Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30699/GV, 12 december 2022, beroep
Uitspraakdatum:12-12-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/30699/GV        

Betreft [klager]

Datum 12 december 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 28 november 2022 klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. S. Snelder, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager
De aanwezigheid van klager bij de bevalling is van groot belang voor klager, zijn partner en het ongeboren kind. Dit des te meer, nu de zwangerschap niet voorspoedig is verlopen. De zwangerschap van klagers partner wordt gemonitord bij de gynaecoloog. Het zou haar veel rust geven als klager aanwezig kan zijn bij de bevalling.

Strafonderbreking
Klager krijgt op grond van het Chavez-arrest van rechtswege rechtmatig verblijf in Nederland als wordt aangenomen dat hij de ouder en feitelijk verzorger van het kind is. Dan zal ook het opgelegde inreisverbod worden opgeheven en hoeft hij niet terug te keren naar Nigeria. Daarbij is van belang dat inmiddels ook beroep is ingesteld tegen het opgelegde inreisverbod. Klager is bovendien niet ongewenst verklaard en het staat niet vast dat klager na detentie zal worden uitgezet.

Klager stond dan wel niet ingeschreven op het adres van zijn partner, maar hij woonde in een huis in Amsterdam, omdat hij daar naar school ging. Klager had drie keer per week Nederlandse les en probeert in Nederland zijn leven op te bouwen. Klagers partner heeft eerder, in de strafrechtelijke procedure, al in een brief uitgelegd dat zij samen met klager een gezin wil vormen en zij deels samenwoonden.

Klager is al sinds de aanvang van zijn voorlopige hechtenis bezig met het proberen om de ongeboren vrucht te erkennen. Dat is vanuit detentie erg lastig.

Incidenteel verlof
De geboorte van het kind van klager is door een arts bevestigd. Daartoe heeft klager verschillende schriftelijke stukken overgelegd. Er is sprake van een hechte band tussen klager en zijn partner. Uit een e-mail van klagers partner volgt dat zij de aanwezigheid van klager bij de bevalling zeer op prijs stelt.

Bovendien heeft klager geen officiële beslissing op zijn verzoek om incidenteel verlof van de directeur van de inrichting ontvangen.

Klager verzoekt primair om zijn verzoek om strafonderbreking, dan wel incidenteel verlof, toe te wijzen. Subsidiair verzoekt klager om hem incidenteel verlof te verlenen ten behoeve van een kraambezoek.

Standpunt van verweerder

Strafonderbreking
Aan klager kan geen strafonderbreking worden verleend, omdat hij geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Verweerder verwijst daarbij naar het terugkeerbesluit en inreisverbod van 24 november 2022. Hieruit volgt – kort samengevat – dat ingevolge het bepaalde in artikel 62 van de Vreemdelingenwet 2000 aan klager de verplichting is opgelegd om terug te keren naar het land van herkomst. Het besluit omvat ook een inreisverbod voor de duur van twee jaren, zoals bedoeld in het artikel 66a van de Vreemdelingenwet. Bovendien kan er niet vooruit worden gelopen op de uitkomst van lopende procedures.

Los van de weigeringsgrond die betrekking heeft op de vreemdelingrechtelijke status van klager, is in de bestreden beslissing overwogen dat niet is aangetoond dat sprake is van het vereiste duurzame samenlevingsverband tussen klager en de moeder van het (ongeboren) kind. Klager stond voor zijn aanhouding niet op het adres van zijn partner ingeschreven. Klager heeft de ongeboren vrucht (nog) niet erkend. Dat de procedure dienaangaande op dit moment loopt, doet daar niet aan af.

Incidenteel verlof
De directeur is op grond van artikel 32, eerste en tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) beslissingsbevoegd met betrekking tot het verzoek om incidenteel verlof. Klager kan, indien hij de ongeboren vrucht of het geboren kindje heeft erkend, bij de directeur van de inrichting een verzoek doen tot een begeleid incidenteel verlof ten behoeve van een kraambezoek.

3. De beoordeling

Klager is sinds 14 juli 2022 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, vanwege het overtreden van de Opiumwet. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 10 maart 2023.

Strafonderbreking
In artikel 34 van de Regeling staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In artikel 4 van de Regeling is benoemd om welke redenen verlof wordt geweigerd.

Op grond van artikel 4, aanhef en onder l., van de Regeling, wordt verlof geweigerd in het geval van een gedetineerde die ongewenst is verklaard, ten aanzien van wie een procedure tot ongewenstverklaring loopt, tenzij hieraan schorsende werking is verleend, of van wie vaststaat dat hij na de detentie zal worden uitgezet. 

Uit de beslissing van 28 november 2022 volgt het volgende. Klager is nog niet ongewenst verklaard. Hoewel aan klager op grond van artikel 62 van de Vreemdelingenwet 2000 de verplichting is opgelegd om terug te keren naar het land van herkomst en op grond van artikel 66a van de Vreemdelingenwet 2000 een inreisverbod is opgelegd, maakt de beroepscommissie nergens uit op dat klager op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet ongewenst is verklaard (of dat een procedure tot ongewenstverklaring loopt). Verweerder heeft aan de Dienst Terugkeer & Vertrek de vraag gesteld of klager gedwongen uitgezet kan worden. Hierop heeft verweerder nog geen antwoord ontvangen. Bij deze stand van zaken kan de beroepscommissie niet tot de conclusie komen dat er op dit moment sprake is van de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4, aanhef en onder l., van de Regeling. Zij is evenwel van oordeel dat aan klager geen strafonderbreking kan worden verleend. Zij overweegt daartoe als volgt.

De vrijhedencommissie van de inrichting heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek om strafonderbreking, omdat hij op dit moment geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. De beroepscommissie is van oordeel dat klagers status als vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in Nederland een contra-indicatie vormt voor de verlening van strafonderbreking, gelet op de opschortende werking daarvan. Bij een strafonderbreking zal klager zich namelijk als vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in Nederland buiten de inrichting begeven, terwijl zijn vrijheidsstraf op dat moment niet ten uitvoer wordt gelegd. Dit geldt temeer, nu strafonderbreking niet onder begeleiding plaats kan vinden.

Incidenteel verlof
In artikel 21 van de Regeling staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Incidenteel verlof kan indien nodig onder begeleiding of bewaking plaatsvinden. Op grond van artikel 26 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een kraambezoek aan de levenspartner van de gedetineerde en het pasgeboren kind. Behoudens medische complicaties vindt het kraambezoek binnen veertien dagen na de bevalling plaats.

Verweerder geeft zowel in de beslissing van 28 november 2022 als in de reactie op het beroepschrift van 6 december 2022 aan dat klager een verzoek kan doen tot begeleid incidenteel verlof ten behoeve van een kraambezoek.

De beroepscommissie is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat klager tijdens een eventueel incidenteel verlof begeleid dient te worden, gelet op het feit dat hij geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Daarnaast begrijpt de beroepscommissie dat verweerder daarbij doelt op een kraambezoek in plaats van de aanwezigheid van klager bij de bevalling, nu de aard van het verlof maakt dat begeleiding of bewaking in dat geval praktisch onuitvoerbaar is (vergelijk RSJ 19 juli 2021, 21/22136/GV). 

Het feit dat klagers partner op 14 december 2022 zal worden ingeleid, staat niet ter discussie. Om die reden bestaat er in dit geval een noodzaak voor het verlenen van incidenteel verlof binnen veertien dagen na de bevalling. Hoewel op grond van artikel 32 van de Regeling de directeur van de inrichting beslissingsbevoegd is ten aanzien van klagers verzoek om incidenteel verlof, ligt het in de rede dat verweerder in dit geval op klagers verzoek om incidenteel verlof (zoals tevens in beroep is verzocht) beslist. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie blijft verweerder immers bevoegd om te beslissen op een verzoek om verlof waar de directeur (ook) beslissingsbevoegd is. Verweerder heeft zich daarbij al over deze zaak gebogen.

Nu verweerder nog geen beslissing heeft genomen op het verzoek om incidenteel verlof, is de beslissing (op dit punt) onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen terstond een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op terstond een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 12 december 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven