Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26952/SGA, 21 april 2022, schorsing
Uitspraakdatum:21-04-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/26952/SGA

    

           

Betreft [verzoeker]

Datum 21 april 2022

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, voor de duur van veertien dagen, vanwege nader onderzoek naar verzoekers mogelijke betrokkenheid bij de georganiseerde invoer van contrabande, ingaande op 15 april 2022 om 15:00 uur en eindigend op 29 april 2022 om 15:00 uur.

Verzoekers raadsman, mr. M. de Reus, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk nog onbekend).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker wordt aangevoerd dat de wettelijk vereiste noodzaak tot het opleggen van de ordemaatregel ontbreekt, aangezien verzoeker zich niet bezighoudt met de gedragingen waarnaar onderzoek wordt verricht. Subsidiair voert verzoeker aan dat de duur van de ordemaatregel onredelijk en onbillijk is, nu er geen situatie denkbaar is waarin het onderzoek langer zal duren dan een paar dagen.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker ten behoeve van het handhaven van de orde, rust en veiligheid en het instellen van nader onderzoek in afzondering is geplaatst. De directeur voert aan dat hij dit noodzakelijk acht ter voorkoming van verstoring en/of beïnvloeding van het onderzoek, gericht tot verzoekers mogelijke betrokkenheid bij de georganiseerde invoer van contrabande. De directeur acht het niet gewenst om de aan hem beschikbare informatie te verstrekken. Zodra het onderzoek is beëindigd, zal de ordemaatregel eveneens worden beëindigd, aldus de directeur.

Voorlopig oordeelt de voorzitter als volgt. Aan verzoeker is ingevolge artikel 24, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, voor de duur van veertien dagen. De voorzitter overweegt dat de directeur een ordemaatregel heeft kunnen opleggen voor het verrichten van nader onderzoek naar verzoekers mogelijke betrokkenheid bij de georganiseerde invoer van contrabande. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de directeur in dit geval echter onvoldoende gemotiveerd waaruit de noodzaak bestaat de ordemaatregel op te leggen voor de (maximale) duur van veertien dagen en ten uitvoer te leggen in een afzonderingscel. De toelichting van de directeur op het schorsingsverzoek maakt dit niet anders. Gelet hierop is de bestreden beslissing naar het voorlopig oordeel van de voorzitter onredelijk en onbillijk. De voorzitter zal het verzoek daarom toewijzen en – met het oog op het lopende onderzoek – schorsen met ingang van 22 april 2022 om 15:00 uur tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Ten overvloede merkt de voorzitter op dat dit onverlet laat dat de directeur aan verzoeker –  indien hiertoe de noodzaak bestaat – opnieuw een ordemaatregel kan opleggen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met ingang van 22 april 2022 om 15:00 uur tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 21 april 2022 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven