Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20486/GA, 27 juni 2022, beroep
Uitspraakdatum:27-06-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/20486/GA        

Betreft [Klager]

Datum 27 juni 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur)

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de beslissing hem te degraderen naar het basisprogramma voor de duur van 26 weken.

De beklagcommissie bij de PI Krimpen aan den IJssel heeft op 12 maart 2021 het beklag gegrond verklaard voor zover de beslissing tot degradatie de duur van 13 weken te boven gaat en heeft de directeur opgedragen een nieuwe beslissing te nemen (IJ-2020-001372). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Krimpen aan den IJssel, […], juridisch medewerker bij de PI Krimpen aan den IJssel, en klager en zijn raadsman, mr. P.T.P. van der Made, gehoord op de digitale zitting van 17 maart 2022.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De directeur kan zich niet verenigen met de overweging van de beklagcommissie dat een periode van 26 weken zeer lang is en dat dit klager niet stimuleert om in deze periode goed gedrag te vertonen, nu hij geen kans maakt op promotie voor de duur van 26 weken, terwijl dat juist wel het doel moet zijn. Alsmede de overweging dat – hoewel er sprake is van maatwerk – een terugplaatsing voor de duur van 26 weken slechts in uitzonderlijke gevallen voorkomt. Voorts ontbeert de uitspraak een zorgvuldige en deugdelijke motivering nu de beklagcommissie niet motiveert in welke uitzonderlijke gevallen een terugplaatsing voor de duur van 26 weken voorkomt. Dit volgt immers niet uit de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling), noch uit de nota van toelichting bij de Regeling. Voorts heeft de beklagcommissie niet gemotiveerd waarom zij de duur van 13 weken passend acht, terwijl de directeur in zijn beslissing wel gemotiveerd heeft waarom hij de duur van 26 weken in klagers geval passend acht. Voor zover de beklagcommissie de gegeven motivering onvoldoende draagkrachtig vindt, had de beklagcommissie de beslissing in zijn geheel moeten vernietigen en de directeur moeten opdragen om in zijn geheel een nieuwe beslissing te nemen. Door in de uitspraak expliciet op te nemen dat de degradatie, voor zover deze de duur van 13 weken te boven gaat, te lang is, bepaalt de beklagcommissie dat voor de gedraging van klager (het in bezit hebben van een smartphone) een uitsluiting voor de duur van 13 weken wél passend zou worden geacht. Hiermee is geen sprake meer van een marginale toetsing, nu de beklagcommissie hierdoor de inhoud van de beslissing zelf bepaalt. Daarbij is mede van belang dat de wetgever het bepalen van de duur van de uitsluiting van deelname aan het plusprogramma uitdrukkelijk aan de directeur heeft toebedeeld, om welke reden de beklagcommissie nimmer de duur van de uitsluiting had mogen bepalen. Voorts is de beslissing wel voldoende gemotiveerd. Klager was in het bezit van een smartphone die hij ook nog eens heeft uitgeleend aan een andere gedetineerde. Daarbij biedt het in bezit hebben van een smartphone de mogelijkheid om criminele activiteiten voort te zetten en de mogelijkheid om belangen van slachtoffers ernstig te schaden.

Standpunt van klager

De directeur heeft onvoldoende gemotiveerd waarom hij klager langer dan 6 weken heeft teruggeplaatst naar het basisprogramma. Op grond van artikel 1d, zesde lid, van de Regeling, dient de directeur te motiveren waarom hij een gedetineerde voor een langere periode dan 6 weken in het basisprogramma plaatst en daarbij dient de directeur ook een aantal factoren mee te wegen. In het besluit tot terugplaatsing (onder punt 2.3) ontbreekt echter een dergelijke motivering. Daarbij overstijgt de duur van de degradatie de redelijke termijn. Een degradatie voor de duur van 26 weken motiveert een gedetineerde niet om weer terug te keren naar het plusprogramma. Volgens de directeur biedt een smartphone de mogelijkheid om criminele activiteiten voort te zetten, echter is dit niet gebeurd en ook niet gebleken. Het bezit van een smartphone hoeft daar niet direct iets mee te maken te hebben. Een telefoon zal eerder gebruikt worden voor contact met het thuisfront.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 1d, eerste lid, van de Regeling besluit de directeur over promotie en degradatie. Artikel 1d, vijfde lid, van de Regeling bepaalt dat er altijd een besluit tot degradatie volgt indien een gedetineerde ontoelaatbaar gedrag, zoals beschreven in bijlage 1 en bijlage 2 van de Regeling, laat zien. Op grond van artikel 1d, zesde lid, van de Regeling bepaalt de directeur de periode gedurende welke de gedetineerde het in bijlage 1 dan wel bijlage 2 van de Regeling omschreven gewenste gedrag laat zien om wederom in aanmerking voor promotie te kunnen komen. Deze periode is minimaal 6 weken. Indien de directeur aanleiding ziet een langere periode in acht te nemen motiveert hij zijn besluit, waarbij hij in ieder geval betrekt de aard en de ernst van het gedrag dat aanleiding vormt voor degradatie, de mate waarin inbreuk is gemaakt op de orde en de veiligheid in de inrichting dan wel op de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, de al dan niet opzettelijkheid van het gedrag, de duur van de eventueel opgelegde straf door de strafrechter indien hiervan sprake is en het gedrag dat de gedetineerde structureel in de detentiesituatie vertoont.

Op klagers cel is een smartphone aangetroffen, hetgeen op grond van bijlage 1 van de Regeling ontoelaatbaar gedrag oplevert. Ten aanzien van de duur van de degradatie overweegt de beroepscommissie dat indien de directeur aanleiding ziet om een langere periode dan de minimale 6 weken in acht te nemen, hij dit besluit dus dient te motiveren. De directeur heeft zijn besluit tot terugplaatsing naar het basisprogramma voor de duur van 26 weken als volgt gemotiveerd. Klager heeft door middel van het bezit van een smartphone zich de mogelijkheid verschaft om ongecontroleerd, door middel van tekst, beeld en geluid, criminele activiteiten voort te zetten in de breedste zin van het woord. Ook heeft klager hiermee de mogelijkheid gecreëerd om de belangen van anderen in het algemeen en slachtoffers in het bijzonder ernstig te schaden. Doordat klager de smartphone aan een andere gedetineerde heeft overhandigd, heeft hij daarmee niet alleen de orde, rust en veiligheid in de inrichting in gevaar gebracht, maar heeft hij ook de medegedetineerde gefaciliteerd tot voortgezet crimineel handelen door hem de beschikking te geven over een mobiele telefoon met internetmogelijkheden. Daarbij heeft de directeur meegewogen dat klager pas twee maanden in de inrichting verbleef en in die periode al twee keer ontoelaatbaar gedrag heeft vertoond.

De beroepscommissie overweegt dat het bezit van een smartphone wellicht de mogelijkheid kan bieden tot voortgezet crimineel handelen in detentie, maar dat dit niet daadwerkelijk altijd het geval zal zijn. De enkele mogelijkheid alleen is onvoldoende om dit mee te laten wegen in de beslissing om een langere periode dan de minimale 6 weken in acht te nemen. Indien de directeur dit mee had willen laten wegen in zijn beslissing, had hij onderzoek moeten verrichten om te achterhalen of er daadwerkelijk sprake is geweest van voortgezet crimineel handelen in detentie. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheid die een smartphone zou kunnen bieden om de belangen van anderen, en slachtoffers in het bijzonder, te schaden. De mogelijkheid alleen is onvoldoende, het kan pas meewegen in de beslissing als het aannemelijk is geworden dat dat ook daadwerkelijk is gebeurd. Met de beklagcommissie is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat de directeur onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij klagers terugplaatsing naar het basisprogramma voor de duur van 26 weken, wat ruim vier keer de minimale duur is, passend acht. Voorts overweegt de beroepscommissie dat des te langer de duur van de terugplaatsing naar het basisprogramma is, des te meer verwacht mag worden van de directeur ten aanzien van de motivering van de beslissing. 

De beroepscommissie volgt de directeur niet in zijn stelling dat er geen sprake meer is van een marginale toetsing doordat de beklagcommissie de duur van de uitsluiting heeft bepaald terwijl de wetgever dit uitdrukkelijk aan de directeur heeft toebedeeld. De omstandigheid dat de duur van de degradatie marginaal getoetst wordt betekent niet dat de beklagcommissie (dan wel de beroepscommissie) op basis van de feiten en omstandigheden niet kan oordelen dat de degradatie voor een te lange duur is opgelegd. Ook staat het de beklagcommissie vrij om hieraan een maximum qua redelijkheid en billijkheid te verbinden, zoals in onderhavig geval ook is gebeurd. De beroepscommissie begrijpt dat de directeur graag voorbeelden zou willen van situaties waarin een degradatie van 26 weken wel gerechtvaardigd zou zijn, nu dit noch uit de Regeling noch uit de nota van toelichting bij de Regeling volgt. Echter zal dit zich verder in de praktijk moeten ontwikkelen aan de hand van individuele gevallen die ter beoordeling aan de beklag- en beroepscommissie worden voorgelegd. Daarbij hecht de beroepscommissie eraan op te merken dat in het stelsel van promoveren en degraderen het van belang is dat een gedetineerde gedurende de periode waarin hij in het basisprogramma verblijft kan werken aan verbetering van zijn gedrag ten behoeve van zijn re-integratie en dat hij in het belang van die re-integratie na verloop van tijd bij goed gedrag in aanmerking kan komen voor promotie. Degradatie is niet, en evenmin bedoeld als, een disciplinaire straf. Gelet op de nota van toelichting is het aan de directeur om ervoor te zorgen dat de genomen maatregelen - in dit geval een disciplinaire straf en degradatie - de toets van het proportionaliteitsbeginsel kunnen doorstaan.

Op basis van de informatie in het dossier acht de beroepscommissie in dit geval de beslissing tot degradatie voor de duur langer dan 13 weken naast onvoldoende gemotiveerd ook onredelijk en onbillijk. De beroepscommissie zal het beroep gelet op het voorgaande ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde bevestigen met aanvulling van de gronden. Hierbij merkt de beroepscommissie op dat in deze procedure niet voorligt of een termijn van 13 weken wel redelijk is, nu enkel de directeur en niet klager in beroep is gekomen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 27 juni 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven