Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8636/GA, 18 oktober 2022, beroep
Uitspraakdatum:18-10-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    R-20/8636/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    18 oktober 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van inrichting (hierna: de directeur)

1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 10 september 2020 om hem niet te promoveren naar het plusprogramma.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Middelburg heeft op 18 november 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €30,- (MB-2020-502). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsvrouw mr. S. van Minderhout in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
In klagers detentie- en re-integratieplan staan als leer-/ontwikkelingspunten het uiten van zijn frustraties en het nakomen van afspraken en huisregels. Ook in de periode die de bestreden beslissing behelst, heeft klager zulk gedrag laten zien. Uit de uitspraak van de beklagcommissie komt naar voren dat de directeur niet uitvoerig genoeg is ingegaan op deze punten.

De periode van 13 augustus 2020 tot 10 september 2020 is slechts vier weken en niet zes weken zoals volgt uit de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling). Klager heeft in deze vier weken een aantal keer gedrag laten zien waarmee hij de huisregels en afspraken niet nakomt.

Hij hield zich niet aan afspraken op 15, 16 en 20 augustus 2020. Op 6 september 2020 heeft hij een gesprek gehad met zijn mentor waarin hij zei dat hij begrijpt dat hij op twee punten ‘rood’ scoort en daarop moet verbeteren. Klager was dus op de hoogte van zijn leerpunten. Toch heeft hij in een korte tijd weer een aantal keer niet volgens de afspraken gehandeld en daarmee niet gedurende de gehele periode gewenst gedrag laten zien. 

Op 20 augustus 2020 had hij een gesprek met het afdelingshoofd en een medewerker over een situatie waarbij klager een medewerker onheus heeft bejegend. Op 25 augustus 2020 zei klager dat er niks klopte van het verslag van dat gesprek. In het kader van zijn re-integratie is klager dus niet betrouwbaar. Hij zegt de ene keer dit en de andere keer dat. In het plusprogramma moet een gedetineerde verantwoordelijkheid nemen voor zijn gedrag. Klager laat met zijn gedrag en woord zien dat hij dat niet doet.

Standpunt van klager
Klager heeft het standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van het destijds geldende artikel 1d (oud) van de Regeling beslist de directeur over promotie en degradatie van een gedetineerde. Op grond van artikel 1d, tweede lid, (oud) van de Regeling heeft een gedetineerde aanspraak op promotie indien hij op alle onderdelen van goed gedrag positief scoort gedurende een periode van zes weken. De directeur dient voorafgaande aan een beslissing op een verzoek tot promoveren een belangenafweging te maken. Bij die belangenafweging dient de directeur het ‘oranje-gedrag’ dan wel het ‘rode gedrag’ van de gedetineerde af te zetten tegen het structurele gedrag, waaronder al het ‘groene gedrag’, van de gedetineerde. Uit die belangenafweging dient duidelijk te blijken waarom het ‘oranje gedrag’ dan wel ‘rode gedrag’ van de gedetineerde, bezien in het licht van het uitgangspunt van het DBT dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun re integratie, dient te leiden tot afwijzing van het verzoek om te promoveren. Die belangenafweging dient, vanwege de ingrijpende gevolgen van die beslissing voor de gedetineerde, maar ook vanwege de toetsbaarheid van die beslissing achteraf door de beklag  en beroepscommissie, inzichtelijk te zijn en schriftelijk te worden vastgelegd.

In de beslissing staat als ‘oranje’ gedrag dat klager regelmatig niet uit eigen beweging teruggaat naar zijn verblijfsruimte, dat hij storend gedrag vertoont en dat hij door het bezit van een mobiele telefoon wordt gezien als gesloten, oneerlijk en onbetrouwbaar. In het verweerschrift in beklag is het ‘oranje’ gedrag toegelicht met dagrapportages van concrete situaties waarin klager zich niet aan afspraken hield. Klager heeft dus niet op alle onderdelen van goed gedrag positief gescoord. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur een voldoende kenbare en inzichtelijke belangenafweging heeft gemaakt waarbij het (structurele) ‘groene’ gedrag is afgezet tegen het ‘oranje’ gedrag. 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur tot afwijzing van klagers verzoek om te promoveren niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. Daarmee komt de grondslag voor de toegekende tegemoetkoming te vervallen. 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.


Deze uitspraak is op 18 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. R. Raat en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven