Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36899/TA, 22 mei 2024, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/36899/TA

         

Betreft [klager]

Datum 22 mei 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers beklag betreft de vermissing van een aantal spullen tijdens de overplaatsing naar een andere instelling.

De beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: de instelling) heeft op 18 oktober 2023 het beklag ongegrond verklaard (RV2022-363). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. C. Stroobach, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn waarnemend raadsman, mr. G. Onnink, en […], jurist bij de instelling, (telefonisch) gehoord op de zitting van 12 april 2024 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Achterhoek. Mr. I.J. Kornelis, senior adviseur bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is op 7 juni 2022 overgeplaatst vanuit de instelling naar FPC De Kijvelanden. Tijdens deze overplaatsing waren niet al zijn persoonlijke spullen direct beschikbaar voor overdracht. Klager werd beloofd dat deze ontbrekende spullen zouden worden nagezonden. Helaas zijn deze nooit bij hem afgeleverd, ondanks herhaalde verzoeken van klager daartoe. Klager persisteert in zijn standpunt dat hij nog steeds spullen mist en dat deze nooit naar hem zijn overgebracht. In tegenstelling tot wat klager eerder heeft gesteld, mist hij één televisie. De andere televisie die hij in eerste instantie dacht te missen, was eigendom van de instelling. Klager vindt het onverklaarbaar dat het kastje, zijn televisie en de mand voor kranten niet zijn vermeld op een van de registratielijsten. Klager benadrukt dat op een van de registratielijsten wel een afstandsbediening en een tv-kabel staan vermeld, wat aangeeft dat hij wel degelijk in het bezit was van een televisie. De registratielijsten zijn ook niet compleet, er ontbreekt een aantal dozen op de lijsten en klager heeft ook niet voor de registratielijsten getekend. Het is niet ondenkbaar dat er dozen met spullen van klager niet zijn verzonden. De verantwoordelijkheid voor het ontbreken van klagers eigendommen ligt daarom bij de instelling. Klager verzoekt dan ook om zijn beroep gegrond te verklaren en hem een passende tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van het hoofd van de instelling

Namens de instelling is in beroep verwezen naar dat wat er in de beklagprocedure naar voren is gebracht. In aanvulling hierop is ter zitting aangevoerd dat alle spullen van klager verzonden zijn en dat de instelling niet bekend is met de overige spullen van klager. Binnen de instelling is gekeken, maar zijn geen spullen van klager aangetroffen. Er zijn ook geen aanwijzingen dat de spullen er zijn geweest. Klager stelt onder meer een televisie te missen. Als klager een televisie had gehad, had de televisie op de registratielijst gestaan, ook wanneer de televisie niet in een doos had gepast. De lijsten worden in samenspraak met de verpleegde opgesteld.

Op de vervoerslijst staat enkel dat de spullen verzonden zijn. Alles is conform de procedure ingepakt en verzonden.

 

3. De beoordeling

Klager heeft aangevoerd dat zijn televisie, een kastje en een mand, die hij in de instelling in zijn bezit had totdat hij werd overgeplaatst naar FPC De Kijvelanden, zijn zoekgeraakt. Hij heeft deze spullen ook niet (na)geleverd gekregen.

Namens de instelling is gesteld dat alle spullen die zijn verzonden, ook de spullen die niet in een doos pasten, op de registratielijsten staan. Verder is uit navraag gebleken dat er geen spullen van klager meer opgeslagen staan in de instelling. 

Uit de overgelegde handgeschreven registratielijsten van de spullen van klager volgt dat vanuit de instelling geen televisie, kastje of mand zijn verzonden. Vaststaat dat op de overgelegde registratielijsten een aantal dozen ontbreekt, te weten doos 2, 4, 6, 11 en 13. Namens de instelling is hiervoor geen verklaring gegeven. Klager heeft aangegeven dat zijn kamer buiten zijn aanwezigheid is ontruimd, aan hem was op dat moment een afzonderingsmaatregel opgelegd. Namens de instelling is dit niet betwist. Klager heeft de registratielijsten niet ondertekend. Niet is gesteld of gebleken dat conform de Richtlijn betreffende voorwerpen van ingeslotenen in justitiële inrichtingen van 9 december 2013 een ontruimingsverslag is opgemaakt en door twee medewerkers is ondertekend.

Gelet op de schijnbaar gebrekkige administratie rondom het inpakken en verzenden van klagers spullen en het feit dat klager zelf niet aanwezig was toen zijn spullen werden ingepakt, acht de beroepscommissie het niet ondenkbaar dat de spullen die klager mist in een van de dozen zitten die niet op de registratielijsten zijn vermeld.

Hoewel een verpleegde in beginsel zelf verantwoordelijk is voor de spullen die hij in de instelling onder zich heeft, is het hoofd van de instelling in het onderhavige geval, gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, naar het oordeel van de beroepscommissie verantwoordelijk voor de vermissing van klagers televisie, kastje en mand. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Nu, zo begrijpt de beroepscommissie, klagers televisie, kastje en mand niet meer vindbaar zijn, zal aan klager een tegemoetkoming worden toegekend. Uitgangspunt is dat de tegemoetkoming is bedoeld voor door klager ondervonden ongemak en dat voor de vergoeding van de geleden schade andere wegen openstaan, zoals een verzoek aan het hoofd van de instelling om de schade te vergoeden of het indienen van een civiele vordering. Dit beginsel lijdt slechts uitzondering als de hoogte van de geleden schade op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld. Nu klager geen aankoopbonnen van zijn televisie, zijn kastje of mand heeft overgelegd en de schade die hij heeft geleden als gevolg van de vermissing van zijn spullen ook anderszins niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld, zal de beroepscommissie hem slechts voor het door hem ondervonden ongemak als gevolg van de vermissing van zijn spullen een tegemoetkoming toekennen. Zij stelt de hoogte daarvan vast op €30,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €30,-.

 

Deze uitspraak is op 22 mei 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en dr. T. Jambroes, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven