Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26364/SGA, 17 maart 2022, schorsing
Uitspraakdatum:17-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          22/26364/SGA

Betreft             [Verzoeker]

Datum             17 maart 2022

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van  [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen (hierna: de directeur) heeft beslist om verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift (Eh-2022-000090).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Verzoeker stelt dat zijn gedrag toelaatbaar is voor het plusprogramma, omdat hij zich altijd aan de regels houdt en goed bezig is met onderwijs en arbeid. Hij zit rustig zijn laatste twee maanden uit voor zijn PP (penitentiair programma) datum en vindt dit zeer onterecht.

Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat contrabande is aangetroffen bij een celinspectie op verzoekers cel, bestaande uit een Xbox die hij heeft gekregen van een medegedetineerde en een niet originele DVD met daarop pornografisch materiaal. Conform de huisregels is het niet toegestaan goederen van een medegedetineerde aan te nemen en pornografisch materiaal in bezit te hebben, aldus de directeur. Het in bezit hebben van contrabande valt op grond van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna de Regeling) aan te merken als ‘ontoelaatbaar’ gedrag en dan volgt altijd een besluit tot degradatie.

De voorzitter constateert het volgende. Onder ‘Uw verblijfruimte’ van hoofdstuk 2 van de huisregels, waarnaar door de directeur wordt verwezen, blijkt niet dat het gedetineerden niet is toegestaan goederen die zij in bezit hebben over te dragen aan een medegedetineerde of goederen van medegedetineerden aan te nemen. Ook in andere onderdelen van de huisregels heeft de voorzitter een dergelijke bepaling niet kunnen terugvinden. De Xbox die op de cel van verzoeker is aangetroffen lijkt – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – dan ook niet te kunnen worden aangemerkt als contrabande, waardoor ten aanzien van het bezit van de Xbox geen sprake zou zijn van een ontoelaatbare gedraging. Slechts het pornografisch materiaal kan op grond van de huisregels als verboden voorwerp worden aangemerkt.

Ten aanzien van dit verboden voorwerp overweegt de voorzitter als volgt. In de Regeling  is in bijlage 1 een aantal gedragingen opgesomd dat is aangemerkt als ontoelaatbaar gedrag en leidt tot directe degradatie. Uit de nota van toelichting bij de wijziging van de Regeling in verband met de wijziging inzake het systeem van promoveren en degraderen (Stcrt. 2020, nr. 49131) volgt dat de voornoemde gedragingen zo ernstig zijn dat een afweging van deze gedraging ten opzichte van het algehele gedrag in detentie niet meer noodzakelijk is. De voorzitter overweegt - zoals de voorzitter ook heeft overwogen in RSJ 17 augustus 2021, 21/22720/SGA - dat het aantreffen van contrabande in een cel een gedraging betreft die dermate ingrijpend is voor de orde, rust en veiligheid in de inrichting, dat de beslissing van de directeur tot terugplaatsing van verzoeker in het basisprogramma op grond van artikel 1d, vijfde lid, van de Regeling niet op voorhand als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De voorzitter zal het verzoek daarom afwijzen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is op 17 maart 2022 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven