Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24229/GA, 9 november 2022, beroep
Uitspraakdatum:09-11-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    21/24229/GA
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    9 november 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Grave (hierna: de directeur)

1. De procedure
[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het niet opvolgen van instructies van het personeel, ingaande op 6 oktober 2021.

De beklagcommissie bij de PI Grave heeft op 11 november 2021 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €20,- (GO 2021/566). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Grave […] en klagers raadsvrouw mr. F.W.M. Hopmans gehoord op de zitting van 9 september 2022 in de PI Vught. Klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt en die op behoorlijke wijze is opgeroepen, is niet ter zitting verschenen.

Als toehoorder was aanwezig […..], secretaris bij de RSJ.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Na de middagmaaltijd worden op de afdelingen de plates, waarop de maaltijd wordt geserveerd, opgehaald door de afdelingsreinigers. De gedetineerden dienen klaar te staan om de plates aan te reiken, zodat de afdelingsreinigers niet alle cellen in hoeven om de plates op te halen. Dit laatste wordt uit veiligheidsoverwegingen onwenselijk geacht. Gedetineerden worden bij binnenkomst over de gang van zaken op de afdelingen, waaronder het aanreiken van de plates, geïnformeerd.

Tijdens het ophalen van de plates bleek dat klager en zijn celgenoot in bed lagen. Een personeelslid vroeg aan hen de plates aan te geven. Vanuit zowel klager als zijn celgenoot kwam geen reactie. Het personeelslid heeft daarop vier keer, met een steeds luidere stem, klager en zijn celgenoot aangeroepen. Daarop kwam wederom geen reactie. Gezien het feit dat het vaker is voorgekomen dat klager en zijn celgenoot geen reactie geven, is het personeelslid de cel ingegaan en heeft hij klagers celgenoot rustig gepord om hem wakker te maken. Ook daarop werd niet gereageerd. Vervolgens is aan de afdelingsreiniger de opdracht gegeven om de plates uit de cel te halen en is, gelet op het feit dat vaker niet wordt gereageerd wanneer iets wordt gevraagd of opgedragen, aan klager en zijn celgenoot een schriftelijk verslag aangezegd. Benadrukt wordt dat de cel slechts enkele vierkante meters groot is. Klagers verklaring dat hij in diepe slaap was en dit alles heeft gemist, is dan ook ongeloofwaardig. 

De beklagcommissie is er in de uitspraak verder aan voorbij gegaan dat het voorval niet ‘s ochtends in alle vroegte, maar midden op de dag heeft plaatsgevonden, dat de opdracht gelet op het belang van een vlot en ordelijk verloop van het ophalen van de plates alleszins redelijk was, dat het klaarstaan voor het ophalen van de plates een vaste routine betreft en dat klager door het personeel op de afdeling al vaker was aangesproken op het niet reageren wanneer hem iets werd gevraagd of opgedragen.

Standpunt van klager
Er is een opdracht gegeven, waarbij de directeur ervan uitgaat dat die opdracht moet zijn gehoord door klager. Klager heeft echter niks gehoord en was van alles pas op de hoogte toen aan hem een schriftelijk verslag werd uitgereikt. Dat klager dit gedrag eerder zou hebben vertoond, is niet onderbouwd met stukken. De beklagcommissie heeft overigens wel degelijk acht geslagen op het feit dat het voorval in de middag plaatsvond. Klager kan zich verenigen met de uitspraak van de beklagcommissie. 

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid, in verbinding met artikel 50, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen indien deze betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Ingevolge artikel 51, vijfde lid, van de Pbw kan een gedetineerde geen straf worden opgelegd, indien hij niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor het begaan van een feit zoals bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw.

Anders dan de beklagcommissie neemt de beroepscommissie niet aan dat klager door het voorval heen is geslapen en zich dientengevolge niet schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk niet opvolgen van een opdracht. Met de directeur acht de beroepscommissie het onaannemelijk dat klager de met steeds luidere stem gegeven instructie van het personeelslid aangaande de plates geheel niet heeft gehoord. De omstandigheid dat door het personeelslid enkel is getracht om klagers celgenoot middels porren wakker te maken, kan hieraan niet afdoen. Dat niet met stukken is onderbouwd dat klager vaker soortgelijk gedrag heeft vertoond kan klager evenmin baten, omdat een enkele strafwaardige gedraging ook tot de oplegging van een disciplinaire straf kan en mag leiden.

De directeur heeft in dezen in redelijkheid kunnen beslissen tot de oplegging van een disciplinaire straf, waarbij de hoogte daarvan niet als disproportioneel wordt aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De toegekende tegemoetkoming komt daarmee te vervallen.


4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.


Deze uitspraak is op 9 november 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. dr. P. Jacobs, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven