Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29080/GA, 3 november 2022, beroep
Uitspraakdatum:03-11-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/29080/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    3 november 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 11 juli 2022 beslist tot voortzetting van de eerder aan klager opgelegde verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagcommissie bij de PI Vught heeft op 22 augustus 2022 het beklag ongegrond verklaard (VU 20222/000927). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en twee juridisch medewerkers bij (het PPC van) de PI Vught, gehoord op de zitting van 7 oktober 2022 in de PI Vught. (...), lid van de RSJ, en (...), secretaris bij de RSJ, waren als toehoorder aanwezig.

Het derde lid van de beroepscommissie, mr. drs. L.C. Mulder was niet ter zitting aanwezig. De voorzitter van de beroepscommissie heeft medegedeeld dat zij zal meebeslissen aan de hand van het dossier en wat ter zitting is aangevoerd.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De a-dwangbehandeling is ten onrechte verlengd. Klager heeft geen psychose en er was geen reden om hem dwangmedicatie toe te dienen. Hij ondergaat een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) en is heel vaak overgeplaatst, omdat het niet goed ging. Voorafgaand aan zijn verblijf in het PPC van de PI Vught, tegen welke plaatsing een bezwaarprocedure loopt, zat hij in een ISD waar verschillende incidenten zijn geweest. Zo heeft hij met heet water naar een medegedetineerde gegooid en is hij zelf met de dood bedreigd. In het PPC ging het twee à drie maanden niet goed. Klager heeft eerder de hem voorgeschreven pillen niet altijd consequent ingenomen, omdat hij vanwege zijn jonge leeftijd van 21 jaar geen medicatie wil.

Na afloop van de a-dwangbehandeling zal klager de medicatie vrijwillig, althans onder drang, innemen. Dit houdt verband met het begeleid wonen-traject in het kader van de extramurale fase van de ISD-maatregel waaraan klager alleen mag deelnemen onder de voorwaarde dat hij de voorgeschreven medicatie gebruikt. 

Standpunt van de directeur
De door klager eerder gebruikte orale medicatie sorteerde effect, maar klager was niet altijd medicatiegetrouw. Aangezien dat instabiliteit in klagers toestand veroorzaakte, is overgegaan tot een depot. Op 15 juni 2022 heeft de psychiater met klager gesproken. Klager gaf toen aan geen medicatie te willen innemen. Het behandelteam heeft hem in de periode voorafgaand aan de bestreden beslissing geobserveerd. De dwangmedicatie heeft ervoor gezorgd dat klagers toestandsbeeld stabiel is. Uit het verleden is bekend welke risico’s zich voordoen als hij zijn medicatie niet inneemt. Het behandelplan dateert uit december 2021. De behandelbesprekingen die nadien hebben plaatsgevonden staan hierin niet vermeld, maar volgen uit de uitgebrachte adviezen in het kader van de verlengingsbeslissingen. De onderhavige beslissing betreft de tweede verlenging van de dwangbehandeling. Kennelijk is hierbij de keuze gemaakt om geen second-opinion uit te voeren. Het halfjaarlijkse advies van een onafhankelijke psychiater is geen dwingend vereiste.

Klager zit in de laatste intramurale fase in het kader van de ISD-maatregel. Bij zijn behandeling is toegewerkt naar de extramurale fase. Omdat klager te kennen heeft gegeven zijn medicatie vrijwillig te willen innemen, is geen verlenging aangevraagd van de 
a-dwangbehandeling.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

In artikel 46e, vijfde lid, van de Pbw is onder meer bepaald dat indien voortzetting van de geneeskundige behandeling overeenkomstig artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw nodig is, de gedetineerde onverwijld een afschrift van de schriftelijke beslissing van de directeur ontvangt. De directeur dient dan in zijn beslissing aan te geven waarom van een behandeling alsnog het beoogde effect wordt verwacht.

Volgens de behandelend psychiater zijn er bij klager aanwijzingen voor een licht verstandelijke beperking, in combinatie met vermoedelijke persoonlijkheidsproblematiek of autisme¬spectrum¬problematiek. Dit veroorzaakt volgens de behandelend psychiater psychotische overschrijdingen, oninvoelbaar gedrag, overlast en verbale en fysieke agressie naar derden (personeel en medegedetineerden). Klager kon daarom niet goed functioneren op reguliere afdelingen en ‘matig’ in een individueel programma, maar ook dan bleven onveilige situaties, conflicten, agitatie en oninvoelbaarheid bestaan. Naast een gevaar voor agressie richting derden, bestaat er een gevaar dat klager met zijn gedrag agressie van derden oproept, bestaat er een gevaar voor zijn psychische gezondheid en een gevaar op maatschappelijke teloorgang.

Op 11 januari 2022 is aan klager de verplichting tot het ondergaan van a-dwangbehandeling opgelegd. In februari 2022 waren er sterke aanwijzingen voor therapie-ontrouw bij de toen gekozen orale medicatie. De genoemde gevaren keerden terug en klagers toestandsbeeld verslechterde. Daarom is de medicatie vanaf 1 maart 2022 toegediend in de vorm van een depot. De a-dwangbehandeling is op 11 april 2022 verlengd. De onderhavige beslissing van 11 juli 2022 betreft de tweede verlenging van de a-dwangbehandeling.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is, gelet op het voorgaande, voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit de genoemde problematiek gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. In het gesprek met de behandelend psychiater op 15 juni 2022 heeft klager (opnieuw) te kennen gegeven geen medicatie nodig te hebben en te willen innemen. Het medicamenteuze ingrijpen heeft ervoor gezorgd dat zijn toestandsbeeld is verbeterd en dat daardoor het gevaar is afgenomen. In de bestreden beslissing – zij het dat deze summier is omkleed met actuele informatie over klagers toestandsbeeld en over de voortgang van de in december 2021 gestelde behandeldoelen – heeft de directeur naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende toegelicht dat de voortzetting van het dwangtraject noodzakelijk is.

Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de beslissing van de directeur voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Uit de stukken blijkt namelijk dat klager, ondanks de herhaaldelijk met hem hierover gevoerde motiverende gesprekken, weigert vrijwillig de voorgeschreven medicatie in te nemen, terwijl inname van medicatie door klager volgens de psychiater de enige manier is waarop het gevaar dat zijn stoornis klager doet veroorzaken kan worden weggenomen. Ten tijde van de bestreden beslissing werd, vanwege klagers weigerende houding ten opzichte van medicamenteuze behandeling en het ontbreken van ziektebesef en ziekte-inzicht, nog geen opening gezien voor vrijwillige inname. Wel wilde klager, zo gaf hij in het gesprek met de behandelend psychiater op 15 juni 2022 aan, praten over een overstap naar orale medicatie, als hij de medicatie moest blijven gebruiken. De psychiater heeft bij het medicatiebeleid hiermee rekening gehouden (de medicatie is onder meer zo laag mogelijk gedoseerd), alsook met de aflopende intramurale fase van klagers ISD-traject en zijn verwachte overplaatsing naar een extramurale vervolgplek. 

Tot slot is voldoende aannemelijk dat de a-dwangbehandeling doelmatig is en (alsnog) het gewenste effect kan bewerkstelligen, namelijk klagers vrijwillige inname van medicatie. Uit de stukken blijkt dat spoedig nadat klager antipsychotica toegediend had gekregen zijn toestandsbeeld en gedrag aanzienlijk zijn verbeterd, in de zin dat contact met hem en aansturing op zijn gedrag mogelijk was en geen sprake was van conflicten, overlast of in zichzelf praten.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om de a dwangbehandeling voort te zetten niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.


Deze uitspraak is op 3 november 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven