Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28488/SGA, 26 juli 2022, schorsing
Uitspraakdatum:26-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/28488/SGA
    
            
Betreft    [verzoeker]
Datum    26 juli 2022


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker maatregelen opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen).

Verzoekers raadsman, mr. T.S. van der Horst, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Namens verzoeker wordt aangevoerd dat hij zich in het bijzonder niet kan verenigen met het ontbreken van de toezegging van de directeur dat een maandelijkse toets zal worden uitgevoerd ten aanzien van de noodzaak van voortduring van de opgelegde toezichtmaatregelen. Dit is in strijd met de vaste (en recente) jurisprudentie van de beroepscommissie en leidt, mede gezien de beoordeling in de schorsings- en beklagprocedure en het standpunt van de directeur, tot rechtsonduidelijkheid en rechtsongelijkheid. Verder wordt aangevoerd dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd. Er is niet gebleken van actuele, betrouwbare en concrete informatie op basis waarvan de indicaties kunnen worden aangenomen. 

Uit de schriftelijke reactie van de directeur komt naar voren dat het Operationeel Overleg (OO), naar aanleiding van een periodieke bespreking op 8 juni 2022, heeft besloten verzoekers plaatsing op de GVM-lijst met een hoog risicoprofiel te verlengen. De plaatsing is gebaseerd op de indicaties (risico op) ontvluchting en/of bevrijding van buitenaf en ondermijning van gezag van directie en personeel van de inrichting. De verdachten in verzoekers strafproces – waarvan een deel nog op vrije voeten is – vormen afzonderlijk en in groepsverband een dreiging voor en ondermijning van de orde en veiligheid binnen de inrichting. Monitoring blijft noodzakelijk nu het strafproces nog loopt en de verdenkingen over verzoekers betrokkenheid bij een gewelddadige gewapende roofoverval niet zijn gewijzigd. Daarnaast blijkt uit informatie van het Openbaar Ministerie dat er aanwijzingen zijn van (mogelijke) macht, geld en middelen om een gewelddadige ontvluchting te faciliteren. In de inrichting is verzoeker moeilijk te corrigeren, stelt hij zich niet controleerbaar op, doet hij weinig met aanwijzingen van het personeel en zoekt hij continue de grenzen op. De directeur stelt een eigen belangenafweging te hebben gemaakt aan de hand van beschikbaar gestelde informatie, die hij heeft getoetst op actualiteit, betrouwbaarheid en concreetheid. De bestreden GVM-maatregelen zijn opgelegd op advies van het OO, waaronder een rapportage van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt van 8 juni 2022, aldus de directeur. 

De voorzitter overweegt dat uit de vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat voor het opleggen van toezichtmaatregelen het volgende geldt:
a. er moet sprake zijn van een noodzaak voor het opleggen van de onderhavige toezichtmaatregelen;
b. de directeur dient de gedetineerde voorafgaand aan de beslissing te horen;
c. de directeur dient een eigen belangenafweging te maken en kan zijn beslissing niet slechts baseren op de plaats en status van verzoeker op de GVM-lijst; en
d. de directeur dient een maandelijkse toets te plegen ten aanzien van de noodzaak van voortduring van de maatregelen.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de noodzaak van de opgelegde toezichtmaatregelen voldoende aannemelijk geworden, evenals een daarbij zelfstandig gemaakte belangenafweging door de directeur. Ook komt uit de stukken naar voren dat verzoeker is gehoord voorafgaand aan het nemen van de bestreden beslissing.

Voor zover namens verzoeker wordt aangevoerd dat de toezegging van de bovengenoemde maandelijkse toets ontbreekt en dat ongelijkheid bestaat in de wijze waarop (de noodzaak) daarvan in de schorsings- en beklagprocedure wordt beoordeeld, merkt de voorzitter het volgende op. Ondanks de voornoemde mogelijke ongelijkheid, volgt op dit moment uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie dat door de directeur een maandelijkse toets moet worden uitgevoerd. De omstandigheid dat deze toets niet uitdrukkelijk in de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing staat vermeld, hoeft echter niet op voorhand tot de toewijzing van het schorsingsverzoek te leiden. De voorzitter gaat ervan uit dat de directeur ook in dit geval de noodzaak van de onderhavige toezichtmaatregelen periodiek zal toetsen en – zoals ook uit de bestreden beslissing naar voren komt – de maatregelen tussentijds aangepast zullen worden indien daartoe aanleiding bestaat. 

Gelet op al het voorgaande kan de beslissing van de directeur op voorhand niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De voorzitter zal het verzoek daarom afwijzen. 

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.


Deze uitspraak is op 26 juli 2022 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven