Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20822/GA, 16 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:16-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/20822/GA

Betreft              [klager]

Datum              16 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege klagers betrokkenheid bij een vechtpartij met een medegedetineerde, ingegaan op 2 maart 2021.

De beklagrechter bij de locatie Roermond heeft op 6 april 2021 het beklag ongegrond verklaard (R-2021-91). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. P.J. Zandt, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klagers raadsman en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Roermond, gehoord op de digitale zitting van 25 februari 2022. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op deze zitting te worden gehoord.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De disciplinaire straf is ten onrechte aan klager opgelegd. Klager is niet betrokken geweest bij een vechtpartij met een medegedetineerde. Klager betwist dat hij het slachtoffer heeft geslagen. Uit de stukken die aan de bestreden beslissing ten grondslag liggen blijkt niet dat sprake zou zijn geweest van een vechtpartij.

De voorzitter heeft het schorsingsverzoek (met kenmerk 21/20195/SGA) in de onderhavige zaak toegewezen. Daarna zijn door de directeur geen andere of aanvullende stukken overgelegd of ingebracht, anders dan de telefoongesprekken van de medegedetineerden. Deze zijn onvoldoende redengevend om enkel op grond daarvan aan te nemen dat klager aan de vechtpartij heeft deelgenomen of de initiator is geweest. Op de camerabeelden, die al beschikbaar waren ten tijde van de beoordeling van het schorsingsverzoek, is geen vechtpartij te zien.

Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en de uitspraak van de beklagrechter te vernietigen.

Standpunt van de directeur

Klagers gedrag voor, tijdens en na de vechtpartij is dermate abnormaal en nerveus in een penitentiaire setting dat het aannemelijk is dat klager de medegedetineerde heeft geslagen. Hetgeen op de camerabeelden te zien is staat zeer uitvoerig beschreven. De medegedetineerde wijst gelijk na het incident in de teamkamer klager aan als degene die hem heeft geslagen. Tot slot wordt dit bevestigd door de telefoongesprekken. De medegedetineerden van wie de gesprekken zijn opgenomen zijn vrienden van klager. Zij lachen en bevestigen dat klager heeft geslagen. Een van deze gedetineerden komt ook voor in het verslag van het uitkijken van de camerabeelden. Dat klager zijn betrokkenheid ontkent maakt het vorenstaande niet anders.

Het dossier is na de beoordeling door de schorsingsvoorzitter aangevuld met voornoemde telefoongesprekken en het aanvullende verslag van de camerabeelden. Een disciplinaire straf gaat onmiddellijk in, maar het uitschrijven van wat te zien is op de camerabeelden neemt meer tijd in beslag. De beelden zijn wel bekeken voor de rapportafhandeling.

In de mededeling van de disciplinaire straf staat ´betrokkenheid bij een vechtpartij´ opgenomen, omdat in de penitentiaire setting meerdere gedetineerden seintjes aan elkaar geven. Klager is de uitvoerende dader. Ondanks het ontbreken van camerabeelden van de vechtpartij zelf, is het zeer aannemelijk dat er is geslagen. Klager wilde niet vertellen waarom hij handschoenen droeg.

 

3. De beoordeling

Aan klager is een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel opgelegd, wegens zijn betrokkenheid bij een vechtpartij met een medegedetineerde.

De beroepscommissie overweegt dat in de mededeling van de disciplinaire straf ten onrechte is opgenomen dat ´medegedetineerden en het personeel hebben waargenomen dat klager onderdeel heeft uitgemaakt van een vechtpartij´, nu dit niet blijkt uit de onderliggende stukken.

Niettemin is de beroepscommissie van oordeel dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagrechter. Weliswaar wordt de motivering van de beslissing in de zin van de voormelde waarneming niet gedragen door de onderliggende stukken, maar op grond van hetgeen voorlag – de melding van de medegedetineerde direct na het incident in de teamkamer inhoudende dat klager hem had geslagen, het waargenomen letsel en de uitgekeken camerabeelden – heeft de directeur naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid tot de genomen beslissing kunnen komen. Deze - voor de directeur op dat moment beschikbare - informatie vormde voldoende feitelijke grondslag om betrokkenheid van klager bij een vechtpartij te kunnen aannemen. Dat het aanvullende verslag van het uitkijken van de camerabeelden en de verslaglegging van de telefoongesprekken van medegedetineerden – die de betrokkenheid van klager bij de vechtpartij overigens alleen maar bevestigen – pas later beschikbaar kwamen, doet hieraan niet af.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde, met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 16 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven