Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25559/TB en 22/25560/TB, 10 augustus 2022, beroep
Uitspraakdatum:10-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/25559/TB en 22/25560/TB

    

          

Betreft [klager]

Datum 10 augustus 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Naar aanleiding van een herbeoordeling, heeft de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) op 21 januari 2022 beslist klager te plaatsen in een voorziening voor langdurige forensisch psychiatrische zorg (LFPZ voorziening) van de FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: de Pompestichting), wat moet worden begrepen als een beslissing tot voortzetting van klagers verblijf in die voorziening.

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de resocialisatieafdeling van de Pompestichting. Verweerder heeft dat verzoek op 20 januari 2022 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. R. Polderman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissingen.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en namens verweerder […] gehoord op de zitting van 22 juli 2022 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Verweerder heeft onvoldoende acht geslagen op de rapportages van de externe adviseurs psychiater D. en klinisch psycholoog D., die adviseren de LFPZ-status op te heffen en klager te selecteren voor een resocialisatietraject. De Pompestichting heeft onvoldoende zwaarwegende argumenten aangevoerd om van die adviezen af te wijken. Klager geeft grotendeels openheid van zaken ten aanzien van zijn belevingswereld waardoor er wel degelijk voldoende zicht op zijn inschatbaarheid is. Er is nu dan ook sprake van voldoende samenwerking om de risico’s adequaat te kunnen inschatten. Alles draait erom dat klager heel direct in contact is en dat dit als agressie wordt gezien. Klager is echter één groot open boek en kan volgens psycholoog D. heel makkelijk gelezen worden. Klager geeft antwoord op vragen, maar zal niet snel uit zichzelf iets vertellen. Klager heeft het idee dat de Pompestichting niet verder met hem wil en gewoon van hem af wil. Men wil in zijn gevoelsleven spitten, terwijl dat een gepasseerd station is, ook volgens de inmiddels gehouden zorgconferentie.

Klager ziet nauwelijks positieve stukken in zijn dossier, bijvoorbeeld dat hij gedurende twee en een half jaar in de Oostvaarderskliniek delictanalyse heeft uitgewerkt. Vóór de LFPZ plaatsing heeft klager zonder problemen verlof gehad, maar is een aanvraag voor onbegeleid verlof afgewezen. Klager is eenmaal in de fout gegaan. Klager heeft destijds zelf verzocht hem in de LFPZ te plaatsen, omdat de Pompestichting hem in de longcare voorziening De Pelmolen van de Van der Hoeven Kliniek te Utrecht wilde plaatsen. Klager wilde daar niet geplaatst worden omdat die voorziening voor hem niet geschikt is.

Uitkomst van de zorgconferentie van 12 mei 2022 is nu dat klager gaat kijken op de longcare voorziening De Wierde van de Van der Hoeven Kliniek om te zien of hij daar wellicht kan instromen en dat begeleid verlof vanuit de LFPZ wordt opgestart, maar er is tot op heden daaromtrent nog helemaal niets in gang gezet. Zijn behandelcoördinator gaat weg, wat het tempo van het begeleid verlof ook niet ten goede komt. Klager gaat het liefst naar de resocialisatieafdeling van de Pompestichting. Hij wil de kans krijgen om het traject af te maken waar hij daar destijds gebleven was. Gelet op de genoemde adviezen van de externe adviseurs is overplaatsing naar de resocialisatieafdeling van de Pompestichting het meest passend. Klager heeft daar eerder verbleven en kan daar soepeler instromen. Dit zal de minste vertraging opleveren in het resocialisatietraject van klager. De Pompestichting heeft ook een pre-resocialisatieafdeling. Het zou ook nog een oplossing kunnen zijn om klager daar te plaatsen, dit is ook tijdens de zorgconferentie als mogelijkheid genoemd.

 

Standpunt van verweerder

Verweerder heeft in de reactie van de Pompestichting op de adviezen van de pro Justitia rapporteurs en in het advies van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing langdurig forensisch psychiatrische zorg (LAP) aanleiding gezien om van de adviezen van de pro Justitia rapporteurs af te wijken.

Klager wil alleen worden overgeplaatst naar de resocialisatieafdeling van de Pompestichting, wat de Pompestichting niet aangewezen acht. Een eerdere behandelpoging in de Pompestichting na een eerdere uitstroom uit de LFPZ is mislukt. Alle deskundigen, ook de pro Justitia rapporteurs, zijn het erover eens dat klagers problematiek in wezen onveranderd is en ook niet vatbaar lijkt voor op verandering gerichte behandeling. De Pompestichting verwacht dat plaatsing op de resocialisatieafdeling van de kliniek de (emotionele) druk op klager zal opvoeren, terwijl aldaar, mede vanwege blijvende onduidelijkheid over de delictdynamiek, onvoldoende ‘holding, controle en begeleiding’ aanwezig is voor het vereiste risicomanagement. Binnen de LFPZ-voorziening in Zeeland gaat het goed met klager. Klager heeft ook zelf aangegeven het goed te vinden daar te blijven omdat hij daar de dingen doet die hij leuk vindt.

De LAP acht het niet aangewezen om de LFPZ-status op dit moment op te heffen en onderschrijft de visie van de Pompestichting dat vanuit de huidige setting zou moeten worden toegewerkt naar begeleid verlof als eerste stap, om te toetsen hoe de verloven en de samenwerking met klager zich dan ontwikkelen. Overigens verschilt die aanpak qua praktische uitvoering niet heel sterk van de adviezen van de pro Justitia rapporteurs. Ook zij menen dat een langzame opbouw van vrijheden gecontroleerd stap voor stap zou moeten plaatsvinden.

Verweerder meent dat de Pompestichting en de LAP overtuigend hebben onderbouwd dat die opbouw van vrijheden beter kan plaatsvinden vanuit de LFPZ-voorziening en opheffing van de LFPZ-status in elk geval op dit moment niet aan de orde is. Er is te weinig vooruitgang en met te verwachten spanningsopbouw te weinig begeleidbaarheid. Er is verschil in de mate van inzicht die klager wil geven en die de kliniek wil hebben.

Verder is de conclusie van de op 12 mei 2022 gehouden zorgconferentie dat de stap naar de resocialisatieafdeling van de Pompestichting nu te groot is. Eerst begeleid verlof vanuit de LFPZ met een daaropvolgende plaatsing in De Wierde wordt als een betere stap gezien en past ook bij de inschatting van de pro Justitia rapporteurs. Verweerder zal de stand van zaken betreffende het opstarten van begeleid verlof nagaan, hoewel de beslissing daarover niet bij verweerder ligt.

 

3. De beoordeling

Klagers situatie

Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd. Klagers tbs is op 7 november 2005 aangevangen. Na verblijf in FPC De Rooyse Wissel en FPC Oostvaarderskliniek is klager op 29 juli 2010 geplaatst in de LFPZ-voorziening van de Pompestichting te Vught. Vandaaruit is klager op advies van de LAP op 19 september 2016 geplaatst op een behandelafdeling van de Pompestichting.

Op 23 januari 2020 is opnieuw beslist tot plaatsing van klager in een LFPZ-voorziening van de Pompestichting. Klager verblijft sinds 28 april 2020 in de LFPZ-voorziening van de Pompestichting te Zeeland.

 

Het beoordelingskader

In paragraaf 4 van het Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg, in werking getreden op 1 januari 2019, is bepaald dat door middel van een periodieke toets door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de plaatsing in een LFPZ-voorziening nog noodzakelijk is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde en het recidiverisico te onderzoeken.

 

De toetsing van de in beroep bestreden beslissingen

De Pompestichting heeft in haar advies van 19 april 2021 gemeld dat de derde behandelpoging na uitplaatsing uit de LFPZ van klager is gestagneerd door klagers wantrouwen en angsten, zijn daarbij steeds dreigendere houding, regelovertredend gedrag en het gebrek aan een constructieve samenwerkingsrelatie. Verder is aangegeven dat klager gedeeltelijk heeft kunnen profiteren van de vervolgens in de LFPZ ingezette behandelinterventies, maar dat de persoonlijkheidspathologie in de kern en het recidiverisico onveranderd zijn. Klager is aangewezen op een verblijf in een beveiligde, structuur biedende en begeleidende omgeving. Hij functioneert het beste in duidelijke en voorspelbare situaties, waarbij het belangrijk is dat hem binnen de kaders zoveel mogelijk autonomie wordt geboden. Klager blijft in samenwerking met het behandelteam en werkt mee zolang hij het eens is met de afspraken. Als hij het niet eens is, laat hij zich niet sturen en handelt hij zelf niet om de samenwerking te verbeteren en kan hij egocentrisch, dreigend en grensoverschrijdend zijn. Het bieden van openheid vormt een knelpunt om een constructieve behandelrelatie met het behandelteam aan te gaan, maar ook om een adequate inschatting van zijn psychische conditie te maken. Het behandelteam heeft beperkt inzicht in klagers belevingswereld. Klager is het niet eens met de verlofvoorwaarden waardoor er geen verlof aangevraagd kan worden. Hij ziet het geven van openheid als voorwaarde voor verlof als chantage en heeft daarvan aangifte gedaan. In gesprekken over het stagneren van de derde behandelpoging destijds legt klager de verantwoordelijkheid volledig buiten zichzelf en ziet hij geen eigen aandeel. Over bepaalde onderwerpen wil hij helemaal niet spreken.

Geadviseerd wordt om klagers verblijf in de LFPZ-voorziening voort te zetten vanwege het ontbreken van mogelijkheden voor het opstarten van begeleid verlof en een nieuwe behandelpoging. Klager is het daarmee niet eens. In een zorgconferentie zal klagers toekomstperspectief bekeken worden.

In de rapportages van 17 september 2021 van de pro Justitia rapporteurs is geconcludeerd dat sprake is van onveranderbare pathologie en dat klager aan zijn behandelplafond zit, maar dat klager wel in staat is om meer inzicht te verwerven in zijn problematiek om ermee te leren leven. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig tot hoog, met name wanneer de externe structuur en begeleiding zouden wegvallen en er sprake zou zijn van contextuele, situatieve stress. Daarom worden er mogelijkheden gezien voor een geleidelijke en gestructureerde resocialisatie. Geadviseerd is tot opheffing van klagers LFPZ-status en via plaatsing van klager op een uitstroomafdeling voor longstay of de resocialisatieafdeling binnen de Pompestichting in Nijmegen te proberen te komen tot een constructieve samenwerking en verlening van begeleid verlof. Vandaaruit kan worden geprobeerd stap voor stap, in een langzaam tempo en met stevig en strak ingezet extern risicomanagement om klager verder te resocialiseren.

Op 7 oktober 2021 is door de Pompestichting gemeld dat er geen specifieke uitstroomvoorziening voor LFPZ-bewoners in de behandelkliniek is, maar dat de mogelijkheden voor plaatsing van klager op de resocialisatieafdeling van de Pompestichting of een longcare voorziening zullen worden onderzocht, omdat zij het eens is met de visie dat er niet gekozen kan worden voor een nieuwe behandelpoging.

Op 16 december 2021 heeft de Pompestichting aangegeven dat uit overleg met de psychiater, de behandelcoördinator en de psychotherapeut van de resocialisatieafdeling die klager nog kennen, de conclusie volgt dat overplaatsing naar de resocialisatieafdeling niet aangewezen is. Na het spaaklopen van de derde behandelpoging heeft klager zelf verzocht om terugplaatsing naar de LFPZ wat door het behandelteam werd ondersteund. Er is onvoldoende veranderd in de pathologie om klager opnieuw aan te merken voor uitplaatsing. Klager is nog altijd snel gekrenkt, emotieregulatie en impulscontrole zijn beperkt en vroegsignalering is onmogelijk. De delictdynamiek is onvoldoende duidelijk en daarnaast is er op een resocialisatieafdeling onvoldoende holding, controle en begeleiding aanwezig waardoor het risico groot is dat klager weer snel spanningen oploopt en gekrenkt wordt, waardoor de samenwerking weer verslechtert door achterdochtige en dreigende uitspraken. Wel zijn allen voorstander van het uitbreiden van vrijheden binnen de huidige LFPZ-context waarbinnen klager stabiel functioneert.

Vervolgens heeft de LAP op 21 december 2021 gemeld dat zij een onderbouwing van de pro Justitia rapporteurs mist op een concreet uitstroomplan en het afdoende kunnen managen van alle risicofactoren, wat te meer klemt nu een vorige uitplaatsing uit de LFPZ is mislukt. De pro Justitia rapporteurs maken niet duidelijk wat volgens hen de relevante factoren zijn geweest waardoor de eerdere uitplaatsing uit de LFPZ niet tot het gewenste resultaat heeft geleid en waarom zij verwachten dat een uitplaatsing nu wel succesvol zal verlopen en wat er derhalve in positieve zin is veranderd ten aanzien van de vorige poging. Volgens psycholoog D. is een adequaat signaleringsplan en terugvalpreventieplan van groot belang om klager te kunnen ‘lezen’. Dit lijkt echter niet mogelijk nu klager volgens de Pompestichting onvoldoende openheid geeft en tot op heden geen bewerking van de delictdynamiek mogelijk is gebleken, wat het opstellen van een passend risicomanagement in het kader van een eventuele verlofopbouw belemmert.

De LAP onderschrijft de visie van de Pompestichting dat het aangewezen is om eerst vanuit de LFPZ toe te werken naar begeleid verlof als eerste stap en te toetsen hoe deze verloven en de samenwerking met klager zich ontwikkelen. Geadviseerd is de LFPZ-indicatie voort te zetten.

Verweerder heeft vervolgens de in beroep bestreden beslissingen genomen.

Daarna is op 12 mei 2022 een zorgconferentie gehouden teneinde de (on)mogelijkheden van uitstroom van klager uit de LFPZ te onderzoeken. Daarbij was ook een van de bovengenoemde pro Justitia rapporteurs aanwezig. Geconcludeerd is dat overplaatsing van klager naar de resocialisatieafdeling van de Pompestichting op termijn niet is uitgesloten, maar voor nu een te grote stap is, omdat klager dan teruggaat naar een prikkelrijke en onrustige omgeving en in de situatie komt waarin het destijds tijdens de derde behandelpoging na uitplaatsing uit de LFPZ niet goed is gegaan. Verblijf binnen de LFPZ of een longcareafdeling waar sprake is van een veilige en gestructureerde omgeving met weinig druk en het personeel goed kan omgaan met moeilijke communicatie, zoals De Wierde, wordt meer aangewezen geacht. Afgesproken is dat een traject bij De Wierde zal worden onderzocht, dat dit binnen de LFPZ-voorziening van de Pompestichting wordt besproken en dat bij een positieve uitkomst klager bij De Wierde zal worden aangemeld. Verder is afgesproken dat klager via aan te vragen incidenteel verlof De Wierde zal bezoeken en een intake daar zal kunnen worden gehouden. En ten slotte is afgesproken dat ongeacht de intake bij De Wierde onderzocht zal worden of begeleid verlof vanuit de LFPZ-voorziening opgestart kan worden.

Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat verweerder ten tijde van het nemen van de bestreden beslissingen in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een LFPZ-voorziening van de Pompestichting in de rede ligt en plaatsing op de resocialisatieafdeling van de Pompestichting (nog) niet aan de orde kan zijn. Dit wordt ondersteund door de uitkomst van de gehouden zorgconferentie. Onderzocht wordt of klager kan worden aangemeld voor plaatsing op de longcare voorziening De Wierde en los daarvan of begeleid verlof vanuit de LFPZ kan worden opgestart.  

 

Conclusie

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kunnen de bestreden beslissingen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal beide beroepen daarom ongegrond verklaren. De beroepscommissie hecht er wel aan op te merken dat het van belang is dat met inachtneming van de afspraken van de zorgconferentie voortvarend wordt bezien of begeleid verlof vanuit de LFPZ kan worden opgestart.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart beide beroepen ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 10 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. E. Lucas en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven