Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22294/GA, 3 oktober 2022, beroep
Uitspraakdatum:03-10-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    21/22294/GA
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    3 oktober 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om geprivilegieerd bezoek te mogen ontvangen van een externe geestelijk verzorger.

De beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam heeft op 3 februari 2021 het beklag ongegrond verklaard (S-2019-000604). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie De Schie, gehoord op de digitale zitting van 31 maart 2022.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager mocht tot mei 2019 enkele malen bezoek ontvangen in een spreekkamer van een dominee/predikant die bij de Westfriese Evangelie Gemeente (hierna: de WEG) werkzaam is en niet als geestelijk verzorger aan de inrichting is verbonden. Na mei 2019 mocht dat ineens niet meer. Klager ontleende veel geestelijke steun aan deze bezoeken en hij en de dominee willen elkaar niet in de bezoekzaal ontmoeten, omdat ze er behoefte aan hebben om in een rustige atmosfeer en onder vier ogen met elkaar te kunnen praten. Gesprekken van gedetineerden met geestelijk verzorgers vinden, gezien hun vertrouwelijke karakter en om eventueel gebed mogelijk te maken, niet plaats in de bezoekzaal. Voor zover als argument wordt opgeworpen dat de dominee die klager bezoekt niet aan de inrichting is verbonden, geldt dat zelfs vrijwilligers van de protestantse kerk die niet aan de inrichting verbonden zijn, onder vier ogen gesprekken met gedetineerden mogen voeren. Het weren van de dominee die klager wil bezoeken getuigt van meten met twee maten. De stelling dat klager en de dominee vóór mei 2019 te kennen is gegeven dat de dominee slechts een gelimiteerd aantal vertrouwelijke gesprekken met klager zou mogen voeren, is onjuist. Dat blijkt uit de overgelegde e-mail van de dominee van 25 september 2019.  

De voorzitter van de beklagcommissie heeft ter beklagzitting aan de directeur gevraagd zijn beslissing te heroverwegen, wat de directeur heeft toegezegd. De directeur heeft daarbij aangegeven dat het gevraagde bezoek alsnog zou worden toegestaan als de geestelijk verzorgers die binnen de inrichting werkzaam zijn, daarmee zouden instemmen. De behandeling van het beklag is in afwachting daarvan aangehouden. Pas eind juli 2020, nadat de raadsvrouw naar de beloofde heroverweging had geïnformeerd, heeft de directeur te kennen gegeven advies bij één van de geestelijk verzorgers te hebben ingewonnen en geen noodzaak te zien om de bezoeken van de dominee van wie klager bezoek wenst in een spreekkamer toe te staan. Niet duidelijk is met wie de directeur heeft gesproken en welk advies hij heeft gekregen. Nadat klager hiervan heeft kennisgenomen, heeft hij met de geestelijk verzorgers die aan de inrichting zijn verbonden besproken welk advies zij de directeur hebben gegeven en of zij bezwaar hebben tegen de gesprekken die hij met de dominee in de spreekkamer heeft. Volgens hen was er vanuit de geestelijke verzorging geen enkel bezwaar tegen het voorzetten van de vertrouwelijke gesprekken die klager met de dominee heeft en hebben zij dat ook duidelijk aan de directeur te kennen gegeven. Daarop zou de directeur evenwel te kennen hebben gegeven klagers verzoek al te hebben afgewezen. De directeur heeft tegen het advies van de geestelijke verzorging in besloten om niet terug te komen op de eerdere afwijzende beslissing en is de belofte tot heroverweging dus niet nagekomen. Dat de directeur dat ook niet van plan was blijkt ook uit het feit dat het de dominee die klager heeft bezocht onmogelijk is gemaakt om contact te zoeken met de dominee die aan de inrichting is verbonden, wat blijkt uit de op 8 september 2020 overgelegde e-mails. 

De directeur heeft klagers verzoek, gelet op al het voorgaande, niet in redelijkheid kunnen afwijzen. Daar komt bij dat klager in eerdere inrichtingen wel altijd vertrouwelijke gesprekken met de dominee mocht voeren, dit is hem nooit eerder geweigerd.     

Standpunt van de directeur
Het voeren van vertrouwelijke gesprekken in de spreekkamer van een gedetineerde met een niet aan de inrichting verbonden geestelijk verzorger kan incidenteel worden toegestaan, maar nooit structureel. Dat geldt in alle inrichtingen. Met klager is besproken dat twee à drie vertrouwelijke gesprekken in de spreekkamer met de dominee zouden worden toegestaan. Van het gesprek waarin deze toezegging is gedaan, is geen verslag opgemaakt. De directeur heeft met de aan de inrichting verbonden geestelijke verzorging besproken of er bezwaar was tegen het toestaan van vertrouwelijke gesprekken tussen klager en de niet aan de inrichting verbonden dominee en zijn beslissing daarna heroverwogen.  

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid
In artikel 69, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (hierna: de Pbw) is bepaald dat de directeur en klager beroep kunnen instellen door het indienen van een beroepschrift. Het met redenen omklede beroepschrift moet uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak worden ingediend.

De beroepscommissie stelt vast dat de beklagcommissie op 3 februari 2021 uitspraak heeft gedaan en dat klagers raadsvrouw op 16 juli 2021 namens klager beroep tegen die uitspraak heeft ingesteld. Nu de beklagzitting evenwel op 16 januari 2020 heeft plaatsgevonden, de behandeling van het beklag toen is aangehouden en de raadsvrouw de uitspraak vervolgens na navraag te hebben gedaan pas op 12 juli 2021 heeft ontvangen, kan klager naar het oordeel van de beroepscommissie in zijn beroep worden ontvangen.

Inhoudelijke beoordeling
Klager heeft de directeur verzocht om geprivilegieerd bezoek te mogen ontvangen van een dominee van de WEG die niet als geestelijk verzorger aan de inrichting is verbonden. De directeur heeft dat verzoek afgewezen. De beroepscommissie acht die beslissing niet onredelijk of onbillijk en overweegt daartoe als volgt.

In artikel 41, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat de gedetineerde het recht heeft zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden en te beleven. In het derde lid van artikel 41 is vervolgens – voor zover hier relevant – bepaald dat de directeur de gedetineerde in de gelegenheid stelt om op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen: a. persoonlijk contact te onderhouden met de geestelijke verzorger van de godsdienst of levensovertuiging van zijn keuze, die aan de inrichting is verbonden; en b. contact te onderhouden met andere dan de onder a. genoemde geestelijke verzorgers volgens artikel 38. In artikel 38, eerste lid, van de Pbw is het reguliere bezoek geregeld en is bepaald dat de gedetineerde het recht heeft gedurende ten minste één uur per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen. Slechts de in artikel 37, eerste lid, onder g, h, en i, onder 2° genoemde (geprivilegieerde) personen en instanties – zo is in het zevende lid van artikel 38 van de Pbw bepaald – hebben te allen tijde toegang tot de gedetineerde en kunnen zich tijdens het bezoek vrijelijk met de gedetineerde onderhouden. Nu de (niet aan de inrichting verbonden) geestelijk verzorger van wie klager bezoek wenst niet valt onder de in artikel 37, eerste lid, van de Pbw genoemde personen en instanties, heeft klager geen recht op geprivilegieerd (vrijelijk/vertrouwelijk) bezoek van deze geestelijk verzorger, maar  op regulier bezoek in de bezoekersruimte als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Pbw.   

Conclusie
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.


Deze uitspraak is op 3 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. E. Dinjens, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven