Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27822/SGA, 16 juni 2022, schorsing
Uitspraakdatum:16-06-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/27822/SGA  

Betreft [verzoeker]

Datum 16 juni 2022

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van uitsluiting van activiteiten (beeldbellen justitiabelen), voor de duur van achtentwintig dagen, waarvan veertien dagen voorwaardelijk, vanwege het overschrijden van de maximale beltijd, ingaande op 10 juni 2022 om 16:30 uur en eindigend op 24 juni 2022 om 16:30 uur.

Verzoekers raadsman, mr. T.S. van der Horst, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk nog onbekend).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker wordt aangevoerd dat de ordemaatregel onvoldoende is gemotiveerd en dat niet is gebleken van zorgvuldige besluitvorming. Bovendien heeft de opgelegde ordemaatregel volgens verzoeker tevens als doel leedtoevoeging en daar is een ordemaatregel niet voor bedoeld. Voor zover de directeur meent dat sprake is van verwijtbaar gedrag, had hij daarvoor een disciplinaire straf moeten opleggen. Door te kiezen voor het opleggen van een ordemaatregel heeft de directeur de procedurele regels voor het opleggen van een disciplinaire straf ontweken, aldus verzoeker. Verder voert verzoeker aan dat geen sprake is van een rechtstreeks verband tussen de vermeende overtreding en de uitsluiting van het beeldbellen. Onvoldoende is volgens verzoeker gebleken van een kenbare belangenafweging waarbij verzoekers belang is meegewogen om met zijn kinderen, die woonachtig zijn in Frankrijk, te kunnen beeldbellen. Tot slot stelt verzoeker zich op het standpunt dat een ordemaatregel niet (deels) voorwaardelijk mag worden opgelegd. Tevens zijn geen voorwaarden en geen proeftijd opgenomen in de bestreden beslissing, aldus verzoeker.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat aan verzoeker de GVM-status ‘hoog’ is toegekend en in dat kader een toezichtsmaatregel van maximaal vijftien minuten per dag bellen is opgelegd. Verzoeker heeft volgens de directeur meermaals zijn maximale beltijd overschreden. Nu verzoeker de gemaakte afspraken niet naleeft, stelt de directeur zich op het standpunt dat structureel sprake is van verstoring van de orde en de rust binnen de inrichting. De maatregel kan telkens met twee weken worden verlengd, aldus de directeur. Nu verzoeker niet wordt beperkt in zijn telefonische contacten, geeft hem dit de gelegenheid zijn gedrag aan te passen. De directeur voert aan dat toekenning van de functionaliteit beeldbellen een gunst betreft. De inperking heeft als doel het door verzoeker vertoonde negatieve gedrag te doorbreken en te beïnvloeden.

Voorlopig oordeelt de voorzitter als volgt. Aan verzoeker is ingevolge artikel 23, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) een ordemaatregel opgelegd van uitsluiting van activiteiten, te weten van het beeldbellen, voor de duur van achtentwintig dagen, waarvan veertien dagen voorwaardelijk, vanwege het overschrijden van de maximale beltijd. Ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Pbw kan een ordemaatregel worden opgelegd voor de maximale duur van veertien dagen. De Pbw kent geen mogelijkheid tot het opleggen van een voorwaardelijke ordemaatregel.

Op grond van de voorhanden stukken begrijpt de voorzitter dat de directeur verzoeker een verwijt maakt omtrent het overschrijden van de maximale beltijd en dat de opgelegde maatregel het karakter van een disciplinaire straf heeft. Het is de voorzitter uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur niet gebleken dat enig onderzoek wordt verricht of dat de ordemaatregel anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Nu de in de beschikking genoemde duur van de ordemaatregel de maximale duur die de Pbw stelt overschrijdt en de ordemaatregel deels voorwaardelijk is opgelegd, is de bestreden beslissing bovendien in strijd met de wet genomen.  

Gelet op al het voorgaande is de bestreden beslissing naar het voorlopig oordeel van de voorzitter onredelijk en onbillijk. De voorzitter zal het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 16 juni 2022 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven