Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28274/TB, 30 december 2022, beroep
Uitspraakdatum:30-12-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          22/28274/TB

               

Betreft [klager]

Datum 30 december 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Naar aanleiding van een herbeoordeling, heeft de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) op 5 juli 2022 beslist klager te plaatsen in de voorziening voor langdurige forensisch psychiatrische zorg (LFPZ voorziening) van de FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: de Pompestichting), wat moet worden begrepen als een beslissing tot voortzetting van klagers verblijf in die voorziening.

Klagers raadsman, mr. A.R. Ytsma, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klagers raadsman en namens verweerder […] gehoord op de zitting van 23 november 2022 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid.

Mevrouw S. van Woerden, lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

In de zorgconferentie is bepaald dat mevrouw W. van de longcare afdeling van Nijmegen een keer de LFPZ zou bezoeken om klager uitleg te geven over de longcare en er zou tevens worden onderzocht of de longcare een alternatieve voorziening is voor klager. Ook is besproken dat medicatie nog niet nodig was. De Pelmolen is geen optie vanwege de daarvoor geldende voorwaarde van een uitstroomperspectief op de langere termijn. De longcare van Nijmegen stelt die voorwaarde niet.

Uit de hertoets is niet op te maken dat mevrouw W. of een andere functionaris binnen de Pompestichting aan klager uitleg heeft gegeven over de longcare van Nijmegen. Ook is niet duidelijk geworden waarom een proefplaatsing niet is of wordt onderzocht (wordt ook niet genoemd in de hertoets). Evenmin is duidelijk of en op welke wijze is onderzocht of het risicomanagement goed is vorm te geven. Klager heeft geen hoog extern beveiligingsniveau nodig. Klager zorgt niet voor beheers- of begeleidingsproblemen en is niet delictgevaarlijk. Hij is goed te begeleiden en aan te sturen. Dat blijkt ook uit de hertoets waarin wordt gesteld dat hij over ‘het algemeen correct is in de samenwerking.’ Het kan zijn dat in Nijmegen het risicomanagement prima is vorm te geven. De hertoets maakt niet duidelijk dat beveiligingsniveau 2 (van de longcare in Nijmegen) een “no go” is. De relatie van klager met zijn twee partners is al enige tijd voorbij. Daarom wil klager verder en is het juist goed het komende jaar te onderzoeken of het advies uit de zorgconferentie kan worden uitgevoerd. Volgens het verlengingsadvies is de longcare opeens geen optie meer en is er geen ander toekomstperspectief dan de LFPZ. Onbegrijpelijk is dat de longcare niet passend zou zijn aangezien de zorgvisie van de longcare niet veel verschilt van die van de LFPZ. Daarom is voortzetting van de LFPZ-status en verlenging van klagers tbs met één jaar nodig om een vinger aan de pols te houden. Klager gaat in hoger beroep tegen de verlenging van zijn tbs met twee jaar.   

 

Standpunt van verweerder

Uit het hertoetsingsadvies van de Pompestichting van 25 april 2022 blijkt dat de kliniek geen mogelijkheid ziet voor een door- of uitstroomtraject naar een andere voorziening of andere instelling, waar dezelfde (noodzakelijke) zorg, een gedegen risicomanagement alsook kwaliteit van leven kan worden geboden. De kliniek geeft aan dat klager in de huidige situatie relatief stabiel functioneert en dat er in de loop der jaren een helder beeld is ontstaan van zijn problematiek en de risicofactoren. Het zetten van stappen voorwaarts wordt blijvend gefrustreerd door de uitingen van de pathologie, de houding en het gedrag van klager. Daarbij meldt de kliniek dat farmacotherapie (libidoremmende werking en/of gericht op de uitingen van de ASS) al langere tijd gezien wordt als een middel om mogelijk het toekomstperspectief van klager te (kunnen) wijzigen, maar dat klager niet te motiveren is tot gebruik. Voorts geeft de kliniek aan dat er op 12 april 2021 een zorgconferentie heeft plaatsgevonden waarin is geconcludeerd dat klager voorlopig op zijn plek zit binnen de LFPZ en daar zal verblijven. De kliniek concludeert tot voortzetting van de LFPZ-status van klager. Vooralsnog ziet de kliniek namelijk geen andere lange termijndoelstelling en/of toekomstperspectief dan verblijf binnen de LFPZ. Voorts gaat de Landelijke Adviescommissie Plaatsing langdurig forensisch psychiatrische zorg (LAP) in het advies van 17 juni 2022 ook in op de zorgconferentie, en de mogelijkheid om op termijn te onderzoeken of de longcare een alternatieve voorziening voor klager kan zijn. De LAP schrijft dat er op dit moment geen concreet perspectief is, waardoor zij onvoldoende reden ziet om de LFPZ-indicatie slechts met één jaar te verlengen, zoals verzocht door klager. Verder stelt de LAP dat zij er vanuit gaat dat de kliniek een verzoek tot opheffing zal indienen als er gedurende de komende twee jaar mogelijkheden voor uitplaatsing ontstaan. Daarbij is volgens de LAP de relatie met twee andere mannen binnen de LFPZ een complicerende factor, omdat het tot ambivalentie over mogelijke uitplaatsing bij klager leidt.

De conclusies in de verschillende uitgebrachte adviezen liggen in elkaars verlengde. In lijn met de zorgconferentie is onderzocht of klager in een longcare voorziening van Nijmegen kan worden geplaatst in het kader van verhoging van zijn kwaliteit van leven. In het verlengingsadvies van de kliniek van 11 mei 2022 is gemeld dat er geen afdeling in Nijmegen is die ziet op de speciale problematiek van klager en dat klager het daar vanwege de jongere populatie moeilijk zal krijgen. De kliniek heeft in overleg met mw. W. geconcludeerd dat klagers plaatsing daar meer een achteruitgang dan vooruitgang in de kwaliteit van leven zal opleveren en dat die plaatsing daarom geen optie is. Mogelijk zal klager met medicatie rustiger zijn en beter met spanningen kunnen omgaan, maar klager wil dat niet. Om die reden heeft mw. W. geen uitleg over de longcare in Nijmegen meer aan klager gegeven. Klager is daar wel op bezoek geweest. De kliniek houdt de mogelijkheden voor klager doorlopend in de gaten, maar er is weinig perspectief op doorplaatsing vanuit de LFPZ te verwachten.

 

3. De beoordeling

Klagers situatie

Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd. Klager verblijft sinds 2006 in de LFPZ-voorziening van de Pompestichting, locatie Zeeland. Dit verblijf is telkenmale verlengd.

 

Het beoordelingskader

In paragraaf 4 van het Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg, in werking getreden op 1 januari 2019, is bepaald dat door middel van een periodieke toets door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de plaatsing in een LFPZ-voorziening nog noodzakelijk is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde en het recidiverisico te onderzoeken.

 

De toetsing van de bestreden beslissing

In geen van de over klagers LFPZ-status uitgebrachte adviezen worden mogelijkheden voor uit- of doorstroom van klager gezien en is telkens geadviseerd om klagers verblijf in de LFPZ-voorziening als meest passend verblijf te continueren. Na de in april 2021 gehouden zorgconferentie is onderzocht of op termijn ter verhoging van klagers kwaliteit van leven een plaatsing in de nieuwe longcare voorziening van de Pompestichting te Nijmegen mogelijk zou kunnen zijn, waarbij van belang werd geacht dat in dat kader het risicomanagement vorm te geven moet zijn en dat een proefplaatsing mogelijk is. Blijkens het verlengingsadvies van de Pompestichting van 11 mei 2022 en de toelichting van de deskundige van die kliniek in de verlengingsprocedure betreffende klagers tbs wordt die plaatsing echter niet als een mogelijkheid gezien. Er is daar geen afdeling die is toegespitst op de autistiforme problematiek van klager. Er wordt daar juist een verminderde kwaliteit van leven voor klager verwacht als gevolg van het oplopen van (seksuele) spanningen en frustraties door klagers sociale tekortkomingen in het vervullen van zijn seksuele behoeftes. Er is daarom volgens de Pompestichting geen doorstroommogelijkheid van klager naar de nieuwe longcare voorziening van de Pompestichting te Nijmegen. Een en ander in onderlinge samenhang en verband bezien, is er geen aanleiding om de voortzetting van klagers verblijf in een LFPZ-voorziening te beperken tot de duur van één in plaats van twee jaar. Daarbij is ook van belang dat de Pompestichting een verzoek tot opheffing van de LFPZ-status zal indienen zodra zich een concrete mogelijkheid voordoet voor de doorstroming van klager naar een voorziening met het benodigde zorg en risicomanagement.

Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een LFPZ-voorziening in de rede ligt.

 

Conclusie

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 30 december 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter,
mr. drs. L.C. Mulder en mr. dr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven