Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6888/GA, 6 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:06-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6888/GA

Betreft              [klager]

Datum              6 mei 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de locatie De Schie te Rotterdam (hierna: de directeur)

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat op 20 november 2019 zijn bezoek zonder toezicht (BZT) is onderbroken door het inrichtingspersoneel.

De beklagcommissie bij de locatie De Schie heeft op 6 mei 2020 het beklag gegrond verklaard (S-2019-733). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsman mr. R.I. Kool in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Ter aanvulling op het in de beklagprocedure ingediende verweerschrift verwijst de directeur naar de huisregels van de locatie De Schie, waarin staat dat een algemeen rookverbod geldt, met uitzondering van de eigen cel en luchtplaatsen. De directeur verwijst tevens naar de Regelgeving Bezoek zonder toezicht van de locatie De Schie, waaruit volgt dat het niet is toegestaan om te roken in de ruimte bestemd voor het BZT. Voorts verwijst de directeur naar de Sanctiekaart 2019 landelijk, waarin is bepaald dat het negeren van de regels insluiting tijdens de activiteit met zich meebrengt. Het negeren van het rookverbod wordt gestraft met twee dagen opsluiting op eigen cel en het eventueel innemen van rookwaar. De directeur betreurt dat de beklagcommissie in haar uitspraak heeft overwogen dat de directeur bij een overtreding van het rookverbod door een gedetineerde moet afwegen of sprake is van brandgevaar. Dat zou ondermijnend zijn voor (de uitoefening van) het gezag van de directeur.

Het inrichtingspersoneel heeft als taak het handhaven van de regels van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en de directeur. De directeur heeft geen reden om te twijfelen aan de bevindingen van het inrichtingspersoneel over het constateren van een rooklucht. De deur van de BZT-ruimte was gesloten, waardoor niet zichtbaar was wat binnen gaande was. Het inrichtingspersoneel heeft enkele minuten gewacht met binnentreden en hoorde dat het toilet werd doorgetrokken. Na het binnentreden rook het inrichtingspersoneel een sterke deodorantlucht, die de rooklucht heeft gemaskeerd. Dat geen rookwaar is aangetroffen, doet niet af aan de rechtmatigheid van het betreden van de BZT-ruimte. De tijd die aan klager en zijn bezoekster is gegeven om zich aan te kleden voordat het inrichtingspersoneel binnentrad, kan zijn gebruikt om de rookwaar weg te maken door dit bijvoorbeeld door te spoelen. Wanneer inmenging op het recht van privéleven door enig openbaar gezag slechts is toegestaan bij handhaving van een noodzakelijke en gevaarlijke situatie ten aanzien van de orde, rust en veiligheid in de inrichting, zou de directeur in de andere gevallen geen consequenties zoals onderzoekend optreden kunnen verbinden aan de overtreding van het rookverbod.

Standpunt van klager

Klager sluit zich aan bij de uitspraak van de beklagcommissie. Het BZT is een recht van de gedetineerde vervat in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens  (EVRM). Een inbreuk op dit recht is enkel gerechtvaardigd indien dit noodzakelijk is. In onderhavig geval ontbrak het aan de noodzaak om het bezoek te onderbreken en de kamer binnen te treden. Het inrichtingspersoneel had kunnen volstaan met de gedane mededeling, te weten ‘rook, rook’, en aan het einde van het bezoek een rapport kunnen aanzeggen. Het betreden van de BZT-ruimte – en de daaruit voortvloeiende inbreuk op artikel 8 van het EVRM – had geen functie en had achterwege moeten worden gelaten. Dit had wellicht anders geweest als de rooklucht na de mededeling niet zou zijn verdwenen. Verzocht wordt het beroep ongegrond te verklaren en klager een tegemoetkoming toe te kennen van zeven BZT-momenten. 

3. De beoordeling

De beroepscommissie overweegt als volgt. Op grond van hoofdstuk 1 van de huisregels van de locatie De Schie geldt een algemeen rookverbod, met uitzondering van de verblijfsruimte van de gedetineerde. Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat dit rookverbod dus ook geldt in de ruimtes die worden gebruikt voor het BZT. Uit de voorhanden stukken komt naar voren dat het inrichtingspersoneel een rooklucht heeft geconstateerd bij de BZT-ruimte waar klager zich op dat moment met zijn bezoekster bevond. De beroepscommissie ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van het inrichtingspersoneel.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur de verantwoordelijkheid om de naleving van het in de inrichting geldende rookverbod te handhaven, met het oog op de brandveiligheid en het voorkomen van hinder. Gelet op al het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat het inrichtingspersoneel in redelijkheid het BZT heeft kunnen onderbreken en de BZT-ruimte heeft kunnen betreden. Hierbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat het inrichtingspersoneel heeft aangekondigd de BZT-ruimte te zullen betreden, hiermee enkele minuten heeft gewacht en dat het BZT na het doorzoeken van de ruimte met vijf minuten is verlengd. De bestreden beslissing kan gelet op al het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen  niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Van een ongerechtvaardigde inbreuk op het recht op eerbiediging van klagers privéleven als bedoeld in artikel 8 EVRM is evenmin sprake. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is op 6 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven