Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24309/GA, 7 oktober 2022, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    21/24309/GA
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    7 oktober 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht (hierna: de directeur)

1. De procedure
[Klager] (hierna: klager) heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen de beslissing dat hij niet langer als afdelingsreiniger werkzaam mag zijn, omdat hij de organisator zou zijn van een groepsklacht.

De beklagcommissie bij de PI Dordrecht heeft op 17 november 2021 het beklag gegrond verklaard (PD-2021-442 en PD-2021-491). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft [naam plaatsvervangend vestigingsdirecteur], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Dordrecht, [naam afdelingshoofd], afdelingshoofd van de PI Dordrecht, klager en zijn raadsman mr. A.K. Ramdas gehoord op de zitting van 15 juli 2022 in de PI Vught.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Het afdelingshoofd heeft degelijk onderzoek gedaan en klager na het maken van een belangenafweging uit zijn baantje als afdelingsreiniger ontheven. Klager bekleedde een vertrouwensbaantje en genoot veel bewegingsvrijheid en vertrouwen van personeel. Klager heeft zijn rol niet waar kunnen maken, omdat hij zich bezighield met allerlei feiten die niet verenigbaar zijn met de uitvoering van zijn taken als afdelingsreiniger. Uit de overgelegde gedragsrapportages blijkt dat klager daar meerdere malen op is aangesproken door het personeel.
Het afdelingshoofd heeft, anders kan klager stelt, hem niet gevraagd om alle beklagzaken in te trekken. Wel heeft het afdelingshoofd op verzoek van de weekcommissaris een aantal gedetineerden gevraagd om namens alle klagers te spreken met de commissie. Klager was één van de gedetineerden waarmee is gesproken. Gelet op de gesprekken met drie gedetineerden, waaronder ook klagers celgenoot, was het voor het afdelingshoofd voldoende aannemelijk dat klager de organisator van het groepsbeklag is geweest. De gesprekken met deze drie gedetineerden zijn vertrouwelijk gevoerd. Daar is ook geen verslag van gemaakt, om de vertrouwelijkheid te borgen. Daarbij heeft klager op 24 juni 2021 bij een medewerker verklaard dat hij meerdere gedetineerden heeft geholpen bij het indienen van het beklag. Het afdelingshoofd is zorgvuldig te werk gegaan en heeft een belangenafweging gemaakt. Op grond hiervan is aan klager medegedeeld dat hij uit zijn baantje als afdelingsreiniger wordt gezet. Bovendien staat nergens in de wet dat een gedetineerde een baantje kan claimen.

Ter zitting is daaraan toegevoegd dat de door verschillende personeelsleden opgemaakte gedragsrapportages (zoals ingeplakt in het beroepschrift) niet zijn ondertekend, omdat het dagrapportages betreffen voor intern gebruik. Het personeel noteert deze rapportages in een computersysteem. De dagrapportage wordt niet ondertekend, enkel de naam van het rapporterende personeelslid en tijdstip wordt vermeld in het systeem. Het zijn geen schriftelijke verslagen in de zin van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).
Door het afdelingshoofd is onderzoek gedaan middels vertrouwelijke gesprekken naar de groepsklacht en klager is daarbij door meerdere gedetineerden aangewezen als organisator. Het staat klager vrij klachten in te dienen, maar het gaat om het totaalplaatje waarin klager meermaals gedrag heeft vertoond dat onverenigbaar is met zijn baantje als afdelingsreiniger waarin hij een vertrouwenspositie genoot, waaronder het aanzetten van medegedetineerden tot het indienen van klachten, het zich niet houden aan afdelingsregels (o.a. het uitdelen van vlees aan medegedetineerden terwijl dit klager expliciet door het personeel was verboden) en respectloos gedrag naar het personeel.

Standpunt van klager
De uitspraak van de beklagcommissie heeft mondeling plaatsgevonden, waarbij de beklagcommissie haar uitspraak mondeling heeft gemotiveerd. Uit dien hoofde was het voor de directeur mogelijk om bij zijn beroepschrift de gronden van het beroep te formuleren. De directeur heeft dit niet gedaan. De uitspraak is op 18 november 2021 toegezonden aan partijen. Gezien het vorenstaande dient het beroepschrift niet-ontvankelijk te worden verklaard, met veroordeling in de proceskosten.

Ter zitting is daaraan toegevoegd dat subsidiair – indien de directeur wel ontvankelijk is in beroep – de dagrapportages pas in beroep zijn ingebracht en bovendien is de tekst ingeplakt in het beroepschrift. De dagrapportages zijn niet van een handtekening voorzien. Het is niet verifieerbaar of dit de ‘originele’ dagrapportages zijn. Er is niet gebleken dat klager de organisator is geweest van een groepsklacht. Dit zijn aannames. Klager ontkent de gedragingen die hem verweten worden door de directeur waardoor zijn baan als afdelingsreiniger is beëindigd. 

3. De beoordeling
Ontvankelijkheid
Anders dan namens klager is aangevoerd, acht de beroepscommissie de directeur ontvankelijk in zijn beroep. Weliswaar houdt artikel 69, eerste lid, van de Pbw in dat het beroepschrift met redenen is omkleed, maar enig rechtsgevolg verbindt de wet daaraan niet. In de rechtspraak van de beroepscommissie wordt slechts overgegaan tot niet-ontvankelijkverklaring, indien de directeur of een advocaat, na daartoe te zijn uitgenodigd, het beroep niet nader toelicht. Een dergelijk geval doet zich hier niet voor. 

Inhoudelijk
Uit de jurisprudentie van de beroepscommissie blijkt dat een baantje als afdelingsreiniger een bevoorrechte functie is, omdat een afdelingsreiniger meer vrijheden heeft dan andere gedetineerden. Een afdelingsreiniger wordt om die reden aangesteld op basis van vertrouwen. Van een afdelingsreiniger mag dan ook worden verwacht dat hij zich redelijk gedraagt (voorbeeldgedrag vertoont) en zich aan de regels houdt (zie o.a. RSJ 8 oktober 2018, R-541 en RSJ 22 mei 2017, 17/0293/GA). Indien een gedetineerde uit zijn baantje in een bevoorrechte positie wordt gezet, dient de directeur hieraan voorafgaand een belangenafweging te maken (RSJ 22 februari 2022, R-20/8053/GA). Een dergelijke beslissing dient gemotiveerd kenbaar te worden gemaakt aan de gedetineerde (RSJ 20 april 2021, R-20/6843/GA).

Uit de stukken en wat ter zitting naar voren is gebracht is de beroepscommissie van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat klager meermaals geen voorbeeldgedrag heeft vertoond en zich verschillende keren niet aan de regels heeft gehouden, terwijl hij een baantje als afdelingsreiniger had. De beroepscommissie heeft geen aanleiding te twijfelen aan de in het beroepschrift opgenomen dagrapportages die door verschillende personeelsleden zijn opgemaakt. Daarbij merkt de beroepscommissie op dat een dagrapportage moet worden onderscheiden van een schriftelijk verslag als bedoeld in 50, eerste lid, van de Pbw. Evenmin heeft de beroepscommissie reden om te twijfelen aan dat wat het afdelingshoofd ter zitting heeft toegelicht. De directeur heeft dus ook betekenis mogen toekennen aan het feit dat klager de organisator van een groepsklacht is geweest en het afdelingshoofd heeft gepasseerd door niet eerst met hem in gesprek te gaan alvorens te klagen. Ook in die situatie heeft klager zich niet redelijk gedragen. 
De beroepscommissie is van oordeel dat de ontheffing van klager uit zijn baantje als afdelingsreiniger mondeling heeft kunnen plaatsvinden, nu de directeur hieraan voorafgaand een belangenafweging heeft gemaakt en de beslissing ook gemotiveerd kenbaar heeft gemaakt aan klager. 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond voor zover in beroep aan de orde.


Deze uitspraak is op 7 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. R. Raat, voorzitter, dr. T. Jambroes en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven