Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26957/GV, 31 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:31-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/26957/GV         

Betreft [klager]

Datum 31 mei 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 14 april 2022 klagers verzoek om incidenteel verlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof voor het kunnen brengen van een kraambezoek. Het Openbaar Ministerie (OM) stelt dat het een aanname is dat de te bezoeken persoon klagers partner is. Voorts stelt het OM dat het een aanname is dat klagers partner zwanger van hem is. Met de akte van erkenning staat echter vast dat klager de juridische vader is van de ongeboren vrucht. De verwekking van het kind heeft plaatsgevonden gedurende een bezoek zonder toezicht. De directeur heeft tevens geoordeeld dat sprake is van een hechte en duurzame relatie.

Verder wordt gewezen op de omstandigheid dat de opname- en ontslagdatum bekend zijn, zodat verlofverlening vanuit die achtergrond kennelijk onwenselijk wordt geacht. Klager merkt daarbij op dat het verlof binnen veertien dagen na de geboorte plaats zal vinden en dat het specifieke verlofmoment aan hem dan ook niet bekend is. Daarin kan dan ook geen reden worden gevonden om klagers verzoek niet toe te wijzen. Voorts is klager ervan uitgegaan dat sprake zal zijn van begeleiding en/of bewaking bij het verlof, zoals bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Klager heeft daar geen bezwaar tegen. Alle gestelde risico’s met betrekking tot klager kunnen naar zijn oordeel worden ondervangen door begeleiding of bewaking. 

Uit de stukken blijkt niet van een gestoorde of agressieve persoonlijkheid van klager. Klager neemt inmiddels deel aan het plusprogramma. Sinds de overplaatsing naar de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem hebben zich geen bijzondere voorvallen voorgedaan qua dreiging richting klager, zoals ook volgt uit de rapportage van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP). Ook zijn er geen relevante andere risico’s beschreven die een afwijzing rechtvaardigen en valt evenmin in te zien waarom de proceshouding en gestelde slachtofferbelangen aan de toewijzing van het verzoek in de weg zouden staan.

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar de adviezen van het OM van 5 april 2022 en van de vrijhedencommissie van 13 april 2022. Tevens wordt verwezen naar informatie van het GRIP. Alle gedragingen en adviezen hebben ertoe geleid dat verweerder het risico voor een ongestoord verlof als gevolg van de gestoorde of agressieve persoonlijkheid van klager te groot acht (artikel 4, onder e., van de Regeling).

Ten overvloede merkt verweerder op dat de raadsman vooral ingaat op het advies van het OM en dan met name het deel waar de relatie van klager en zijn partner in twijfel wordt getrokken, alsmede het vaderschap van klager. Verweerder heeft dit advies in de bestreden beslissing geciteerd. De passage over dat het slechts aannames zijn dat klager de partner en de vader zou zijn, hebben in de overweging om het verzoek af te wijzen echter geen rol gespeeld. Wel hebben de passages over het algehele verzet van het OM, de proceshouding van klager, de slachtoffer- en maatschappelijke belangen, en de mogelijke kans op een nieuw vuurwapenincident, mede geleid tot de afwijzende beslissing. Het risico is te groot om klager vrijheden te verlenen. Daarnaast wordt benadrukt dat er vanuit de directie voldoende wordt meegedacht en meegewerkt om klager deelgenoot te laten zijn van de geboorte van zijn kind.

3. De beoordeling

Klager is sinds 11 mei 2017 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vijftien jaar met aftrek, wegens poging moord, brandstichting en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 8 mei 2027.

In artikel 21 van de Regeling staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Op grond van artikel 26 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een kraambezoek aan de levenspartner van de gedetineerde en het pasgeboren kind. Behoudens medische complicaties vindt het kraambezoek binnen veertien dagen na de bevalling plaats.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof voor een kraambezoek aan zijn partner en pasgeboren kind.

Het OM heeft uitdrukkelijk negatief geadviseerd ten aanzien van het verlenen van verlof. Gelet op klagers proceshouding, de belangen van het slachtoffer, de maatschappelijke verontwaardiging indien klager om deze reden tijdelijk vrij zou komen en het belang van de veiligheid van de samenleving, met een kans op een nieuw vuurwapenincident, dient het belang van klager volgens het OM thans niet te prevaleren boven het maatschappelijk belang. Het OM staat zowel negatief tegenover een onbegeleid als een begeleid verlof.

Het GRIP geeft aan dat in de PI Heerhugowaard, waar klager verbleef van 12 januari 2022 tot 8 februari 2022, sprake was van een mogelijke dreiging van binnenuit, waarbij een geldbedrag op het hoofd van klager stond. Het GRIP geeft aan eventuele risico’s, ook bij het verlenen van vrijheden, niet uit te kunnen sluiten. Het GRIP sluit zich om die reden aan bij het advies van het OM.

De directeur van de PI Arnhem heeft negatief geadviseerd omtrent het verlenen van incidenteel verlof voor kraambezoek in het ziekenhuis, om mogelijke risico’s uit te sluiten. Het betreft een geplande geboorte en klagers partner zal maar kort in het ziekenhuis verblijven. Daardoor is niet in te schatten of begeleiding door de Dienst Vervoer & Ondersteuning haalbaar is. Tevens is klager op de hoogte van alle informatie rondom de bevalling.

Daarnaast volgt uit het vrijhedenadvies dat klager op 10 januari 2022 betrokken is geweest bij een opstand, waarbij de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting ernstig is verstoord. Klager heeft diverse malen opdrachten van personeel geweigerd door niet naar zijn cel te gaan en in de recreatiecel te blijven. Klager heeft dit gedaan met een groot aantal gedetineerden, waardoor er een dreigende situatie is ontstaan. De recreatieruimte is gebarricadeerd, de camera’s zijn afgeplakt en er zijn spullen vernield. Klager is om die reden in afzondering geplaatst.

De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op klagers grote strafrestant, het gegeven dat hij voor zeer ernstige feiten is veroordeeld, het relatief recente ontoelaatbare gedrag van klager in de inrichting en gezien de adviezen van de directeur, het OM en de informatie afkomstig van het GRIP, sprake is van omstandigheden die een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening. Deze omstandigheden rechtvaardigen de afwijzing van klagers verlofaanvraag.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 31 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A. Pahladsingh en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven