Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27322/GV, 27 juni 2022, beroep
Uitspraakdatum:27-06-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/27322/GV

Betreft [klager]

Datum 27 juni 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 2 mei 2022 klagers verzoek om incidenteel verlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M.G. Eckhardt, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Omdat klager pas op 30 juli 2022 in aanmerking komt voor kortdurend re-integratieverlof, kan hij nu niet naar het huwelijk van zijn broer op 8 juli 2022. Het is in beginsel juist dat de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) geen directe mogelijkheden biedt om een bruiloft bij te wonen in het kader van incidenteel verlof. Dat is opmerkelijk, nu het ooit is geïntroduceerd om gedetineerden de mogelijkheid te bieden tot het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer. Klagers aanwezigheid is bovendien noodzakelijk, omdat hij de enige getuige van de bruidegom (zijn broer) is en cruciaal is in zijn leven. Hoewel de reclassering en het Openbaar Ministerie (OM) negatief hebben geadviseerd, doet dat niets af aan het feit dat klager ongeveer een week later met kortdurend re-integratieverlof kan. Er heeft een verkeerde belangenafweging plaatsgevonden.

Standpunt van verweerder

Zowel de reclassering als het OM hebben negatief geadviseerd. De reclassering geeft aan een verlof onverantwoord te achten, nu klager geen behandeling heeft ondergaan voor zijn verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek. Daarnaast acht de reclassering de kans aanwezig dat er spanningen zullen ontstaan tussen de familieleden op de bruiloft. Klagers neef is namelijk één van zijn slachtoffers. Het OM heeft nadrukkelijk negatief geadviseerd op basis van het advies van de reclassering en het gegeven dat het een onbegeleid verlof betreft. De vrijhedencommissie is van mening dat het niet noodzakelijk is dat klager fysiek aanwezig is bij de bruiloft. Er kan wel worden onderzocht of klager online bij de bruiloft aanwezig kan zijn. Hoewel de wens van klager begrijpelijk is, kan het bijwonen van een bruiloft niet worden aangemerkt als noodzakelijk in de zin van de Regeling. Het feit dat klager als getuige is gevraagd maakt dit niet anders (zie RSJ 19 oktober 2021, 21/23403/GV)

3. De beoordeling

Klager is sinds 5 juni 2020 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden wegens het plegen van verschillende geweldsdelicten. Daarnaast is er nog sprake van een tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke staf van drie weken en een vervolgvonnis van tachtig dagen. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 21 januari 2024.

In artikel 21 van de Regeling staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof, om bij de bruiloft van zijn broer aanwezig te zijn. Het verzoek is afgewezen, omdat klagers aanwezigheid bij de bruiloft niet noodzakelijk is.

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is het bijwonen van een bruiloft, zelfs van familieleden, geen reden voor het verlenen van incidenteel verlof. Hoewel deze gebeurtenis in zeer uitzonderlijke gevallen ook als noodzakelijk in de zin van de Regeling kan worden beschouwd, is dit niet gebleken in klagers situatie. De omstandigheid dat de bruidegom alleen klager als getuige voor zijn huwelijk heeft gevraagd, maakt dit niet anders.

De beroepscommissie kan overigens begrijpen dat de afwijzing van de verlofaanvraag voor klager extra wringt, omdat hij binnenkort in aanmerking zou kunnen komen voor kortdurend re-integratieverlof. Daartegenover staat wel dat het incidenteel verlof en het kortdurend re-integratieverlof beide een andere betekenis hebben. Het incidenteel verlof is bedoeld voor specifieke humanitaire doeleinden, waarbij sprake moet zijn van een noodzaak om de inrichting te verlaten. Bij het kortdurend re-integratieverlof is dit niet aan de orde. Een verzoek om kortdurend re-integratieverlof moet – net als de andere vormen van re-integratieverlof – worden bezien in het kader van het re-integratietraject van de gedetineerde.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 27 juni 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A. Pahladsingh en mr. S. Djebali, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven