Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28013/GB, 2 september 2022, beroep
Uitspraakdatum:02-09-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/28013/GB
    
            
Betreft    [klager]
Datum    2 september 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de gevangenis van de locatie Esserheem te Veenhuizen of van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen. 

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 16 juni 2022 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. N. Hendriksen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klagers familie woont in Hamburg. Gelet op de lange reisafstand voor klagers familie, kan klager maar één keer per maand of soms zelfs één keer per twee maanden bezoek ontvangen in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad. Klager zou zijn familie graag vaker zien. Hij kan zijn recht op ‘family life’ zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) nu niet uitoefenen. In een locatie te Veenhuizen zou klager vaker bezoek van zijn familie kunnen ontvangen. 

Dat klagers familie inmiddels bijna vier jaar geleden ergens anders woonde, is natuurlijk niet iets dat nu aan klager tegengeworpen kan worden. 

Standpunt van verweerder
Uit de bezoekerslijst blijkt dat klager sinds zijn verblijf in het JC Zaanstad al een flink aantal keren bezoek heeft gehad van zijn vriendin. Het is misschien niet zo vaak als hij zou willen, maar klager is niet verstoken van bezoek. Er is dus geen sprake van strijd met artikel 8 van het EVRM. 

Het blijkt dat klager steeds verzoekt om overplaatsingen naar verschillende inrichtingen, waarbij er wordt aangegeven dat hij omwille van de mogelijkheid van bezoek overgeplaatst wil worden. In het overplaatsingsverzoek van 2 september 2021 wordt door klager zelf aangegeven dat hij graag in het JC Zaanstad geplaatst wil worden in verband met bezoek. Dat verzoek is op 23 september 2021 gehonoreerd. 

3. De beoordeling
Klager verblijft op dit moment in de gevangenis van het JC Zaanstad. Hij wil graag worden overgeplaatst naar de locatie Esserheem of de locatie Norgerhaven, omdat zijn familie hem dan (makkelijker) kan bezoeken. 

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als in dat arrondissement geen gevangenis is aangewezen of als daar geen plaats beschikbaar is, dan wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang. In het dossier staat geen recent vestigingsadres of een adres waar klager zich na zijn detentie zal vestigen. Voornoemd artikel vormt dus geen selectiecriterium voor deze zaak. Klager moet volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie een goede reden hebben om overgeplaatst te kunnen worden. 

Hoewel de beroepscommissie in RSJ 29 april 2022, 21/22094/GB, van oordeel was dat klager zijn verzoek onvoldoende had onderbouwd, is het op dit moment duidelijk dat klagers familie daadwerkelijk in Duitsland woont. Uit inlichtingen van de directeur van het JC Zaanstad van 16 juni 2022 blijkt dat klagers familie woonachtig is in Hamburg en Dortmund. Klagers vriendin heeft zich nu ingeschreven voor een woning in Groningen. Hoewel de afstand tussen Dortmund en Zaanstad niet veel groter is dan de afstand tussen Dortmund en Veenhuizen, is de afstand tussen Hamburg en Zaanstad aanzienlijk groter dan de afstand tussen Hamburg en Veenhuizen. Hetzelfde geldt voor Groningen. Daarbij komt dat uit het selectieadvies van 11 april 2022 volgt dat klagers relatie met zijn vriendin en de relatie met zijn kindje moeizaam verlopen, doordat zij niet of zelden bij klager op bezoek kunnen komen. 

Voor zover verweerder stelt dat klager zelf heeft verzocht om overplaatsing naar het JC Zaanstad, overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit het selectieadvies van 2 september 2021 blijkt dat klager in mei 2021 bij zijn casemanager om een overplaatsing naar de locatie Esserheem of de locatie Norgerhaven heeft gevraagd in verband met de reisafstand voor zijn bezoek. Vervolgens heeft niet klager, maar zijn toenmalige raadsvrouw in september 2021 per brief verzocht om klager – in verband met de reisafstand voor de raadsvrouw – toch naar het JC Zaanstad over te plaatsen. Dat klager (al dan niet op eigen verzoek) naar het JC Zaanstad is overgeplaatst, doet bovendien niets af aan het feit dat het een gedetineerde vrij staat om een nieuw verzoek tot overplaatsing in te dienen bij gewijzigde omstandigheden. 

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe. 


Deze uitspraak is op 2 september 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter

Naar boven