Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26100/GB, 28 april 2022, beroep
Uitspraakdatum:28-04-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/26100/GB       

Betreft [Klager]

Datum 28 april 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad of van het Detentiecentrum (DC) Schiphol.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 16 februari 2022 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. V.H. Hammerstein, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het is voor de ouders van klager praktisch gezien niet mogelijk om hem te bezoeken. Klagers moeder heeft slechts twee keer en klagers vader slechts één keer klager kunnen bezoeken. Klagers moeder draagt zorg voor drie jonge kinderen, die zij ook van en naar school moet brengen en halen. In de tijd tussen het halen en het brengen van haar kinderen is het, gelet op de reistijd, voor klagers moeder niet mogelijk om naar Arnhem af te reizen. Klagers vader werkt doordeweeks en kan klager daardoor niet bezoeken. Anders zou hij een te groot dagdeel verlof moeten opnemen. Hieromtrent is in beroep een verklaring van klagers moeder overgelegd.

Nu het Openbaar Ministerie (OM) negatief heeft geadviseerd ten aanzien van zowel het JC Zaanstad als het DC Schiphol, wordt verzocht een overplaatsing naar de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein te overwegen. Een overplaatsing naar de PI Nieuwegein zal het ontvangen van bezoek van klagers moeder mogelijk maken.

Standpunt van verweerder

Klager is conform artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) in de PI Arnhem geplaatst. Hoewel er begrip is voor de bezoekproblemen, geldt dat die inherent zijn aan het ondergaan van een detentie. Navraag bij de inrichting leert dat klager wel bezoek ontvangt van zijn familie. Daarnaast bestaat er in alle inrichtingen de mogelijkheid tot beeldbellen via Skype. Hier kan klager wellicht gebruik van maken om zo zijn ouders te kunnen zien en spreken.

Een overplaatsing naar het JC Zaanstad is niet mogelijk vanwege het verblijf van een medeverdachte daar. Een overplaatsing naar het DC Schiphol is ook niet mogelijk in verband met een overplaatsingsverzoek van klagers broer. Op het overplaatsingsverzoek van klagers broer heeft verweerder nog geen beslissing genomen. Voorts is de celcapaciteit van het JC Zaanstad en het DC Schiphol bestemd voor gedetineerden die preventief zijn ingesloten in het arrondissementsparket Amsterdam en Haarlem.

Voor een overplaatsing naar de PI Nieuwegein dient klager een nieuw overplaatsingsverzoek in te dienen. Het is verweerder overigens niet duidelijk geworden hoe een overplaatsing naar de PI Nieuwegein de bezoekproblemen van klagers moeder zou kunnen verhelpen, behalve dat er sprake is van een kortere reisafstand. Klagers moeder heeft nog steeds de zorg over haar drie jonge en schoolgaande kinderen.

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in het HVB van de PI Arnhem. Hij wil graag worden overgeplaatst naar het HVB van het JC Zaanstad of van het DC Schiphol, omdat het voor zijn familie moeilijk is om hem in de PI Arnhem te bezoeken.

De reikwijdte van het beroep

Namens klager wordt in beroep verzocht om een overplaatsing naar de PI Nieuwegein te overwegen. In onderhavige procedure is evenwel slechts de afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing naar het HVB van het JC Zaanstad of van het DC Schiphol aan de orde. Indien klager wenst te worden overgeplaatst naar het HVB van de PI Nieuwegein, dan kan hij daartoe een nieuw verzoek indienen.

De regelgeving

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst. Klager is momenteel gedetineerd in de PI Arnhem, die is gelegen in het arrondissement van vervolging. Klager heeft echter verzocht om een overplaatsing naar twee inrichtingen die beide buiten het arrondissement van vervolging zijn gelegen. In dat geval moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden om te kunnen oordelen dat verweerder klagers verzoek had moeten honoreren.

De overwegingen van de beroepscommissie

Het komt de beroepscommissie allereerst niet onredelijk of onbillijk voor dat een overplaatsing van klager naar het JC Zaanstad – gelet op het advies van het OM – onwenselijk is door het verblijf van een medeverdachte daar.

Voor wat betreft het DC Schiphol is het de beroepscommissie ambtshalve bekend dat het verzoek tot overplaatsing van klagers broer inmiddels is afgewezen. Dat laat onverlet dat naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende is gebleken van bijzondere omstandigheden die ertoe leiden dat klager naar het DC Schiphol zou moeten worden overgeplaatst. Hoewel de beroepscommissie er begrip voor heeft dat klager zijn ouders met regelmaat zou willen zien, volgt uit de stukken dat klager in de PI Arnhem niet is verstoken van bezoek van zijn familie. Daar komt bij dat onduidelijk is in hoeverre een overplaatsing van klager naar het DC Schiphol ertoe zou leiden dat klagers ouders hem vaker kunnen bezoeken, daar de bezoekproblematiek voornamelijk voortkomt uit de omstandigheid dat klagers moeder de zorg draagt voor drie jonge kinderen en klagers vader niet met regelmaat verlof kan krijgen van zijn werk. Weliswaar wordt de reistijd korter, maar dat betekent niet zonder meer dat daarmee de gestelde bezoekproblematiek niet meer bestaat.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 28 april 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven