Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27228/TA, 17 oktober 2022, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/27228/TA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    17 oktober 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen een afzonderingsmaatregel, ingaande op 11 februari 2022.

De beklagcommissie bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling) heeft op 3 mei 2022 het beklag ongegrond verklaard (Me 2022-80). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], jurist bij de instelling, gehoord op de digitale zitting van 16 september 2022.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Het beklag van klager is onterecht ongegrond verklaard. De maatregel afzondering is onterecht opgelegd en heeft tevens te lang voortgeduurd. Ook is de maatregel disproportioneel, de instelling had kunnen volstaan met de maatregel afzondering op eigen kamer. In de middag van 11 februari 2022 heeft klager getracht een medeverpleegde te spreken over een discussie eerder op die dag. Uit het niets is de betreffende medeverpleegde met stoelen gaan gooien naar klager. Vervolgens is aan zowel klager als de medeverpleegde de maatregel afzondering opgelegd. Klager acht het onjuist dat hij een maatregel opgelegd heeft gekregen, terwijl de medeverpleegde degene is geweest die zich agressief heeft gedragen. De betreffende medeverpleegde heeft aangegeven dat klager niks heeft gedaan, maar dat hij vanuit zijn verleden en angst direct heeft gereageerd. Klager vindt dat de afzondering beëindigd had kunnen worden na gesprekken met het verplegend personeel op 12 en 13 februari 2022 waaruit duidelijk werd dat klager niet de agressor is geweest. De dagrapportages van deze dagen ontbreken in het verweer. Vanaf 14 februari 2022 vermeldt de dagrapportage dat de afzonderingsmaatregel niet alleen is opgelegd vanwege het incident, maar dat het ook in de acht weken daarvoor niet goed zou zijn gegaan. Vanaf dat moment lijkt de afzonderingsmaatregel een andere grondslag te krijgen.  

Standpunt van het hoofd van de instelling
Klager heeft op 11 februari 2022 een woordenwisseling gehad met een medeverpleegde, waarbij de spanning tussen hun beiden opliep. Nadat deze woordenwisseling door tussenkomst van de sociotherapie was gestopt, is klager in de middag alsnog verhaal gaan halen bij de betreffende medeverpleegde. In reactie hierop is de medeverpleegde met stoelen gaan gooien. Door verhaal te gaan halen is klager wel degelijk betrokken geweest bij het incident. Omdat klager nog niet zo lang op de afdeling was en er sprake is geweest van incidenten voordien, is ervoor gekozen om klager langer af te zonderen om de situatie goed te kunnen inschatten. De instelling heeft daarom in het kader van de orde en veiligheid in de instelling in redelijkheid de afzonderingsmaatregel aan klager kunnen opleggen. 

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 34, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) in samenhang bezien met artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Bvt kan het hoofd van de inrichting een tbs-gestelde afzonderen indien dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. 

Vaststaat dat op 11 februari 2022 aan klager en een medeverpleegde een afzonderingsmaatregel is opgelegd naar aanleiding van een incident waarbij met stoelen is gegooid. Dat klager ontkent de agressor te zijn geweest, doet niet af aan zijn aandeel in het incident, nu uit de stukken naar voren komt dat hij nadien verhaal is gaan halen en in die zin heeft bijgedragen aan het incident. De beroepscommissie is van oordeel dat de duur van de afzonderingsmaatregel lang is geweest, maar niet onredelijk lang, gelet op de risicoafweging van de instelling waarin klagers gedrag vóór het incident ook is meegenomen. De beroepscommissie is voorts van oordeel dat met deze risicoafweging geen sprake is van een wijziging van de grondslag van de afzonderingsmaatregel. Zowel de oplegging als de voortduring van de afzonderingsmaatregel zijn gerelateerd aan klagers gedrag en emotionele toestand. De beroepscommissie acht het daarom niet onredelijk dat de instelling eveneens heeft gekeken naar het gedrag van klager voorafgaand aan het incident om te kunnen bepalen of de afzonderingsmaatregel moest worden voortgezet. 

De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, de beslissing van het hoofd van de instelling niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden. 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden. 


Deze uitspraak is op 17 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. dr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.

 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven