Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/25012/GB, 18 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/25012/GB            

Betreft              [Klager]

Datum              18 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot deelname aan een penitentiair programma (PP).

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 28 december 2021 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. P.T.P. van der Made, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De afwijzing van klagers verzoek houdt verband met het risico op recidive en het risico op onttrekken aan de voorwaarden. De risico’s zijn echter nihil. Dat sprake is van een ver verleden dat spreekt in klagers nadeel, wordt niet bestreden. Klager is evenwel reeds lange tijd op het rechte pad. In het kader van de behandeling van het hoger beroep is klagers voorlopige hechtenis lange tijd geschorst geweest, zonder dat zich incidenten hebben voorgedaan. Gedurende de detentie heeft klager zich voorbeeldig gedragen. Daarnaast heeft klager alles in zijn leven op de rit. Hij heeft een vrouw, woning en werk. Anders dan verweerder stelt, werkt klager wel degelijk mee aan diagnostiek. Dat traject is thans nog niet afgerond.

Verzocht wordt om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek is afgewezen, omdat het risico op recidive en het risico onttrekken aan de voorwaarden door de reclassering als hoog worden ingeschat en  omdat klager niet is gemotiveerd om aan de noodzakelijk geachte diagnostiek, begeleiding en behandeling mee te werken, waardoor de risico’s onverminderd hoog blijven. De stelling van klager dat de risico’s nihil zijn, volgt verweerder dan ook niet. Daar komt bij dat uit het selectieadvies volgt dat klager tijdens zijn detentie geen initiatief heeft getoond om de risico’s te verkleinen. De vrijhedencommissie (VC) heeft in dat kader geadviseerd om diagnostiek uit te voeren tijdens klagers detentie, teneinde in kaart te brengen wat nodig is om de risico’s te verkleinen. Navraag bij de inrichting heeft uitgewezen dat klager door de GZ-psycholoog is aangemeld bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord te Assen. Evenwel is niet gebleken dat de diagnostiek is afgerond en dat de risico’s zijn verminderd.

 

3. De beoordeling

Klagers situatie

Klager is sinds 16 juni 2021 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van drie jaren met aftrek, wegens voorbereiding van kaping van een helikopter door twee of meer personen, medeplegen van poging een gevangene te bevrijden en medeplegen van voorhanden hebben van wapens. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 7 juni 2022.

De wet- en regelgeving

Op grond van artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet en artikel 7 van de Penitentiaire maatregel komt een gedetineerde in aanmerking voor deelname aan een PP, indien:

-    aan hem een (combinatie van) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf(fen) van (in totaal) minstens zes maanden en hoogstens een jaar is opgelegd;

-    hij nog hoogstens een zesde deel van zijn vrijheidsstraf(fen) moet ondergaan;

-    hij een strafrestant heeft van minimaal vier weken;

-    hij een aanvaardbaar verblijfadres heeft;

-    hij zich bereid heeft verklaard om zich te houden aan de voorwaarden van het PP.

Op grond van deze artikelen spelen ook de volgende aspecten een rol:

-    de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict;

-    de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde heeft laten zien dat hij zich goed gedraagt;

-    de mogelijkheid om eventuele risico’s die aan de vrijheden zijn verbonden te beperken en te beheersen;

-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen;

-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt;

-    de mate van onzekerheid over de datum van invrijheidstelling;

-    eventuele andere omstandigheden die zich tegen deelname verzetten.

De bestreden beslissing

Klagers verzoek is afgewezen, omdat het risico op recidive en het risico op onttrekken aan de voorwaarden als hoog worden ingeschat en omdat klager niet is gemotiveerd om aan de noodzakelijk geachte diagnostiek, begeleiding en behandeling mee te werken.

De overwegingen van de beroepscommissie

Uit het reclasseringsadvies van 29 november 2021 blijkt dat het risico op recidive en het risico op onttrekken aan de voorwaarden als hoog zijn ingeschat. Het risico op letselschade is als gemiddeld tot hoog ingeschat. De reclassering heeft daarbij meerdere risicofactoren aangeduid, waaronder eerdere mislukte reclasseringsinterventies en klagers weigering (tot dan toe) om mee te werken aan diagnostiek en behandeling. Uit de risicoscreener inzake geweld volgt voorts dat er matige zorgen zijn voor wat betreft geweld binnen de inrichting en ernstige zorgen voor (toekomstig) geweld buiten de inrichting. De VC heeft voorts te kennen gegeven dat klager gedurende zijn detentie geen initiatief heeft getoond om de bestaande risico’s in te perken. De VC en het Openbaar Ministerie hebben mede in het licht van het voorgaande negatief geadviseerd inzake klagers verzoek.

Klager is veroordeeld voor feiten die naar hun aard een zeer grote impact hebben gehad op de maatschappij. Hoewel klager in de inrichting van onbesproken gedrag is en hij kennelijk thans wel wil meewerken aan diagnostiek, geldt dat de diagnostiek nog niet is afgerond en dat niet is gebleken dat de bij klager bestaande risico’s reeds voldoende zijn ingeperkt. Nu de diagnostiek nog niet is afgerond, kan ook nog niet worden bepaald welke behandeling bij klager precies is aangewezen, terwijl wel vaststaat dat een behandeling van belang is  voor het inperken van de bestaande risico’s.

De conclusie

Gelet op het voorgaande kan de bestreden beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 18 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, F. van Dekken en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven