Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/37605/GA, 28 januari 2025, beroep
Uitspraakdatum:28-01-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/37605/GA

Betreft [klager]

Datum 28 januari 2025

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

  1. de beslissing om toezicht te houden op klagers vertrouwelijke telefoongesprek;
  2. een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, waarvan twee dagen voorwaardelijk, zonder televisie, vanwege het misbruik maken van een terugbelverzoek van zijn advocaat, ingaande op 3 augustus 2023;
  3. de beslissing dat klager gedurende vier weken drie keer vijftien minuten per week mag bellen.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 18 december 2023 beklag a. en b. ongegrond verklaard (VU 2023‑1392). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. P.M. Iwema, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Vught (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager kreeg op 2 augustus 2023 te horen dat hij een terugbelverzoek van zijn advocaat had. Klager was arbeidsongeschikt en verbleef op dat moment in zijn cel met zijn celdeur open. Klager heeft zijn advocaat teruggebeld, maar deze nam niet op. Vervolgens heeft klager zijn vriendin gebeld om instructies voor zijn advocaat door te geven.

De belmaatregel heeft een nadelige invloed gehad op klagers communicatie met zijn familie en advocaat in de eindfase van zijn strafzaak. Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

Op het moment dat klager het terugbelverzoek kreeg, was hij ingesloten. Volgens het dagprogramma zou klager op dat moment arbeid hebben, maar in verband met een positieve urinecontrole was klager ingesloten. Het personeel heeft klager uitgesloten om hem te laten bellen met zijn advocaat. Het is niet de bedoeling dat klager dan met iemand anders gaat bellen. Klager heeft vaker het personeel misleid om met iemand te kunnen bellen en met de telefoonkaart van een medegedetineerde gebeld.

 

 

3. De beoordeling

Beklag a en b.

De beroepscommissie heeft het beroepschrift en de overige stukken in het dossier bestudeerd. Op basis van deze stukken is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie de klachten terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om de overwegingen van de beklagcommissie aan te vullen of te wijzigen.

 

Beklag c.

Over de klacht dat klager vanwege het misbruik rondom het bellen gedurende vier weken driemaal vijftien minuten per week mag bellen, heeft de beklagcommissie zich niet expliciet uitgelaten. Daarom zal de beroepscommissie hierover oordelen.

Op grond van artikel 39, eerste lid van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft de gedetineerde, behoudens de overeenkomstig het tweede tot en met het vierde lid te stellen beperkingen, het recht ten minste eenmaal per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen en met behulp van een daartoe aangewezen toestel gedurende tien minuten een of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting.

Op grond van artikel 39, derde lid, van de Pbw kan de directeur de gelegenheid tot het voeren van een bepaald telefoongesprek of bepaalde telefoongesprekken weigeren of een telefoongesprek binnen de daarvoor bestemde tijd beëindigen, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de Pbw.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren. Klager heeft het personeel verschillende keren misleid om te kunnen bellen. Zo heeft klager eerder gelogen over het bestaan van een noodsituatie waarover hij zou moeten bellen. Op een eerder moment had klager toestemming om tien minuten te douchen. Vervolgens trof het personeel klager twintig minuten later (ongedoucht) aan in een telefooncel. Ook heeft klager eerder met de telefoonkaart van een medegedetineerde gebeld. Klager wordt erg boos als hem niet wordt toegestaan om te bellen. Als laatste heeft het personeel geconstateerd dat klager 37 minuten met zijn vriendin heeft gebeld op het moment dat hij toestemming had gekregen om zijn advocaat terug te bellen. Klager ontkende dit in eerste instantie.

Uit de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf volgt dat de directeur ook heeft beslist dat klager gedurende vier weken maximaal drie keer vijftien minuten per dag mocht bellen. De beroepscommissie begrijpt dat hier sprake is van een verschrijving en dat per week bedoeld is. De beslissing levert geen beperking op van het in artikel 39, eerste lid, van de Pbw vervatte recht om ten minste tien minuten per week te bellen. Klager mag immers 45 minuten per week bellen. Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

De beroepscommissie zal het beklag daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. en b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart beklag c. ongegrond.

Deze uitspraak is op 28 januari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M. Iedema, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. L.A.E. Rijnja, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven