijk als qua tijdsbesteding vergelijkbaar is met face-to-face contact.
Artikel 1 Verplaatste directe contacttijd
Met het opnemen van het begrip verplaatste directe contacttijd uitsluitend voor de prestaties verpleging en persoonlijke verzorging, zoals omschreven in artikel 8.2 en 8.4 van deze beleidsregel, kan de cliëntgebonden afstemming die normaliter bij de cliënt thuis plaatsvindt - maar om efficiëntieredenen, in het belang van de cliënt of om te voorkomen dat de wijkverpleegkundige te laat komt bij de volgende cliënt wordt verplaatst naar kantoor of een andere locatie – in rekening worden gebracht.
Verantwoording van de verplaatste directe contacttijd gebeurt op basis van wat hierover in het inhoudelijke dossier (zorgplan en planning) over langere tijd is opgenomen. De uitgevoerde interventies zijn op enigerlei wijze terug te vinden in de voortgangsrapportage, omdat deze van belang zijn voor de kwaliteit van de zorg en eventuele overdracht.
Het begrip verplaatste directe contacttijd volgt daarmee de wijze van verantwoorden van geleverde zorg volgens de registratiestandaard 'zorgplan = planning = realisatie, tenzij' (zie de Handreiking registratiewijze 'zorgplan = planning = realisatie, tenzij ').
Artikel 5 vijfde lid, Thuiszorgtechnologie
De NZa heeft na consultatie van brancheorganisaties besloten om per 2020 één prestatieomschrijving in te voeren voor digitale vormen van zorg of toezicht op afstand (thuiszorgtechnologie). Tot en met 2019 bestonden er twee prestaties voor digitale vormen van zorg op afstand, namelijk 'Zorg op afstand' en 'Farmaceutische telezorg'. Deze worden samengevoegd in een nieuwe prestatie met de naam 'Thuiszorgtechnologie'. De prestatie is meer algemeen omschreven, waardoor alle vormen van zorg of toezicht op afstand die op digitale wijze worden ondersteund of gerealiseerd er per 2020 onder kunnen vallen, mits aan gestelde voorwaarden wordt voldaan waar de zorgaanbieder en het zorgkantoor samen afspraken over maken.
Hierin kunnen ook afspraken worden opgenomen betreffende:
-
Aanschaf/huur, installatie, (preventief) onderhoud en storingsonderhoud van het digitale middel.
-
Beschikbaarheid van de achterwachtfunctie.
-
Telefonische controles in geval van toezicht op afstand of falen van apparatuur.
-
Verwerken van uitgiften en signaleringen.
-
Abonnementsgelden.
Deze kosten vallen allen binnen het maximum van 6,5 uur dat voor thuiszorgtechnologie gedeclareerd mag worden.
Voor de bekostiging van thuiszorgtechnologie op basis van deze beleidsregel komt zorg of toezicht in aanmerking die geleverd wordt via de digitale weg. Voorbeelden hiervan zijn het gebruik van een smart glass, apps, beeldschermcommunicatie, personenalarmering, etc. ten behoeve van zorg of toezicht die op afstand wordt geleverd.
In de afspraken tussen zorgaanbieder en zorgkantoor kunnen voorwaarden voor het toepassen van digitale middelen worden opgenomen. Zo kan bijvoorbeeld het gebruik van een smart glass opgenomen worden zodat de deskundige live kan meekijken. Ook kan bijvoorbeeld opgenomen worden dat sms en e-mailcontacten geen onderdeel uitmaken van de gecontracteerde zorg op afstand.
Wanneer het gaat om een geautomatiseerde activiteit, dient een (telefonische) achterwacht beschikbaar te zijn in geval van het falen van de tool, waardoor de cliënt alsnog de benodigde zorg ontvangt (direct contactuur). Voorbeeld hiervan is het gebruik van farmaceutische telezorg.
Voor face-to-face zorgcontacttijd die nodig is bij gebruik van de thuiszorgtechnologie, kan zoals altijd eenmalig de standaard mpt-prestatie gedeclareerd worden tegen het afgesproken tarief. Het is niet de bedoeling dat deze standaard mpt-prestatie twee keer gedeclareerd wordt, zowel voor de face-to-face contacttijd als voor de deskundige die meekijkt. Wel mag er naast de gewone mpt-prestatie (voor de 'reguliere' face-to-face zorgcontacttijd), voor het gebruik van de thuiszorgtechnologie en bijvoorbeeld de inzet van een deskundige die meekijkt, maximaal 6,5 uur per maand per cliënt tegen het afgesproken tarief van de zorgvorm persoonlijke verzorging, verpleging of begeleiding worden gedeclareerd op de hiertoe bestemde prestatie 'thuiszorgtechnologie'. De kosten voor de meekijkende deskundige worden gedeclareerd met de prestatie thuiszorgtechnologie.
Het zorgkantoor en de zorgaanbieder stellen samen de afspraken op waar thuiszorgtechnologie aan moet voldoen. Uiteraard blijven partijen bij het maken van afspraken en bij het declareren van de prestatie thuiszorgtechnologie binnen de grenzen gesteld in wet- en regelgeving. Bijvoorbeeld de financiële begrenzingen van het mpt zoals die volgen uit artikel 3.3.2 van de Wlz en hoofdstuk 5 van de Regeling langdurige zorg.
Artikel 5 zevende lid, Vervoer
Het onderdeel vervoer heeft uitsluitend betrekking op cliëntenvervoer, voor zover de dagbesteding-/dagbehandeling plaatsvindt op een locatie die niet dezelfde is als waar de cliënt (tijdelijk) woont. Het betreft vervoer naar en van de locatie waar de dagbesteding/dagbehandeling wordt aangeboden, als de cliënt op dit vervoer is aangewezen. Vervoer naar dagbesteding/dagbehandeling op een andere locatie dan waar de verzekerde (tijdelijk) woont, kan op het terrein van de Wlz-instelling zijn, daar vlakbij of verder weg. Wanneer een cliënt tijdens het vervoer wordt begeleid, vallen de begeleidingskosten onder de prestatie dagbesteding/dagbehandeling. De kosten voor de plek voor de begeleider in de taxi(bus) zijn verdisconteerd in de vervoerstarieven. Het betreft prestaties per dag. Voor het bepalen van de hoogte van de vervoerstarieven in alle sectoren is ervan uitgegaan dat de zorgaanbieders het vervoer op een efficiënte manier organiseren en de aanspraken zo doelmatig mogelijk invullen.
Vervoer bij dagbesteding/dagbehandeling in de ghz
De prestatiecategorieën voor het vervoer binnen de ghz zijn gebaseerd op de volgende variabelen:
-
gecontracteerd vervoer, met onderscheid tussen:
-
volwassen cliënten en kinderen;
-
rolstoel gebonden cliënten en niet rolstoel gebonden cliënten;
-
vervoer in groep of vervoer individueel;
-
vervoer met eigen auto of busje van de instelling, ouder of vrijwilliger;
-
vervoer met ander vervoermiddel (bv. fiets, OV, elektrokar);
-
postcode-afstand van plaats verblijf tot plaats dagbesteding.
De factoren onder gecontracteerd vervoer en het onderscheid naar postcode-afstand zijn tijdens het kostprijsonderzoek 2017-2018 in gezamenlijk overleg met de veldpartijen bepaald als meest van invloed op de kosten van het vervoer. Tijdens de evaluatie van de nieuwe bekostiging voor vervoer in 2019-2020 is gebleken dat de kosten voor andere vervoermiddelen dan het gecontracteerde vervoer lager liggen dan het gecontracteerd vervoer. In lijn met de gesprekken met VWS en het Zorginstituut over de aanspraak en doelmatigheid van het vervoer is een uitbreiding van de variabelen en categorieën te rechtvaardigen.
De postcode-afstand betreft de afstand van postcode tot postcode van een enkele reis (dus een heenreis of een terugreis). Voor het bepalen van de postcode-afstand zijn diverse middelen of tools beschikbaar. De NZa schrijft dit niet voor.
Onderstaande tabel geeft aan in welke categorie het vervoer van een cliënt in de ghz, ggz wonen en vv valt.
Tabel Prestatiecategorieën vervoer dagbesteding/dagbehandeling ghz/ggz wonen/vv
Prestatiecategorieën*
|
Postcodeafstand tussen plaats verblijfplaats en plaats dagbesteding
|
0 tot 5 km
|
5 tot 10 km
|
10 tot 20 km
|
20 tot 30 km
|
30 tot 40 km
|
> 40 km
|
Cliënten ghz / cliënten ggz wonen / cliënten vv met NAH of met vroege dementie**
|
Gecontracteerd vervoer
|
Groep
|
Volwassen
|
C1
|
C1
|
C2
|
C3
|
C3
|
C4
|
|
Volwassen rolstoel
|
C1
|
C2
|
C3
|
C3
|
C4
|
C5
|
|
Kind
|
C1
|
C2
|
C3
|
C3
|
C4
|
C5
|
|
Kind rolstoel
|
C2
|
C2
|
C3
|
C4
|
C5
|
C6
|
Individueel
|
C2
|
C3
|
C4
|
C4
|
C5
|
C6
|
Niet-gecontracteerd vervoer
|
Eigen vervoermiddelen
|
C0
|
C0
|
C1
|
C2
|
C4
|
C4
|
Overige vervoermiddelen
|
C0
|
C0
|
C0
|
C0
|
C0
|
C1
|
Cliënten vv zonder NAH en zonder vroege dementie
|
Gecontracteerd vervoer
|
Groep en individueel
|
C1
|
C1
|
C1
|
C1
|
C1
|
C1
|
Niet-gecontracteerd vervoer
|
Eigen vervoermiddelen en overige vervoermiddelen
|
C0
|
C0
|
C0
|
C0
|
C0
|
C0
|
* C0 t/m C6 staan voor respectievelijk categorie 0 t/m categorie 6
**Het gaat hier bij cliënten in de sector vv uitsluitend om cliënten met niet aangeboren hersenletsel (NAH) of om cliënten met vroege dementie die gespecialiseerde dagbesteding op grotere afstand ontvangen. De cliënten met vroege dementie dienen jonger dan 65 jaar te zijn.
Om te bepalen welke categorie van toepassing is wordt gekeken naar de daadwerkelijke postcode-afstand tussen plaats verblijfplaats en plaats dagbesteding wordt gebruikt. Er wordt niet gewerkt met afronding. Een postcodeafstand van 4,99 km valt dus onder 0 tot 5 km. Een postcodeafstand van 5,0 km valt onder 5 tot 10 km.
Gecontracteerd vervoer heeft betrekking op zowel niet-rolstoelgebonden als rolstoelgebonden cliënten die in een groep of individueel worden vervoerd.
Niet gecontracteerd vervoer heeft betrekking op eigen vervoermiddelen en overige vervoermiddelen. Eigen vervoermiddelen zijn bijvoorbeeld een busje of een auto van de instelling, familie of een vrijwilliger. Overige vervoermidelen zijn bijvoorbeeld openbaar vervoer, de fiets of een elektrokar.
Voorbeelden
Het gecontracteerd vervoer van een volwassen cliënt die naar de dagbesteding reist over een afstand van 12 kilometer, valt in de categorie 2 (C2). Het gecontracteerd vervoer van een rolstoel gebonden kind dat over een afstand van 23 kilometer naar de dagbesteding reist, valt in de categorie 4 (C4). Het vervoer van een cliënt die met openbaar vervoer reist over een afstand van 6 kilometer valt in categorie 0 (C0).
Afwijkingsmogelijkheid
In de gehandicaptenzorg hebben zorgaanbieder en zorgkantoor de mogelijkheid om in individuele gevallen af te wijken van de van toepassing zijnde categorie. Dit kan om twee redenen:
1. Meer maatwerk
In de praktijk blijkt dat de vervoerskosten per instelling sterk verschillen. Zo zijn er instellingen die een lagere kostprijs weten te realiseren dan andere instellingen. Daartegenover staan instellingen met een gespecialiseerd aanbod, bijvoorbeeld voor zintuigelijk gehandicapten of cliënten met ernstige gedragsproblemen, waar het vervoer duurder is. Vooral met de extremen en uitzonderingen weten instellingen zich soms geen raad. Met de huidige indeling in zeven prestatiecategorieën wordt beter aangesloten bij de verschillen.
Indien er een structurele noodzaak is, kunnen zorgaanbieder en zorgkantoor in gezamenlijk overleg afwijken van de vastgestelde categorie-indeling zoals in bovenstaande tabel staat weergegeven. Met deze vrijheid om in afstemming met het zorgkantoor cliënten in een andere categorie te plaatsen, kan de vergoeding voor 'extreme' situaties nog beter aansluiten bij de situatie van individuele zorgaanbieders. Een overeengekomen afwijking moet beargumenteerd worden vastgelegd.
Bijvoorbeeld:
Als een cliënt vanwege zware gedragsproblematiek op een wijze vervoerd moet worden die veel hogere kosten meebrengt dan de categorie waarin deze cliënt valt, kan voor een indeling in een hogere categorie worden gekozen.
2. Minder administratie bij wisselende afstanden of vervoermiddelen
Om tegemoet te komen aan zorgaanbieders die administratieve last ervaren bij wisselende vervoersafstanden of wisselend gebruik van verschillende vervoermiddelen, kunnen zorgaanbieders de volgende werkwijze hanteren:
-
het adres waar de cliënt geregistreerd staat (als verblijfsadres) of de dagbestedingslocatie waar de cliënt in de meeste gevallen naar toe gaat of een gemiddelde afstand tussen verblijfsplaats en dagbestedingslocatie als uitgangspunt te nemen, en de categorie die daarbij hoort standaard te declareren, in plaats van de verschillen in afstanden tussen dagen/weken steeds in de administratie bij te houden;
-
als uitgangspunt voor declaratie de wijze van vervoer te nemen zoals cliënt in de meeste gevallen reist, in plaats van wisselende manieren van vervoer steeds in de administratie bij te houden.
Een zorgaanbieder moet het wel vastleggen wanneer hij deze werkwijze hanteert.
In de factsheet Vervoer 2022 (zie bijlage 6 bij Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten en volledig pakket thuis 2022 - BR/REG-22125c) is meer uitleg opgenomen over o.a. de aanspraak vervoer en de taken en rollen van partijen.
Vervoer bij dagbesteding/dagbehandeling in de vv
Voor vervoer bij dagbesteding/dagbehandeling in de vv is aansluiting gezocht bij de ghz. Er zijn aparte prestatiecodes voor het vervoer in de vv. Voor het vervoer in de vv zijn in principe de categorieën C0 en C1 van toepassing, met de vv prestatiescodes. Categorie 1 is voor het gecontracteerde vervoer, zowel van rolstoelgebonden cliënten als niet rolstoelgebonden cliënten. Categorie 0 is voor alle overige vervoermiddelen, bijvoorbeeld eigen vervoermiddel, openbaar vervoer.
Voor cliënten met niet aangeboren hersenletsel of vroege dementie die gespecialiseerde dagbesteding op grotere afstand ontvangen, kan de prestatiecategorie worden bepaald aan de hand van de 'Tabel prestatiecategorieën vervoer dagbesteding/dagbehandeling ghz/ggz Wonen in artikel 7' en de daarbij behorende prestatiecode in de vv worden gebruikt.
Vervoer bij dagbesteding/dagbehandeling ggz wonen
De vervoersprestaties voor cliënten ggz wonen sluit aan bij de vervoersprestaties voor cliënten in de gehandicaptenzorg, zoals hierboven beschreven. Wel zijn er aparte prestatiecodes voor de vervoersprestaties voor cliënten ggz wonen. Op basis van de tabel Prestatiecategorieën vervoer dagbesteding/dagbehandeling ghz/ggz wonen in artikel 7, kan ook voor de doelgroep ggz wonen bepaald worden in welke prestatiecategorie een cliënt valt.
Artikel 6 Overbruggingsperiode instroom sglvg en lvg
Aangezien het voorkomt dat een cliënt vanaf het moment van het ontvangen van de indicatie niet meteen op een plaats terecht kan waar de zorg behorende bij zijn/haar indicatie geleverd kan worden, is er in samenwerking met VWS een overbruggingsregeling tot stand gekomen. Deze overbruggingsregeling maakt het mogelijk om een periode van dertien weken sglvg- en lvg-zorg te leveren via een mpt of vpt. De periode van dertien weken kan maximaal één keer verlengd worden. Deze wijziging heeft betrekking op artikel 2.5, tweede lid van de Rlz.
Artikel 8 derde lid, Begeleiding individueel
De prestatiebeschrijvingen van de prestatie H300 (begeleiding) en de prestatie H153 (begeleiding speciaal 2 (psy)) zijn aangepast. De reden hiervoor is dat veldpartijen de beschrijvingen onvoldoende onderscheidend vonden voor een passende inzet van de prestaties. Samen met partijen is gekomen tot het scherper formuleren van de indicatoren. Daarnaast is de indeling van beide prestatiebeschrijvingen met elkaar in lijn gebracht.
De prestatie H153 onderscheidt zich van prestatie H300 door in de prestatiebeschrijving van H153 te benadrukken dat het moet gaan om de volgende punten:
-
Er is sprake van een langdurige psychische stoornis en daarmee samenhangende beperkingen in de sociale redzaamheid. Deze moeten allebei zijn vastgesteld op basis van psychiatrische diagnostiek.
-
Het gaat om complexe zorgsituaties, waarbij de problematiek van de cliënt vraagt om een zorgverlener met specifieke kennis en expertise.
-
De zorgaanbieder moet personeel met een hoger opleidingsniveau (bijv. SPV) inzetten.
Artikel 8 vierde lid, Behandeling
De prestatie Verpleging speciaal aan kinderen tot 18 jaar incl. beschikbaarheid betreft gespecialiseerde verpleging aan kinderen wanneer er sprake is van een zorgvraag die extra (specialistische) kennis en vaardigheden vraagt en er naast planbare zorg ook sprake is van oproepbare zorg.
Artikel 8 vijfde lid, Behandeling
Mensen met een Wlz-indicatie die bijvoorbeeld thuis wonen met de leveringsvorm mpt krijgen de generalistische algemene geneeskundige zorg via de huisarts. Cliënten met een zware zorgvraag kunnen huisarts ondersteuning vragen van een specialist ouderengeneeskunde (SO). De SO kan zo worden ingezet voor collegiale consultatie, diagnostiek na verwijzing, en uitvoering en regie op het behandelplan (medebehandeling). In deze toelichting beschrijven wij om welke zorg binnen de prestatie H335 het kán gaan als een SO de huisarts ondersteunt. Voorgaande is ook van toepassing op de arts verstandelijk gehandicapten (arts VG), prestatie H336 en de verpleegkundig specialist.
Per 2020 zijn de prestaties H335 en H336 verruimd waardoor de verpleegkundig specialist (VS), in lijn met de Wet BIG, deze prestaties kan uitvoeren voor zover dit past binnen de daarvoor geldende regels en normen. Met de wijziging wordt de mogelijkheid geboden voor verpleegkundig specialisten (VS) om zelfstandig te declareren.
Diagnostisch specialistisch ouderengeneeskundig consult Wlz-cliënt:
Dit betreft (hetero)anamnese, onderzoek zoals een SO pleegt te bieden, inclusief diagnostiek, leidend tot een advies aan de huisarts.
Geriatrisch assessment Wlz cliënt:
Uitgebreid onderzoek naar somatische, psychische, functionele (adl), sociale en communicatieve zorgvragen bij de cliënt die leiden tot een neerwaartse spiraal van functieverlies en toegenomen afhankelijkheid. Aansluitend aan het onderzoek volgt een multidisciplinair behandelplan met behandeldoelen, die in samenspraak met de cliënt (en zijn/haar zorgsysteem) zijn opgesteld.
Onderdeel van het geriatrisch assessment is bijvoorbeeld een evaluatiegesprek na X periode. De tijdsduur van periode X wordt afgestemd met de huisarts.
Ondersteuning bij het vraagstuk polyfarmacie bij de Wlz-cliënt:
Medicatie anamnese (farmacotherapeutische anamnese) en onderzoek (farmacotherapeutische analyse), inclusief een overleg met de apotheker en voorschrijvers waaronder de huisarts en medisch specialisten. Aansluitend volgt, voor zover noodzakelijk, een STOP-, START- en veranderadvies in de medicatie aan de voorschrijvers (farmacotherapeutisch behandelplan). Afspraken over het monitoren en volgen van de voorgestelde interventies door de huisarts of door de SO worden, samen met de cliënt, vastgesteld. Minimaal éénmaal per jaar vindt altijd een vervolgbeoordeling plaats als deze ondersteuning bij polyfarmacie is geleverd.
(Mede)behandeling specialist ouderengeneeskunde Wlz-cliënt:
Wanneer een huisarts in overleg met een SO aangeeft dat de SO mede behandelt, of de behandeling tijdelijk overneemt van de huisarts, zal de SO de integrale zorg overnemen voor af te spreken zorg- en behandeldoelen. Deze afspraken maken onderdeel uit van het zorgbehandelplan met zorginterventies, inclusief consulten en visites, multidisciplinair overleg en herijking van het zorgplan. De inzet van de SO is gebaseerd op zorginhoudelijke overwegingen, en beweegt mee met de gevraagde ondersteuning van de huisarts en de medische noodzaak voor inzet van de SO op basis van zijn/haar deskundigheid.
Kostenonderzoek Wlz-behandelprestaties (zorg in een groep en sglvg)
In 2021 heeft een kostenonderzoek plaatsgevonden naar geneeskundige zorg voor specifieke patiëntgroepen(gzsp)/Wlz-behandelprestaties (zorg in een groep en sglvg). De zorg die binnen deze prestaties wordt geleverd is identiek in de Zvw en de Wlz. Tijdens dit kostenonderzoek zijn vier prestaties onderzocht:
-
Zorg in een groep aan kwetsbare patiënten (Wlz mpt prestatie: Dagbehandeling somatiek en psychogeriatrisch).
-
Zorg in een groep aan lichamelijk gehandicapten / mensen met niet-aangeboren hersenletsel (Wlz mpt prestaties: dagbehandeling licht, midden en zwaar).
-
Zorg in een groep aan patiënten met de ziekte van Huntington (nog geen aparte Wlz mpt prestatie).
-
Zorg aan patiënten met sterk gestoord gedrag en een lichte verstandelijke beperking (sglvg) (Wlz mpt prestatie: Behandeling sglvg traject en deeltijd).
Naar aanleiding van het kostenonderzoek zijn de tarieven voor de prestaties herijkt. Voor de Wlz mpt betekent dit:
-
een nieuwe prestatie zorg in een groep aan patiënten met de ziekte van Huntington;
-
de drie Wlz mpt prestaties Dagbehandeling licht, midden en zwaar, zijn samengevoegd in één prestatie, waarbij het tarief wordt gebaseerd op de gewogen gemiddelde kostprijs;
-
voor de Wlz mpt prestaties sglvg traject en deeltijd geldt nu één mpt prestatie sglvg. Het tarief van de mpt prestatie sglvg gebaseerd op declarabele directe tijd wat inhoudt dat alleen de directe contacttijd tussen zorgaanbieder en cliënt gedeclareerd mag worden. Zie regeling Declaratievoorschriften, administratievoorschriften en informatieverstrekking Wlz, artikel 4, lid 1 sub c.
-
de prestatiebeschrijvingen van bovengenoemde prestaties zijn aangepast. De zorg die binnen deze prestaties is de gzsp en Wlz geleverd wordt is identiek. De prestatiebeschrijvingen van deze prestaties zijn aangepast om ze op elkaar aan te laten sluiten. De inhoud van de prestaties verandert niet, maar de prestaties zijn geharmoniseerd en verduidelijkt.
In 2024 heeft een kostenonderzoek plaatsgevonden naar geneeskundige zorg voor specifieke patiëntgroepen(gzsp)/Wlz-mpt (Zorg zoals specialisten ouderengeneeskunde, artsen verstandelijk gehandicapten en gedragswetenschappers bieden en de reistoeslag). De zorg die binnen deze prestaties wordt geleverd is identiek in de Zvw en de Wlz. Tijdens dit kostenonderzoek zijn de volgende prestaties onderzocht:
-
Zorg zoals specialisten ouderengeneeskunde en artsen verstandelijk gehandicapten bieden.
-
Zorg zoals gedragswetenschappers bieden.
-
Reistoeslag zorgverlener.
De totstandkoming van de tarieven is beschreven in het 'Verantwoordingsdocument kostenonderzoek geneeskundige zorg voor specifieke patiëntgroepen en Wlz modulair pakket thuis'
Omschrijving regiebehandelaarschap bij paramedische zorg (H330)
De voorwaarde voor regiebehandelaarschap bij Behandeling paramedisch (H330) is aangepast naar een functionele omschrijving. Op deze manier zijn ongelijke toegankelijkheid tot specifieke paramedische zorg en het ontbrekende vertrouwen in de zorgprofessional weggenomen. De aangepaste voorwaarde blijft zien op het doel om de samenhang in de zorg te bewaren en de kwaliteit te kunnen bewaken.
Definitie regiebehandelaar
Daarnaast hebben we een definitie van de term regiebehandelaar toegevoegd aan de beleidsregel. Deze definitie is gebaseerd op de 'Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg' opgesteld door de KNMG.
De regiebehandelaar hoeft niet zelf aanspreekpunt te zijn. Het aanspreekpunt hoeft niet alle vragen zelf inhoudelijk te kunnen beantwoorden, maar moet wel de weg naar de antwoorden weten. De regiebehandelaar is niet noodzakelijkerwijs een arts, al zal dat vaak wel het geval zijn. Afhankelijk van de omstandigheden en de zorgsector kan ook een zorgverlener van een andere beroepsgroep, bijvoorbeeld een gezondheidszorgpsycholoog, een physician assistant, een verpleegkundig specialist dan wel verpleegkundige of een andere zorgverlener, de rol van regiebehandelaar vervullen.
Gezien de competenties die nodig zullen zijn voor het regiebehandelaarschap ligt het voor de hand dat dit een BIG-geregistreerde zal zijn. Dit is echter geen formeel vereiste.
Artikel 8 achtste lid, Coördinatiekosten levensloopaanpak
De prestatie coördinatiekosten levensloopaanpak (H540) is een prestatie voor het bekostigen van coördinatiekosten voor Wlz-clienten die zijn geïncludeerd in de Ketenveldnorm levensloopfunctie en beveiligde intensieve zorg. De Ketenveldnorm levensloopfunctie en beveiligde intensieve zorg is opgenomen in het register van kwaliteitsinstrumenten bij het Zorginstituut Nederland. Deze prestatie heeft een maximum tarief.
Het doel van de 'Ketenveldnorm levensloopfunctie en beveiligde intensieve zorg' is om regionaal een geïntegreerd en domeinoverstijgende zorgaanbod te organiseren en te leveren voor personen van 18 jaar en ouder, die potentieel gevaarlijk gedrag vertonen als gevolg van een psychische aandoening, een verstandelijke beperking, een verslaving of hersenletsel. De zorg voor deze cliënten beslaat vaak het sociaal domein, het zorgdomein, het forensisch domein en het veiligheidsdomein. Deze zorg is zo complex dat een goede samenwerking tussen de verschillende domeinen vereist is. Een gebrekkige samenwerking tussen de hulpverleners die betrokken zijn bij de zorg aan een cliënt, kan leiden tot versnippering en gebrek aan eenduidigheid in het zorgaanbod. Terwijl deze complexe groep cliënten juist gebaat is bij een geïntegreerd zorgaanbod en een vast aanspreekpunt. Doel is een veiligere samenleving creëren door in te zetten op stabiliteit van deze personen. Het gaat om mensen die al ondersteuning of zorg ontvangen, ergens op een wachtlijst staan of tot nu toe hulp weigeren.
Het Zorg- en Veiligheidshuis regiseert de aanpak van de complexe casuïstiek om escalatie te voorkomen. De aanmelding voor de levensloopaanpak van een Wlz-cliënt is georganiseerd in afstemming met de Zorg- en Veiligheidshuizen. Gezamenlijk komen betrokken partijen tot het besluit een cliënt wel of niet te includeren. In het proces van de coördinatiekosten levensloopfunctie wordt door de Zorg- en Veiligheidshuizen de datum inclusie vastgelegd. Daar vindt ook de controle op de Wlz indicatie plaats. De levensloopaanbieder die de coördinatie gaat leveren, krijgt een bevestiging van de datum inclusie plus het bestaan van de Wlz indicatie als deze voor betreffende cliënt is afgegeven.
Indien één levensloopaanbieder in meerdere regio's actief is, kan deze er voor kiezen om de prestatie bij één van de verbonden zorgkantoren af te spreken. Zowel zorgaanbieders als zorgkantoren kunnen kosten/opbrengsten (zorgaanbieders) of contracteerruimte (zorgkantoren) onderling verrekenen/overhevelen.
Na de inclusie wordt vanuit de levensloopaanpak ondersteuning en zorg in samenhang ingezet, voor zover dat nog niet aan de orde was voorafgaand aan de inclusie.
De prestatie kan per geïncludeerde persoon met een Wlz-indicatie maximaal één keer per dag worden gedeclareerd door de levensloopzorgaanbieder, ongeacht of de cliënt zorg ontvangt vanuit mpt, zzp, vpt, pgb, tijdelijk opgenomen zit in detentie of in een andere vorm van opvang of zwerft en geen vaste woon- en verblijfplaats heeft. De levensloopaanbieders zijn mede verantwoordelijk voor een gedegen registatie van de geïncludeerde personen die zij onder hun hoede nemen. Zorgkantoren kunnen deze zorgaanbieders hierop aanspreken. Levensloopaanbieders kunnen, maar hoeven niet de inhoudelijke zorg te leveren c.q. te declareren. De Wlz-zorg (mpt, vpt, zzp) kan ook geleverd worden door andere zorgaanbieders.