Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29877/GV, 8 december 2022, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/29877/GV            

Betreft [klager]

Datum 8 december 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 12 oktober 2022 klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsman, mr. E. van de Pol, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager
Klager sleept zich door zijn detentie heen, probeert altijd positief te blijven en zo veel als mogelijk deel te nemen aan activiteiten. Dat maakt niet dat er geen sprake is van dringende lichamelijke en psychische redenen voor het verlenen van strafonderbreking. Klager bevindt zich in het laatste niet-terminale, vergevorderde, stadium. Een fase verder ligt de terminale fase. Hij is de afgelopen tijd ernstig ziek van de medicatie en verkeert al het hele jaar in onzekerheid over de operatie die hij dient te ondergaan, die al meermaals is uitgesteld. Bezoeken aan het ziekenhuis verlopen bovendien dramatisch, doordat er niet adequaat omgegaan kan worden met het feit dat hij gedetineerd is. Klager ervaart de zorg in detentie als niet passend voor zijn situatie.

Indien niet op grond van artikel 37 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) strafonderbreking kan worden verleend, dan dient op grond van humanitaire redenen alsnog strafonderbreking te worden verleend. De medisch adviseur heeft vastgesteld dat klager kampt met forse medische problematiek en stelt dat humanitaire redenen mogelijk een grond kunnen vormen voor strafonderbreking. De vrijhedencommissie heeft zich hierbij aangesloten en positief geadviseerd over het verlenen van strafonderbreking. Ook de gezondheidszorgpsycholoog in de locatie Esserheem te Veenhuizen heeft steun uitgesproken voor het verlenen van strafonderbreking.

Verweerder erkent ook dat strafonderbreking op grond van humanitaire gronden mogelijk is. De verwijzing naar de mogelijkheid van strafonderbreking bij terminaal zieke gedetineerden, is echter een te beperkte uitleg van die mogelijkheid. Daarnaast gaat het in klagers geval om een andere situatie. Zijn verzoek ziet op de operatie, dan wel de periode na de operatie, in vrijheid door te brengen, teneinde te herstellen van deze zware operatie in het bijzijn van zijn familie. Het staat buiten kijf dat klager ernstige medische problematiek heeft, posttraumatische stressklachten, piekerklachten en paniekaanvallen. Hij dient zijn hele ziekteverloop alleen te dragen. Hij heeft geen dagelijkse steun van partner en familie en ervaart grote inbreuken op zijn privacy.

Inmiddels is klager geopereerd en teruggekeerd naar de inrichting. Dit is een nare ervaring geweest. Er is bijna een inhumane situatie ontstaan, doordat er na terugkomst in de inrichting geen arts aanwezig was, voldoende (verdovende) medicatie afwezig was en sprake was van een weekend van ondragelijke pijn, terwijl medisch personeel afwezig was. Er was geen nazorg. Inmiddels is ook een andere vorm van kanker bij klager geconstateerd. De conclusie dat de benodigde zorg binnen de inrichting kan worden geleverd, kan gelet op de omstandigheden die telkens weer het tegendeel aantonen, geen stand houden. 

Standpunt van verweerder
Verweerder begrijpt dat klager, zeker gezien zijn gezondheidssituatie, de voorkeur geeft aan een herstel thuis bij zijn familie. De psycholoog steunt hem ten aanzien van dit verzoek. Uit het advies van de medisch adviseur blijkt echter dat de benodigde zorg, zowel psychisch als somatisch, in de inrichting geleverd kan worden. Hiermee voldoet klagers verzoek niet aan het bepaalde in artikel 37 van de Regeling.

Hoewel in de Regeling in het kader van incidenteel verlof expliciet wordt genoemd dat dit op humanitaire gronden kan worden verleend, is dit niet het geval bij het verlenen van strafonderbreking. Strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dan niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Van dergelijke bijzondere omstandigheden is geen sprake. Het feit dat de familieleden klager vanwege zijn detentie niet op dezelfde wijze kunnen ondersteunen als wanneer klager niet gedetineerd zou zijn, is een gevolg dat inherent is aan de aard van detentie.

In een uitspraak van de beroepscommissie is overwogen dat het niet onredelijk is om een strafonderbreking pas toe te staan nadat het ziekteproces zich meer heeft ontwikkeld en meer duidelijkheid bestaat over de levensverwachting van de gedetineerde. In klagers geval is er nog geen duidelijkheid over de levensverwachting.

3. De beoordeling

Klager is sinds 25 maart 2021 (in Nederland) gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van twaalf jaar met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. Volgens klagers registratiekaart is (het resterende gedeelte van) deze straf op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sanctie overgedragen aan de Nederlandse justitiële autoriteiten. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 16 oktober 2025.

In artikel 34 van de Regeling staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In artikel 37 van de Regeling is bepaald dat strafonderbreking kan worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke en psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze aan de voortzetting van detentie in de weg staan.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking, omdat hij thuis wenst te herstellen na het ondergaan van een operatie, met de steun van zijn familie. Zij kunnen hem ook bij afspraken in het ziekenhuis bijstaan.

Niet ter discussie staat dat klager ernstig ziek is. Uit het medisch advies van 22 september 2022 volgt dat in januari 2022 bij klager een kwaadaardige aandoening is vastgesteld. Ook is hij bekend met hart- en vaatziekten en heeft hij in 2021 een hartinfarct gehad. Klagers gezondheid is redelijk en sinds begin 2022 onveranderd. Hij sport, is zelfstandig in zijn algemene dagelijkse levensverrichtingen en is mobiel. De diagnose heeft een grote impact op klager en hij mist de steun van zijn familie. Hij krijgt nog geen professionele psychische ondersteuning. De benodigde zorg, zowel psychisch als somatisch, kan evenwel in de inrichting geleverd worden. De medisch adviseur achtte strafonderbreking op medische gronden dan ook niet geïndiceerd.

Het is de beroepscommissie evenwel gebleken dat klager inmiddels op 24 november 2022 is geopereerd en op 26 november is teruggekeerd naar de inrichting. Op het moment van het uitbrengen van het medisch advies op 22 september 2022 was hiervan nog geen sprake. Uit voornoemd advies volgt dat indien de operatie en het postoperatieve traject bekend zijn, eventueel opnieuw om strafonderbreking kan worden gevraagd.

Naar het oordeel van de beroepscommissie maakt het voorgaande dat het in de gegeven omstandigheden onvoldoende duidelijk is of klagers zorg (nog steeds) vanuit detentie kan worden geregeld. Bij gebrek aan deze informatie kan evenmin worden vastgesteld of bij klager sprake is van dringende lichamelijke of psychische redenen, zoals bedoeld in artikel 37 van de Regeling, die het verlenen van strafonderbreking noodzakelijk kunnen maken.

Reeds gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 8 december 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven