Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30548/GA, 24 april 2023, beroep
Uitspraakdatum:24-04-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          22/30548/GA

    

           

Betreft [klager]

Datum 24 april 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van de directeur tot afwijzing van zijn verzoek tot het hebben van contact met de media.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 24 oktober 2022 het beklag ongegrond verklaard (AR 2022/797). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur en […], juridisch medewerker van de PI Alphen, gehoord op de zitting van 15 februari 2023 in de locatie De Schie.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager zal met de media alleen over zijn strafzaak spreken. De handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting komt niet in het geding. De zaak van klager is bekend bij anderen binnen de PI. Dat heeft nooit voor ophef gezorgd, dus is er ook geen reden om aan te nemen dat dit nu wel een probleem zal vormen. De beklagcommissie baseert dit argument op een vermoeden, waardoor er geen sprake is van een zorgvuldige motivering.

Ook voor wat betreft de openbare orde en de goede zeden is geen belemmering aanwezig. De zaak van klager is ooit behandeld door de strafrechter en heeft toen ook niet geleid tot onrust. Voorts is er geen sprake van een verstoorde verhouding binnen de familie van klager. Op de beklagzitting heeft klager gemeld dat zijn twee broers en schoonzus altijd vol lof over hem spreken. Klager behandelde zijn moeder namelijk steevast als een prinses. Derhalve gelooft de familie in klagers onschuld. Tevens ontvangt klager regelmatig kaarten en brieven van zijn familie, waaruit blijkt dat de familie achter klager staat en er geen sprake is van een verstoorde verhouding.

Bovendien kan het spreken over de zaak in een documentaire geen rechten schenden en/of vrijheden van anderen dan de gedetineerde. De zaak is immers al langere tijd geleden in het openbaar besproken en behandeld. Destijds heeft het niets aangewakkerd of de rechten van anderen geschonden, dus hoe dat in het onderhavige geval wel zo zou zijn, wordt niet duidelijk. De beklagcommissie gaat hier verder in de beslissing ook niet op in.

Klager is inmiddels onherroepelijk veroordeeld. Over de nadere stukken die klager heeft toegezonden, heeft hij toegelicht dat zijn vrouw al door diverse media is geïnterviewd en hun verhaal heeft gedeeld. Met zijn broers heeft hij op dit moment geen contact. Er is aan zijn broers gevraagd of ze willen meewerken aan de documentaire. Daarop is nog geen antwoord gegeven. De raadsman heeft aangevoerd dat het advies van het Openbaar Ministerie (OM) globaal blijft en dat niet concreet is geworden waar de pijnpunten zitten. Of de broers van klager wel of niet willen meewerken aan de documentaire is hun keuze, maar daaruit blijkt nog niet van een familieconflict. De uitlatingen van klagers vrouw in de media hebben niet geleid tot familieconflicten. 

 

Standpunt van de directeur

De beslissing is genomen na een zorgvuldige belangenafweging. Het OM-advies is daarbij zwaar gewogen en daarnaast zijn ook de slachtofferbelangen en de media-aandacht in aanmerking genomen. Er is nog een uitgebreid artikel gepubliceerd over de erfenis en er is nog veel media-aandacht. De belangen van klager zijn ook afgewogen. Klager heeft vaker een verzoek tot contact met de media gedaan. Dat kan de directeur niet blijven afwijzen, maar zeker naar aanleiding van het OM-advies heeft de directeur het verzoek op dit moment afgewezen.

 

3. De beoordeling

Indien een gedetineerde contact wil hebben met de media, moet hij daartoe een verzoek indienen bij de directeur. Dit volgt onder meer uit de oudere en inmiddels geëxpireerde Circulaire contacten tussen gedetineerden/directeuren en media d.d. 18 juni 1999, nr. 761025/99/DJI. In die circulaire is nader gespecificeerd welke belangen in het kader van de afweging als bedoeld in artikel 40 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) dienen te worden meegewogen. De beroepscommissie stelt voorop dat deze circulaire – ondanks expiratie ervan en ondanks het feit dat deze nog niet is vervangen – als uitgangspunt wordt genomen bij de beoordeling van het onderhavige beroep.

Uit het voorgaande volgt dat de directeur iedere keer dat een gedetineerde verzoekt om een gesprek te mogen voeren met een vertegenwoordiger van de media, een afweging moet maken tussen het belang van klager en de belangen zoals genoemd in artikel 40, eerste lid, van de Pbw.

Klager heeft verzocht toestemming te geven voor zijn medewerking aan een interview met een film- en tv-productiemaatschappij die een documentaire wil maken over de geschiedenis van de familie van klager. Daarbij zal ook op zijn leven, strafzaak en zijn tijd in de gevangenis worden ingegaan.

Uit de beslissing van de directeur van 21 september 2022 blijkt dat de directeur klagers verzoek heeft afgewezen, vanwege de bescherming van de openbare orde en de goede zeden, en de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen dan de gedetineerde. Daarnaast zou volgens de directeur het mediacontact kunnen leiden tot nieuw strafbare feiten. Het betreft hier de in artikel 40, eerste lid, onder b, c en d, van de Pbw genoemde belangen.

Uit de nadere stukken die klager heeft toegezonden en de toelichting ter zitting, blijkt dat de vrouw van klager, die medeverdachte van klager was en is vrijgesproken in haar strafzaak, de publiciteit al heeft opgezocht met hun verhaal. Zij heeft een interview gegeven aan een krant en meegewerkt aan een andere documentaire. Zij schrijft met haar brief volgens klager alle kranten en tijdschriften aan met hun verhaal. Zijn vrouw heeft zich in de media uitgelaten over de familie en de strafzaak van haar en klager, waardoor deze onderwerpen al kenbaar zijn voor het brede publiek. De productiemaatschappij heeft bovendien al familieleden van klager benaderd voor interviews. Niet gesteld of gebleken is dat daardoor maatschappelijke onrust is ontstaan of een escalatie van het familieconflict. De beroepscommissie ziet om deze reden niet in hoe een interview van klager over dezelfde feiten en omstandigheden alsnog een schending van de openbare orde en de goede zeden zou kunnen opleveren. De beroepscommissie acht daarom voorts de stellingen dat het mediacontact zich niet verhoudt met de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen en dat uitlatingen van klager tot nieuwe strafbare feiten zouden kunnen leiden, onvoldoende aannemelijk geworden.

De beroepscommissie is gelet op het voorgaande van oordeel dat de directeur in redelijkheid niet tot de bestreden beslissing heeft kunnen komen. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie zal ook de beslissing van de directeur vernietigen en de directeur opdragen om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak, binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak, binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

 

Deze uitspraak is op 24 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven