Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22582/GV, 18 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer           21/22582/GV

Betreft              [klager]

Datum              18 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 28 juli 2021 klagers verzoek om langdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. U. van Ophoven, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager gedraagt zich goed in de gevangenis van de locatie Esserheem te Veenhuizen. Hij verdient een kans om te bewijzen dat hij in staat is met vrijheden om te gaan. Ten onrechte heeft de vrijhedencommissie in de inrichting negatief geadviseerd met betrekking tot klagers verzoek. Het is niet terecht om eerst de uitkomsten van het advies van de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord-Nederland (AFPN) af te wachten. De beslissing is daarnaast gebaseerd op een rapportage die in het kader van een strafzaak is opgemaakt. Het gaat om een rapportage van 10 maart 2016. Het rapport is erg gedateerd.

Klager heeft onlangs een kind gekregen. Hij heeft slechts de mogelijkheid gehad om onder begeleiding zijn vriendin en pasgeboren kind te bezoeken. Nu het verlof geweigerd wordt, wordt klager niet in staat gesteld een band met zijn pasgeboren kind op te bouwen. Klagers vriendin is in verband met gebrek aan financiële middelen niet in staat om naar de locatie Esserheem te Veenhuizen te reizen.

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar en geeft gedeeltes uit het vrijhedenadvies van 21 juli 2021, de Pro Justitia-rapportage van 10 maart 2016 en het reclasseringsadvies van 5 februari 2021 weer.

Ten aanzien van klager is sprake van risico’s op alle leefgebieden. De reclassering heeft aangegeven dat er, alvorens vrijheden kunnen worden toegekend, ingezet zal moeten worden op behandeling, het vergroten van ziekte-inzicht en probleembesef. Binnen de ambulante behandeling is dit laatste niet van de grond gekomen en ambulante behandeling zal naar inschatting van de reclassering ook onvoldoende toereikend en niet goed mogelijk zijn. De reclassering acht een klinische opname daarom noodzakelijk. Nu daarvan nog geen sprake is, zijn de risico’s onverminderd hoog. Het belang van de maatschappij dient bij dusdanig hoge risico’s te prevaleren boven het persoonlijk belang van klager. Het feit dat klagers partner vanwege haar financiële situatie niet naar de inrichting kan komen, is onvoldoende onderbouwd. In dat kader is het altijd nog mogelijk dat klager een overplaatsing aanvraagt naar een locatie die dichter bij haar woonadres is gelegen.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 5 oktober 2020 gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf van een jaar, wegens ontucht met een minderjarige. Aansluitend onderging hij een gevangenisstraf van 28 dagen. Op dit moment ondergaat hij de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 10 april 2022.

De wet- en regelgeving

In artikel 18a van de Penitentiaire beginselenwet is – voor zover hier van belang – bepaald dat de directeur ervoor zorgdraagt dat uiterlijk binnen vier weken na binnenkomst van de gedetineerde in een inrichting, zo veel mogelijk in overleg met hem, een detentie- en re-integratieplan (D&R-plan) wordt vastgesteld. Het D&R-plan kan gedurende de detentie, zo veel mogelijk in overleg met de gedetineerde, worden aangepast. Het D&R-plan vermeldt in ieder geval de gedrags- en re-integratiedoelen die de gedetineerde tracht te behalen, alsmede de activiteiten waaraan de gedetineerde deelneemt en de activiteiten en het verlof waarvoor de gedetineerde bij goed gedrag in aanmerking komt.

In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend ten behoeve van een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het D&R-plan. Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

-    de mate waarin en de wijze waarop de gedetineerde door zijn gedrag gedurende de gehele detentie heeft doen blijken van een bijzondere geschiktheid tot terugkeer in de samenleving;

-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;

-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf, als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);

-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

In artikel 20, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat langdurend re-integratieverlof niet eindigt op dezelfde dag waarop het is aangevangen en maximaal een aaneengesloten periode van 204 uur duurt met minimaal een overnachting en ten hoogste acht overnachtingen per maand. In het tweede lid staat dat de directeur per kalenderjaar het maximaal aantal verlofuren vaststelt en dit opneemt in het D&R-plan. In het derde en vierde lid is bepaald vanaf welk moment een gedetineerde voor dit verlof in aanmerking komt (op basis van de hoogte van de opgelegde straf, het deel dat hij heeft ondergaan en het deel dat hij nog moet ondergaan). In het vijfde, zesde en zevende lid staat beschreven hoe het totaal aantal verlofuren waar een gedetineerde recht op heeft wordt vastgesteld en dat deze uren geleidelijk in relatie tot het re-integratiedoel over het kalenderjaar worden verdeeld.

De beoordeling

Klager heeft verzocht om langdurend re-integratieverlof, omdat hij tijd wil doorbrengen met zijn gezin, waaronder met zijn pasgeboren kind. Klagers verzoek is afgewezen, omdat de risico’s bij het verlenen van verlof niet voldoende kunnen worden ingeschat.

De beroepscommissie constateert dat klager op grond van het bepaalde in artikel 20, derde lid, van de Regeling in aanmerking kan komen voor het verlenen van langdurend re-integratieverlof. De beroepscommissie stelt voorop dat inzichtelijk dient te worden gemaakt op welke wijze het verzochte langdurend re-integratieverlof bijdraagt of in dienst staat van de re-integratiedoelen die in het D&R-plan van de betreffende gedetineerde zijn vastgelegd. Dit brengt mee dat zijn re-integratiedoelen concreet moeten worden omschreven en dat duidelijk dient te zijn langs welke weg wordt beoogd het betreffende re-integratiedoel te bereiken. Het voorgaande is ook van betekenis voor de beoordeling van het eventuele beklag en/of beroep van de gedetineerde tegen de afwijzing van zijn verzoek om re-integratieverlof. In klagers geval moet worden vastgesteld dat (een gedeelte van) zijn D&R-plan niet is overgelegd en dat in het vrijhedenadvies in zijn geheel niets is opgenomen omtrent klagers re-integratiedoel(en).

Wat hier ook van zij, in klagers geval is met name het volgende van belang. De beroepscommissie is met klager van oordeel dat de door verweerder aangehaalde Pro Justitia-rapportage van 10 maart 2016 erg gedateerd is, waarbij de vraagt rijst in hoeverre de informatie uit deze rapportage thans nog een goed beeld geeft van klagers situatie. Uit de stukken blijkt echter dat er tamelijk recent, namelijk op 5 februari 2021, een reclasseringsadvies is opgesteld.

Uit dit reclasseringsadvies volgt dat het risico op recidive, het risico op letselschade en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. De reclassering overweegt daartoe dat in de periode van verslaglegging zowel de delictverhogende als de beschermende factoren onbewerkt zijn gebleven. Hierdoor is de kans op recidive verhoogd. De behandeling door de AFPN, gericht op de licht verstandelijke beperking, is door klagers houding onder druk komen te staan, waardoor de persoonlijkheidsproblematiek vooralsnog niet is behandeld. Gezien de lange voorgeschiedenis met de reclassering en hulpverleningsinstanties waar de begeleidbaarheid altijd een onderwerp van zorg is (geweest), is het de vraag of klager zich in de toekomst wel zal houden aan de voorwaarden en interventies die hem worden geboden. Door klagers ontkennende houding zal er eerst ingezet moeten worden op behandeling, het vergroten van ziekte-inzicht en probleembesef, aldus de reclassering. Binnen de ambulante begeleiding is dit niet van de grond gekomen en dit zal naar inschatting van de reclassering ook onvoldoende toereikend en mogelijk zijn. Een klinische opname wordt het meest passend geacht. In dat kader dient eerst gewerkt te worden aan de persoonlijkheidsproblematiek van klager, waarna hij pas kan gaan resocialiseren. De risico’s buiten een beveiligde setting zijn (nog) verhoogd. Uit het reclasseringsadvies volgt daarnaast dat klager een omvangrijk strafblad heeft en dat meerdere voorwaardelijke straffen (gedeeltelijk) ten uitvoer gelegd zijn wegens recidive en het niet nakomen van bijzondere voorwaarden, waaronder meldplichten en behandelverplichtingen.

Gelet op al het voorgaande, en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt, vanwege het feit dat de risico’s verbonden aan het verlenen van langdurend re-integratieverlof niet of onvoldoende kunnen worden beperkt of beheerst. Dit is een forse contra-indicatie die de afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 18 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven