Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30048/TB, 9 januari 2023, beroep
Uitspraakdatum:09-01-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/30048/TB

 

Betreft [klager]

Datum 9 januari 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Het beroep is gericht tegen de (vermeende) beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) tot overplaatsing van klager van de LFPZ-voorziening van FPC de Pompestichting, locatie Zeeland naar de afdeling zeer intensieve specialistische zorg (ZISZ) van de LFPZ-voorziening van FPC de Pompestichting, locatie Vught.

Klagers raadsman, mr. A.R. Ytsma, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. A.R. Ytsma en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager kan zich niet verenigen met de overplaatsing naar de LFPZ-voorziening van FPC de Pompestichting te Vught (afdeling 2A), nu hij daartoe geen aanleiding heeft gegeven. Hij hoort daar niet. Deze overplaatsing is gebaseerd op leugens. Klager wenst het beroep toe te lichten.

 

Klagers raadsman heeft het beroep als volgt nader toegelicht.

Beklag en/of beroep tegen een EVBG-beslissing is volgens verweerder niet mogelijk. De beroepscommissie wordt verzocht om hierover een overweging op te nemen in haar uitspraak. Het idee achter de penitentiaire wet- en regelgeving is om de persoon die van zijn vrijheid is beroofd rechtsbescherming te bieden. Als een tbs-gestelde – die niet verblijft bij de Pompestichting – wordt overgeplaatst naar de afdeling 2A, heeft hij een beroepsmogelijkheid bij de RSJ. Kennelijk is het nu zo dat als het verweer van verweerder wordt aanvaard de tbs-gestelde van de Pompestichting – die verblijft bij de Pompestichting – die beroepsmogelijkheid niet heeft. Dat is onaanvaardbaar (juist vanuit die rechtsbeschermingsgedachte). Een overplaatsingsbesluit van de Pompestichting naar de afdeling 2A moet dan ook worden gezien als een besluit van verweerder, waartegen beroep mogelijk is. Dit om rechtsongelijkheid te voorkomen. De Pompestichting voert een overheidstaak uit en op basis van die taak kan dat besluit in dit specifieke geval worden toegerekend aan verweerder. Het is daarom dat klager ontvangen moet worden in zijn beroep. Daarbij wordt nog opgemerkt dat de afdeling 2A een zeer streng beveiligingsregime heeft, vermoedelijk het strengste van het land. Dit maakt de afdeling 2A bijzonder en anders ten opzichte van andere ZISZ-afdelingen in het land. Mocht de beroepscommissie echter van oordeel zijn dat klager niet-ontvankelijk is in zijn beroep, dan wordt verzocht om in de uitspraak een overweging ten overvloede op te nemen richting verweerder om de regelgeving op dit punt te heroverwegen, zodat ook ‘Pompebewoners’ een beroepsmogelijkheid toekomt in dit specifieke geval.

 

Standpunt van verweerder

Overplaatsing van klager van afdeling Woud (binnen de LFPZ-voorziening van FPC de Pompestichting, locatie Zeeland) naar de ZISZ-afdeling (binnen de LFPZ-voorziening van FPC de Pompestichting, locatie Vught) betreft een interne overplaatsing. Deze beslissing is voorbehouden aan het hoofd van de instelling conform artikel 32, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt). Klager kan tegen deze beslissing beklag instellen en vervolgens eventueel beroep. Nu er geen sprake is van een door of namens de minister genomen beslissing, wordt verzocht om klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Verweerder is volgens de wet (artikel 6.1 Wet forensische zorg) bevoegd verpleegden van de ene instelling naar een andere instelling over te plaatsen. Tegen een dergelijke beslissing staat beroep open ex artikel 69, eerste lid, onder a, Bvt.

Beslissingen tot overplaatsing van een verpleegde van de ene naar een andere afdeling van dezelfde instelling kunnen ex artikel 31, derde lid, Bvt alleen door het hoofd van de instelling worden genomen. Deze laatste beslissingen zijn vanwege de beperkte beklaggronden van artikel 56 Bvt niet vatbaar voor beklag, tenzij het bij de andere afdeling gaat om een afdeling voor zeer intensieve zorg als bedoeld in artikel 32 Bvt (artikel 56, eerste lid, onder a, Bvt).

De beroepscommissie is gelet op deze wettelijke regeling van oordeel dat de beslissing om klager van een reguliere afdeling van de LFPZ-voorziening van FPC de Pompestichting, locatie Zeeland over te plaatsen naar de ZISZ-afdeling van de LFPZ-voorziening van FPC de Pompestichting, locatie Vught geen beslissing van verweerder kan betreffen, maar uitsluitend een beslissing van het hoofd van de instelling om klager op een ZISZ-afdeling te plaatsen, waartegen beklag en beroep open staat. Nu verweerder de bestreden beslissing niet heeft genomen, kan klager niet in zijn beroep worden ontvangen. Het gaat de rechtsprekende taak van de beroepscommissie te buiten om in dergelijke gevallen de bestreden beslissing aan te merken als een beslissing van verweerder en daartegen rechtstreeks beroep open te stellen (als daaraan uit het oogpunt van rechtsbescherming al behoefte zou bestaan nu immers de rechtsmiddelen van beklag en beroep open staan). 

 

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat de Bvt niet de mogelijkheid van beroep kent tegen het toekennen van een EVBG-status aan een verpleegde.

 

Gelet op het vorenstaande zal klager niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

 

Deze uitspraak is op 9 januari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter,
mr. drs. L.C. Mulder en mr. T.B. Trotman, leden, bijgestaan door mr. G.J.M. Ankersmit, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven