Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25952/GA, 21 november 2022, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          22/25952/GA               

Betreft [Klager]

Datum 21 november 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur)

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen het niet voortvarend handelen van zijn casemanager met betrekking tot zijn detentiefasering.

De beklagrechter bij de locatie Roermond heeft op 14 februari 2022 het beklag gegrond verklaard en daarbij de directeur opgedragen om de volledige aanvraag voor een plaatsing in een Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA) per omgaande ter beoordeling te zenden aan de selectiefunctionaris namens de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de Minister). De beklagrechter heeft voorts aan klager een tegemoetkoming toegekend van €25,- (R-2021-642). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Roermond […], klager en zijn raadsman mr. M.C.J. Heinen gehoord op de zitting van 9 september 2022 in de Penitentiaire Inrichting Vught.

Als toehoorder was aanwezig mr. (…), secretaris bij de RSJ.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De directeur wenst allereerst diens oprechte excuses te maken, nu het verweer in de beklagfase onvolledig was.

Op 23 september 2021 is klager overplaatst naar de locatie Roermond. Op 8 oktober 2021 is klager in beklag gegaan, omdat de casemanager onvoldoende voortvarend zou handelen met betrekking tot zijn detentiefasering. Binnen drie weken kan daar sowieso nog geen sprake van zijn.

In de week van 23 september 2021 heeft de casemanager een gesprek met klager gehad. Klager stelde in dit gesprek vrij direct dat hij niet in de locatie Roermond, maar in een penitentiair programma (PP) thuishoort. De casemanager heeft klager in dit gesprek gewaarschuwd dat het onttrekken aan detentie een groot nadeel is in het vervolg voor het aanvragen van vrijheden.

Op 8 oktober 2021 heeft klager een aanvraag voor deelname aan een PP ingediend. Een vereiste hiervoor is het hebben van een werkgever. Een werkgever ontbrak en klager heeft toen een uitzendbureau genoemd. Op dit moment kon klager nog niet in aanmerking komen voor deelname aan een PP, omdat hij pas na zes weken wordt beoordeeld (de beroepscommissie begrijpt: in het multidisciplinair overleg en/of de vrijhedencommissie). Ondanks dit gegeven en hoewel klager dit eigenlijk zelf dient te doen, heeft de casemanager contact opgenomen met het uitzendbureau. Aansluitend heeft de casemanager op 18 oktober 2021 een reclasseringsadvies aangevraagd.

Op 2 december 2021 is een negatief advies van het Openbaar Ministerie (OM) binnengekomen. In een gesprek met de senior casemanager is aangegeven dat klager, gezien de eerdere onttrekking aan detentie en het negatieve advies van het OM, beter in een BBA kan worden geplaatst. Hierbij is benadrukt dat de keuze aan klager is welke vorm van detentiefasering hij wil aanvragen. Tevens is klager medegedeeld dat, mocht hij willen kiezen voor een BBA, er naar een werkgever dient te worden gekeken. Indien klager ervoor kiest om toch een PP aan te vragen, dan dient hij zelf een werkgever aan te dragen.

Op 9 december 2021 heeft het uitzendbureau BeterBaan aangegeven klager niet als medewerker in dienst te willen nemen, omdat dit bij een eerder PP niet geheel volgens plan zou zijn gelopen. Op 10 december 2021 heeft klager aangegeven toch in een BBA te willen worden geplaatst.

Op 23 december 2021 is klager aangemeld voor een plaatsing in een BBA. Hierbij was de afspraak gemaakt dat indien klager zou kiezen voor een BBA, de senior casemanager zorg zou dragen voor het regelen van een werkgever. Op 5 januari 2022 is klager gepromoveerd. Vanaf dat moment kon klager eigenlijk pas officieel een aanvraag doen, nu het gepromoveerd zijn een voorwaarde is voor zowel deelname aan een PP als een plaatsing in een BBA.

Op 15 januari 2022 meldt het BBA dat de werkgever die door de senior casemanager is aangedragen niet doorgaat, maar dat er een andere werkgever is gevonden. De beoogde werkgever heeft op 25 januari 2022 om het cv van klager verzocht. Klager leverde echter een niet bruikbaar cv aan. Na de afdeling onderwijs te hebben verzocht klager hiermee op weg te helpen, heeft klager op 31 januari 2022 een nieuw cv aangeleverd. Op 7 februari 2022 heeft klager aangegeven toch zelf een werkgever te hebben gevonden. Op 10 februari 2022 ontving de casemanager een e-mail van een uitzendbureau in Deurne met de vraag of er een gesprek kon plaatsvinden over klager en het werk. Een uitzendbureau is echter geen werkgever, maar een tussenpersoon. De werkgever moet namelijk gecheckt worden en dat is bij een uitzendbureau problematisch. Bij het uitzendbureau BeterBaan ligt dat anders, nu de inrichting daarmee samenwerkt en aldus weet dat er enkel sprake is van gescreende werkgevers.

Klager heeft weinig laten zien dat hij zelf initiatief wil tonen in het vinden van een werkgever en in de aanvraag voor een plaatsing in een BBA. De casemanager heeft uit professionaliteit aangeboden dit eerder onder handen te willen nemen, zodat het voor klager zo gunstig mogelijk zou uitpakken. Er kan niet worden gesproken over onvoldoende voortvarend handelen door de casemanager, daar hij eerder begonnen is met de aanvragen dan normaliter wordt gedaan.

Standpunt van klager

Op 21 augustus 2021 zat klager in een andere inrichting, waar hij op ‘groen’ stond. Bij binnenkomst in de locatie Roermond werd hij op ‘rood’ gezet. Er is een gesprek geweest met de casemanager op 30 september 2021. Toen is verteld dat een reclasseringsadvies zou worden aangevraagd. Toen klager de casemanager twee weken later sprak, was er nog niks in werking gezet. Klager is om die reden toen ook in beklag gegaan.

Met betrekking tot de werkgever geldt dat klager geen werkgever kon vinden zonder dat hij een datum wist wanneer hij kon beginnen met werken. De contactpersoon van klager van het uitzendbureau BeterBaan had de casemanager gemaild, maar de casemanager had aangegeven geen contact op te gaan nemen met het uitzendbureau BeterBaan, omdat het geen werkgever is. Daarnaast is het opmerkelijk dat het uitzendbureau BeterBaan op 9 december 2021 te kennen zou hebben gegeven niet in zee te willen gaan met klager, terwijl klager thans wel (weer) bij het uitzendbureau BeterBaan werkt. In december 2021 heeft klager getekend voor een plaatsing in een BBA, waarbij hem door de senior casemanager was toegezegd dat er voor hem werk zou worden gevonden. Dit betrof werk bij een stratenmaker. Deze wist echter niet dat klager een gedetineerde was, die een enkelband zou moeten gaan dragen, wat zich niet goed verhield tot het gegeven dat de werkzaamheden zouden worden verricht in Duitsland/België.

De directeur heeft telkens wisselende standpunten ingenomen, waardoor iedereen op het verkeerde been is gezet. Als klagers aanvraag niet in behandeling kon worden genomen, had dat klager direct moeten worden gemeld.

3. De beoordeling

Een gedetineerde heeft op grond van artikel 18, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) het recht om een verzoek tot (over)plaatsing – waaronder detentiefasering – in te dienen bij de Minister. Hoewel een gedetineerde een dergelijk verzoek zelf bij de Minister kan indienen, stelt in de praktijk de directeur doorgaans eerst een selectieadvies op (in de zin van artikel 18, tweede lid, van de Pbw), zodat de Minister over de benodigde informatie beschikt om te kunnen beslissen.

Met de directeur betreurt de beroepscommissie het dat de directeur de volledige informatie zoals hiervoor weergegeven onder de standpunten eerst in beroep aan de beroepscommissie heeft doen toekomen. Dat deze niet eerder is gedeeld met de beklagcommissie, klager en zijn raadsman verdient bepaald geen schoonheidsprijs.

Desondanks ziet de beroepscommissie geen grond om datgene wat zich in de periode na de indiening van het klaagschrift heeft voorgedaan te betrekken in haar beoordeling.

Klager, die op 23 september 2021 is binnengekomen bij de locatie Roermond, heeft op 8 oktober 2021 zijn beklag ingediend. Blijkens de door de directeur verstrekte informatie heeft de casemanager klager in de week waarop hij binnenkwam gesproken en heeft klager toen aangegeven aan een PP te willen deelnemen. De aanvraag daartoe heeft klager op dezelfde dag ingediend als zijn beklag. Onder deze omstandigheden kan nog niet worden geoordeeld dat de casemanager onvoldoende voortvarendheid heeft gehandeld met betrekking tot klagers detentiefasering.  

De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 21 november 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. dr. P. Jacobs, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven