Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20356/GA, 31 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/20356/GA

Betreft              [klager]

Datum              31 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de beslissing hem te degraderen naar het basisprogramma.

De beklagrechter bij het Justitieel Complex (JC) Zaanstad heeft op 2 maart 2021 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €30,- (ZS-ZO-2020-561). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het JC Zaanstad, en klagers raadsman gehoord op de (digitale) zitting van 11 februari 2022. Mw. mr. A. Laagland, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig. Klager is niet meer gedetineerd. Hij had de zitting kunnen bijwonen in het fysieke bijzijn van zijn raadsman, maar van die mogelijkheid heeft hij geen gebruik gemaakt.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Aan de degradatie ligt een opgelegde disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel ten grondslag. Die is opgelegd, omdat er via het Snapchataccount van klager een filmpje is verspreid, waaruit blijkt dat er op zijn cel is gefilmd. Het beklag daartegen is ongegrond verklaard. Klager erkende dat het zijn account en zijn cel betrof, maar hij kon niet verklaren hoe dit is gebeurd. De directeur ziet niet in dat iemand anders dan klager een filmpje van zijn cel heeft gemaakt en via het account heeft verspreid.

Hoewel er geen smartphone is aangetroffen, heeft de directeur klager gedegradeerd vanwege ontoelaatbaar gedrag. Het opnemen en verspreiden van een filmpje via social media is namelijk onlosmakelijk verbonden met de gedraging “een gedetineerde brengt in de inrichting verboden goederen binnen, handelt daarin of heeft deze in bezit”. Het opnemen van een filmpje kan immers niet zonder een apparaat waarop Snapchat kan worden gebruikt. Het feit dat er geen smartphone is gevonden, doet daar niet aan af. De gedraging vormt geen minder ernstige bedreiging voor de orde, rust en veiligheid in de inrichting dan de gedragingen die in de lijst ontoelaatbare gedragingen zijn opgesomd.

Indien de beroepscommissie de directeur hierin niet volgt, geldt dat klagers gedragingen in elk geval als ongewenst kunnen worden aangemerkt, op grond waarvan hij ook had kunnen worden gedegradeerd. De gedraging had dus hoogstens anders gekwalificeerd moeten worden, in welk geval het beklag slechts formeel gegrond kan worden verklaard.

Uit de aan klager opgelegde disciplinaire straf blijkt dat die (ook) is opgelegd, omdat klager een smartphone in de inrichting heeft binnengebracht of in elk geval in zijn bezit heeft gehad.

Standpunt van klager

De beklagrechter heeft het beklag op juiste gronden gegrond verklaard, onder verwijzing naar artikel 1d van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling).

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie heeft klagers beroep inzake de ongegrondverklaring van zijn beklag tegen de opgelegde disciplinaire straf, omdat klager met een telefoon een filmpje van zijn cel zou hebben gemaakt en dit – vanuit de inrichting – op social media heeft geplaatst, ongegrond verklaard en de betreffende uitspraak van de beklagrechter bevestigd (RSJ 31 maart 2022, 21/20215/GA).

De vraag die in dit beroep moet worden beantwoord, betreft dus enkel of deze gedraging heeft mogen leiden tot klagers degradatie naar het basisprogramma. De beroepscommissie is van oordeel dat dit het geval is. Zonder (tijdelijk) telefoonbezit kan geen filmpje via Snapchat worden verstuurd en het bezit van een telefoon heeft te gelden als ontoelaatbaar gedrag, op grond waarvan een gedetineerde kan worden gedegradeerd (artikel 1d, vijfde lid, van de Regeling, in verbinding met bijlage 1 bij die Regeling).

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is op 31 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.B Oreel, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven