Voor het verstrekken van subsidies, zoals een beschikbaarheidbijdrage, gelden de regels uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Onderhavig beleid, als ook de diverse beleidsregels die gelden ten aanzien van de beschikbaarheidbijdragen voor de verschillende zorgfuncties en de (medische) vervolgopleidingen (MVO), is dan ook gebaseerd op titel 4.2 van de Awb.
Het Uniform kader heeft tot doel om hetgeen dat voor elke zorgfunctie geldt betreffende het toekennen van een beschikbaarheidbijdrage, uniform vast te leggen. Dit zorgt naast uniformiteit ook voor meer transparantie.
Daarnaast bevatten de 'Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage op aanvraag', de 'Beleidsregel beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten academische zorg 2020-2023', de 'Beleidsregel beschikbaarheidbijdrage academische zorg ' en de 'Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen' specifieke regels die aanvullend op het Uniform kader van toepassing zijn op de toekenning van de beschikbaarheidbijdrage voor de specifieke zorgfuncties en de vervolgopleidingen. Indien er gerechtvaardigde redenen zijn om af te wijken van het Uniform kader, wordt deze afwijking opgenomen in de specifieke beleidsregel.
De zorgaanbieder die een beschikbaarheidbijdrage aanvraagt en/of ontvangt, dient dan ook kennis te nemen van zowel de regels uit dit Uniform kader als ook van de op hem van toepassing zijnde specifieke beleidsregel(s).
Met de toepassing van het Uniform kader heeft het beleid voor de beschikbaarheidbijdragen zich kunnen ontwikkelen. Om nog meer aan te sluiten bij het doel van het Uniform kader, is een actualisatie doorgevoerd. De actualisatie van het Uniform kader heeft als doel het verder verminderen van de regeldruk, het in lijn brengen van het vastgelegde beleid met de reeds ontstane praktijk en om uitdrukkelijker aan te sluiten bij de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De bepalingen uit dit Uniform kader zijn ook van toepassing op de ambtshalve verstrekking van beschikbaarheidbijdragen met uitzondering van de regels rondom de aanvraagprocedure.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 4, Verlening
Artikel 4.1, aanvraagprocedure
In het kader van het in te dienen activiteitenplan, interpreteren we het begrip 'activiteit' ruim. Dit kan betrekking hebben op concrete activiteiten die een instelling gaat uitvoeren, bijvoorbeeld trainingen bij OTO of het opleiden van medisch personeel bij de MVO. Maar ook het beschikbaar houden van een voorziening, functie of personeel kan een activiteit zijn, bijvoorbeeld bij het calamiteitenhospitaal of bij post mortem uitname bij donoren van organen.
Per zorgfunctie kunnen de aan te leveren gegevens anders zijn, maar de eis dat de aanvrager aangeeft wat hij gaat doen (activiteitenplan) en wat het kost (begroting) geldt voor alle beschikbaarheidbijdragen. Wij specificeren het activiteitenplan per zorgfunctie in de onderliggende beleidsregel en operationaliseren dit door het (huidige) aanvraagformulier beschikbaar te stellen.
Artikel 4.1.2, bijzondere omstandigheden
Of er sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 Awb, zal de NZa per individueel geval beoordelen. NZa zal toetsen of de gevolgen voor de instelling wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 4.2, bevoorschotting
Het is niet gebruikelijk om subsidies 100% te bevoorschotten. Dit is met name omdat bij de vaststelling getoetst wordt of er terecht een
beschikbaarheidbijdrage is ontvangen en of de hoogte overeenkomt met de activiteiten die zijn uitgevoerd voor de bijdrage. In het geval dat bij verlening al 100% wordt bevoorschot, en de vaststelling lager uitvalt, moet er terugbetaald worden. Door het voorschot te baseren op de realisatie van de afgelopen jaren, wordt een deel van eventuele terugbetalingen voorkomen. Dit scheelt in administratieve lasten voor alle partijen.
De NZa past in beginsel een bevoorschottingsystematiek toe die plaatsvindt in 12 termijnen.
Artikel 5, Vaststelling
Artikel 5.1, aanvraagprocedure
De vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage is onder meer bedoeld om na te gaan of de zorgaanbieder de activiteiten welke bij de verlening zijn opgegeven en waarvoor hij een bijdrage heeft gekregen heeft uitgevoerd. Het is in deze systematiek niet logisch om een beschikbaarheidbijdrage vast te stellen, zonder dat er verlening heeft plaatsgevonden.
Als de NZa constateert dat de aanvraag voor vaststelling niet compleet is dan krijgt de zorgaanbieder de tijd om zijn aanvraag aan te vullen. Volledige indiening van een aanvraag houdt in dat:
- het aanvraagformulier volledig is ingevuld;
- er ondertekening door een procuratiehouder heeft plaatsgevonden;
- aan de eisen van verantwoording bij de betreffende zorgfunctie is voldaan.
Artikel 5.2, verantwoording
Voor de verantwoording is aangesloten bij het Uniform Subsidie Kader (USK) en het Raamwerk voor Uitvoering van Subsidies (RUS) van de rijksoverheid.
Er wordt gewerkt met grensbedragen en zodoende wordt een driesplitsing gemaakt in de mate van verantwoording, afhankelijk van de hoogte van de beschikbaarheidbijdrage. Het grensbedrag is het gehele bedrag per verleende zorgfunctie.
Naast het onderscheid in verantwoording dat gerelateerd is aan de hoogte van de grensbedragen is er nog een onderscheid in de verantwoording gemaakt, relevant voor de verantwoording van de MVO. De verantwoording bij de MVO gaat namelijk over het aantal fte's en niet over kosten. Dit omdat de kosten al genormeerd zijn op basis van het aantal fte's. De zorgaanbieder hoeft zich dus niet te verantwoorden over de bestede kosten, maar doet dit over het gerealiseerde aantal fte's.
Bij alle beschikbaarheidbijdragen geldt dat de zorgaanbieder een activiteitenverantwoording moet leveren. De onderliggende beleidsregels bepalen hoe uitgebreid deze moet zijn.
Artikel 5.3, kortingsbeleid
Het kortingsbeleid is er op gericht om een volledige aanvraag tot vaststelling van een beschikbaarheidbijdrage te verkrijgen. Dit heeft tot doel dat de NZa kan beoordelen of de beschikbaarheidbijdrage op juiste gronden is verstrekt (dus of de activiteiten waarvoor de bijdrage is verleend ook zijn uitgevoerd).
De zorgaanbieder krijgt eerst een hersteltermijn van de NZa waaraan geen consequenties zijn verbonden in termen van korting. Als de zorgaanbieder binnen deze termijn de stukken alsnog volledig en juist aanlevert, dan legt de NZa geen korting op.
Als de zorgaanbieder dit echter niet doet, dan kan de NZa overgaan tot korten of zelfs nihil vaststelling. Ook hiervoor gebruikt de NZa verschillende fases. De NZa geeft de zorgaanbieder nog een termijn (de finale termijn) om alsnog een volledige en juiste aanvraag in te dienen. Als de zorgaanbieder dit binnen deze finale termijn alsnog doet, dan kan de NZa overgaan tot 10% korting op het verleende bedrag.
Als de zorgaanbieder ook na deze finale termijn niet (volledig) aanlevert, dan kan de NZa over gaan tot nihil vaststellen van de beschikbaarheidbijdrage. De zorgaanbieder moet vervolgens de geheel verkregen beschikbaarheidbijdrage terugbetalen.
Artikel 6.1 t/m 6.4, voorwaarden en voorschriften
Het doel van de voorwaarden en voorschriften is om ervoor te zorgen dat de beschikbaarheidbijdrage gebruikt wordt voor de daartoe van te voren vastgestelde activiteiten. De NZa moet dit ook kunnen verifiëren.
In het kader van de verplichting van het houden van een overzichtelijke administratie dient de zorgaanbieder deugdelijke bewijsstukken te bewaren van alle uitgaven die betrekking hebben op activiteiten waarvoor de beschikbaarheidbijdrage is verleend alsmede van alle inkomsten die betrekking hebben op de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage.
De meldingsplicht is bedoeld om niet pas bij de vaststelling geconfronteerd te worden met grote wijzigingen, die – waren ze bekend bij de verlening – invloed zouden hebben gehad op de hoogte van de beschikbaarheidbijdrage. Dit is ook van belang omdat de zorgaanbieder dan bij vaststelling geconfronteerd wordt met een grote terugbetalingsverplichting. Het gaat hierbij niet om kleine wijzigingen, want die worden naar aanleiding van de aanvraag voor vaststelling gecorrigeerd. Bij grote wijzigingen moet gedacht worden aan faillissement, fusie of stopzetting van alle activiteiten waarvoor de zorgaanbieder een beschikbaarheidbijdrage ontvangt.
Op het moment dat de NZa een melding krijgt, gaat de NZa ook beoordelen of de bevoorschotting moet worden stilgezet of worden aangepast.
Artikel 6.5, meldingsplicht
Gelet op het belang van tijdige bijsturing in de verlening of bevoorschotting – ter voorkoming van terugbetaling – hanteert de NZa een kortingsbeleid in het geval de zorgaanbieder niet voldoet aan deze meldingsplicht. De NZa bepaalt aan de hand van de omvang van het effect op de hoogte van de beschikbaarheidbijdrage als het wel gemeld zou zijn wat het kortingspercentage zal zijn. Dit is in artikel 6.5.1 nader gecategoriseerd, zodat duidelijk is welk percentage geldt in welke gevallen.
Artikel 9, afbouwregeling
In overeenstemming met het bepaalde in artikel 4:51 Algemene Wet Bestuursrecht en Onderdeel B, aanhef en onder 15 van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG, neemt de NZa bij beëindiging van de beschikbaarheidbijdrage vanwege veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten een redelijke termijn in acht, indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor (in hoofdzaak) dezelfde voortdurende activiteiten. Als de termijn tussen bekendmaking van beëindiging en eind van de beschikbaarheidbijdrage korter is dan de redelijke termijn, dan kan de NZa een afbouwregeling toekennen voor het resterende deel van de redelijke termijn.
In artikel 9 is onder andere opgenomen dat een afbouwregeling wordt getroffen indien sprake is van veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten van de NZa. Hiervan is bijvoorbeeld sprake indien de criteria om in aanmerking te komen voor een beschikbaarheidbijdrage worden gewijzigd waardoor zorgaanbieders die voorheen een beschikbaarheidbijdrage ontvingen, daar op grond van de nieuwe criteria niet voor in aanmerking komen.
De NZa toetst voor wat betreft de duur van de afbouwregeling en bepaling van de hoogte van het bedrag aan de in artikel 9 genoemde criteria. Deze criteria worden hierna nader toegelicht.
-
De aard van de activiteiten
Het kan gaan om activiteiten die eenvoudig kunnen worden stopgezet, maar ook om activiteiten die een zekere looptijd kennen.
-
De mate van ingrijpendheid van de beëindiging van de beschikbaarheidbijdrage
Relevant is het aandeel van de bijdrage in de totale middelen van de ontvanger: hoe groter de afhankelijkheid, hoe langer de redelijke termijn zal duren.
-
De aard van de beschikbaarheidbijdrage
Naarmate het besluit tot beëindiging sterker ingrijpt in de financiële situatie van de ontvanger, bijvoorbeeld omdat er meer vaste lasten dan variabele lasten mee worden gedekt, zal de ontvanger meer tijd moeten worden gegund.
-
Eventuele verplichtingen jegens derden die de ontvanger redelijkerwijze aan mocht gaan
Rekening wordt gehouden met een zorgvuldige afwikkeling van dergelijke verplichtingen, bijvoorbeeld afvloeiing van het personeel, betaling van wachtgelden of langlopende verplichtingen ten aanzien van huisvesting.