Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8691/GA, 26 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:26-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer R-20/8691/GA                                

Betreft [klager]

Datum 26 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         het ontbreken van een scheiding in zijn cel tussen het sanitaire gedeelte en het gedeelte waar gegeten wordt;

b.         het ontbreken van afdoende ventilatie in zijn cel;

c.         de omstandigheid dat zijn cel te klein is;

d.         het inhouden van €3,- per week voor zijn televisieabonnement.

De beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen heeft op 27 november 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klachten. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd (NH-2020-359).

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Norgerhaven (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld zijn standpunt schriftelijk (nader) toe te lichten. Klager heeft geen (bekende) woon- of verblijfplaats in Nederland en is daarom niet in de gelegenheid gesteld zijn standpunt schriftelijk nader toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers waardigheid en recht op een menselijke behandeling als bedoeld in artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) zijn geschonden. Klager verzoekt om een financiële tegemoetkoming van €600,-.

Standpunt van de directeur

De directeur blijft bij zijn standpunt als verwoord in de beklagprocedure. Verzocht wordt het beroep ongegrond te verklaren.

3. De beoordeling

Beklag a., b. en c.

De beroepscommissie is van oordeel dat de klachten zien op de omstandigheid dat klagers cel op onderdelen niet voldoet aan de vereisten die daaraan worden gesteld in de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen (hierna: Regeling). Het valt onder de zorgplicht van de directeur dat klagers verblijfsruimte aan deze eisen voldoet. Indien de verblijfsruimte hieraan niet voldoet, kan dit de directeur worden toegerekend. Klager kan dan ook worden ontvangen in zijn beklag onder a., b. en c. De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in beklag a., b. en c. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie als enige en hoogste instantie inhoudelijk op beklag a., b. en c. beslissen.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt. Naar het oordeel van de beroepscommissie is op basis van wat klager naar voren heeft gebracht onvoldoende aannemelijk geworden dat klagers cel niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld in de Regeling, terwijl de directeur klagers standpunt gemotiveerd heeft weersproken. Van schending van klagers waardigheid, van het recht op een menselijke behandeling en van de zorgplicht door de directeur is niet gebleken.

Meer specifiek ten aanzien van beklag a. merkt de beroepscommissie het volgende op. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Regeling dient sanitair op cel zodanig te worden afgeschermd dat de privacy van de gedetineerde voldoende wordt gewaarborgd. Uit de toelichting op dit artikel (Stcrt. 2004, 175, pag. 14) volgt dat het toilet en de wasgelegenheid niet alleen van de gangzijde, maar bij verblijf van twee gedetineerden in een verblijfsruimte ook van de rest van de verblijfsruimte moeten worden afgeschermd. Zo wordt bij gebruik van het sanitair de privacy van de gedetineerde ook ten opzichte van zijn medegedetineerde gewaarborgd. Dit kan weliswaar worden bewerkstelligd door middel van onder meer een schaamschot, een gordijn of een scheidingswand, maar uit de Regeling volgt niet dat een dergelijke afscheiding vereist is op het moment dat de privacy van de gedetineerde gewaarborgd wordt. Op grond van de stukken kan niet worden vastgesteld dat klager zijn cel deelde met een medegedetineerde of dat de waarborging van zijn privacy anderszins in het geding was. Klager kan zich daarom niet met succes beroepen op artikel 9 van de Regeling voornoemd.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie deze klachten ongegrond verklaren.

Beklag d.

Ten aanzien van beklag d. kan het beroep naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake beklag a., b. en c., verklaart klager alsnog ontvankelijk in deze klachten, maar verklaart deze klachten ongegrond.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag d. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Deze uitspraak is op 26 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R. Raat en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven