Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30592/SGA, 5 december 2022, beroep
Uitspraakdatum:05-12-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/30592/SGA    

           

Betreft [Verzoeker]

Datum 5 december 2022

 

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van:

a.  zijn plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst);

b.  zijn plaatsing op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT);

c.  de aan verzoeker opgelegde toezichtsmaatregelen, waaronder de ontzegging van het bezoek van en het (telefonisch en schriftelijk) contact met zijn broers, vanwege voortgezet crimineel handelen in detentie, ingaande op 22 november 2022 om 15:30 uur en eindigend op 6 december 2022 om 15:30 uur.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden (hierna: de directeur) op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen.

 

Ten aanzien van a.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat vooralsnog geen sprake is van plaatsing van verzoeker op de GVM-lijst. Wat daar verder ook van zij, de voorzitter overweegt dat zij op grond van jurisprudentie van de beroepscommissie (RSJ 11 augustus 2022, 22/28783/GB) niet bevoegd is om kennis te nemen van dit verzoek, nu de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) niet voorziet in een rechtsgang met betrekking tot een plaatsing op de GVM-lijst. 

 

Ten aanzien van b.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker van de PI Nieuwegein is overgeplaatst naar de PI Leeuwarden vanwege voortgezet crimineel handelen in detentie. In de PI Nieuwegein was, zo volgt uit de schriftelijke reactie van de directeur, sprake van het invoeren van contrabande en het uiten van bedreigingen jegens anderen en het geven van opdrachten aan anderen buiten de inrichting. De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de minister) heeft bij selectiebeslissing van 18 november 2022 aan de directeur geadviseerd om verzoeker op de AIT te plaatsen. Verder volgt uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur dat – anders dan verzoeker stelt – verzoeker heeft erkend dat hij met zijn gedrag grenzen heeft overschreden. Gelet daarop – en nu het intensieve toezicht op de AIT mede tot doel heeft om het voortzetten van criminele activiteiten tijdens detentie te voorkomen en het advies voor deze plaatsing op grond van de beslissing van de minister reeds bekend was bij verzoeker – kan de beslissing van de directeur op voorhand niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De voorzitter zal het verzoek onder b. daarom afwijzen.

 

Ten aanzien van c.

Verzoeker vindt een contactverbod met zijn broers niet kunnen, omdat zij niets misdaan hebben. Een waarschuwing was meer op zijn plaats geweest, aldus verzoeker. 

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker op grond van een ordemaatregel in een individueel programma is geplaatst op de AIT. Vanwege informatie die duidt op voortgezet crimineel handelen in detentie, is besloten om verzoeker voor te dragen voor plaatsing op de GVM-lijst. De directeur achtte het – in afwachting van een eventuele beslissing daarover – noodzakelijk om verzoeker bij wijze van ordemaatregel toezichtsmaatregelen op te leggen aangaande het maximaal monitoren van verzoekers contacten met de buitenwereld, alsmede een ontzegging van het bezoek van en telefonisch en schriftelijk contact met verzoekers broers. 

De voorzitter overweegt dat een ordemaatregel in de zin van artikel 23 van de Pbw zich echter niet leent voor het opleggen van de door de directeur gewenste toezichtsmaatregelen en de weigering van het bezoek van en telefonisch en schriftelijk contact met verzoekers broers. Indien de directeur toezicht wil uitoefenen op verzoekers contacten met de buitenwereld dan wel verzoeker het contact met zijn broers wil ontzeggen, bestaan hiervoor (andere) wettelijke grondslagen in de Pbw. Gelet op het voorgaande is de beslissing in strijd met de wet genomen. De voorzitter zal het verzoek onder c. daarom toewijzen en de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek onder a.

De voorzitter wijst het verzoek onder b. af.

De voorzitter wijst het verzoek onder c. toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 5 december 2022 gedaan door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door mr. P.L. Kraaijenbrink, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven