Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20543/GB, 10 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:10-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer           21/20543/GB

Betreft              [Klager]

Datum              10 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot plaatsing in de gevangenis van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad of van de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 9 maart 2021 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. F.W.M. Hopmans, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager wenst te worden geplaatst in het JC Zaanstad of in de PI Heerhugowaard, omdat hij dan bezoek kan ontvangen van zijn familie. Klagers familie woont in Hoorn. De enige optie voor hen om klager te bezoeken is met de auto, daar er – nog los van de zeer lange en kostbare reis – geen mogelijkheid is om met het openbaar vervoer bij de PI Ter Apel te komen. Om telkens een afstand van 231 kilometer te moeten afleggen naar de PI Ter Apel met de auto, is voor klagers familie financieel gezien niet mogelijk. Klager heeft de afgelopen jaren geen bezoek van zijn familie ontvangen, wat een inbreuk vormt op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Het gebruikmaken van Skype – wat klagers familie niet doet, omdat zij hier niet mee kan omgaan – kan niet gelijk worden gesteld aan het ontvangen van bezoek zoals bedoeld in artikel 38 van de Penitentiaire beginselenwet. Het onderhouden van banden met familieleden en vrienden middels Skype, mag – anders dan verweerder stelt – niet als realistisch worden gezien. Ook de andere door verweerder aangedragen alternatieven kunnen niet gelijk worden gesteld aan het ontvangen van het bezoek van familie in de inrichting.

Dat klager niet wil worden uitgezet naar Somalië is niet alleen een kwestie van niet willen, maar ook een kwestie van niet kunnen. Klager kan op dit moment niet terugkeren naar Somalië, omdat zijn nationaliteit onbekend is. Klager is in dat kader thans nog bezig met het voeren van procedures en is dan ook in zijn geheel niet bezig met de voorbereiding op zijn terugkeer naar Somalië. Hij krijgt daar vanuit de inrichting ook nog geen begeleiding in.

Verzocht wordt om aansluiting te zoeken bij RSJ 11 maart 2019, R-19/2541/GB, daar die zaak overeenkomsten vertoont met klagers zaak. Tevens wordt verzocht om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.  

Standpunt van verweerder

Op 1 december 2021 heeft verweerder bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) navraag gedaan inzake klagers verblijfsstatus. De IND heeft te kennen gegeven dat klager op 29 november 2021 beroep heeft ingesteld en om een voorlopige voorziening heeft verzocht in verband met een ongegrondverklaring van zijn ‘aanvraag gezinsleven’. Deze gehanteerde rechtsmiddelen hebben echter geen schorsende werking. Op basis van klagers verblijfsstatus is de PI Ter Apel de aangewezen inrichting. Dat klager juist bezig is met het voorkomen van een terugkeer naar het land van herkomst, is niet navolgbaar. In de PI Ter Apel worden geen re-integratieactiviteiten aangeboden die gericht zijn op een terugkeer in de samenleving in Nederland. Het beoordelen of een vreemdeling al dan niet moet worden uitgezet, valt niet onder verweerders bevoegdheid.

De door klager gestelde bezoekproblematiek is niet duidelijk onderbouwd. Er zijn geen bewijsstukken overgelegd waaruit zou moeten blijken dat klagers familie niet over de benodigde financiële middelen beschikt om klager te kunnen bezoeken. In dat kader bestaat overigens de mogelijkheid om bij gebrek aan financiële middelen een beroep te doen op bijzondere bijstand bij de gemeente voor de ‘reiskosten familie in detentie’, teneinde klager toch te kunnen bezoeken. Bovendien heeft klager de mogelijkheid om contact te hebben met zijn familie middels Skype. Klagers familie zou hier geen gebruik van maken, omdat zij hier niet mee kan omgaan. Niet is gebleken dat klager heeft geprobeerd om een Skypeverbinding via iemand anders tot stand te laten komen voor zijn familie. Het recht op bezoek wordt klager niet ontnomen en aangezien onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van een daadwerkelijke onmogelijkheid voor klagers bezoek om af te reizen naar de PI Ter Apel, is er geen sprake van strijdigheid met artikel 8 van het EVRM.

Ondanks klagers lange strafrestant, is er geen sprake van uitzonderlijke omstandigheden die tot een plaatsing in een andere inrichting dienen te leiden. Voor wat betreft de verwijzing van klagers raadsvrouw naar een eerdere uitspraak van de beroepscommissie, geldt dat er (bijna) geen zaken hetzelfde zijn en dat alle zaken individueel worden beoordeeld.

Voor het overige wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden beslissing.

 

3. De beoordeling

Klagers situatie

Sinds 25 juni 2019 verblijft klager in de gevangenis van de PI Ter Apel, omdat hij in Nederland geen rechtmatig verblijf heeft. Hij wil thans graag in de gevangenis van het JC Zaanstad of van de PI Heerhugowaard worden geplaatst, zodat hij bezoek van zijn familie kan ontvangen. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 24 maart 2024.

 

De regelgeving

Op grond van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) worden in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen (een VRIS-inrichting) gedetineerden geplaatst die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland (in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000) en die zijn gedetineerd op grond van:

-           voorlopige hechtenis (door een bevel van gevangenneming of gevangenhouding);

-           een vrijheidsstraf; of

-           een maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders.

Op grond van het derde lid van dit artikel kan hiervan worden afgeweken. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet daarvoor echter sprake zijn van uitzonderlijke omstandigheden.

De PI Ter Apel is op dit moment de enige reguliere VRIS-inrichting. Klager voldoet aan de eisen van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling en moet dus in beginsel in de PI Ter Apel worden geplaatst. Dat klager in dat kader nog verwikkeld zou zijn in procedures, doet daaraan niet af, daar deze procedures geen schorsende werking kennen.

Het bezoek

Als reden voor afwijking voor een plaatsing op grond van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling wordt in klagers geval – onweersproken – aangevoerd dat klager in de PI Ter Apel verstoken is van bezoek. Het feitelijk verstoken zijn van bezoek kan volgens vaste jurisprudentie leiden tot een gegrondverklaring van het beroep.

Uit de stukken – waaronder een brief van klagers familie – volgt dat klagers familie (bestaande uit moeder en zeven broers en zussen) in Hoorn woont, dat een reis met het openbaar vervoer voor hen niet mogelijk zou zijn en dat zij voor (telkens) een reis van en naar de PI Ter Apel met de auto niet de financiële middelen voorhanden heeft. Anders dan het in het algemeen vermelden van de reistijd en de beperkte financiële middelen is de gestelde permanente onmogelijkheid van klagers familie om klager in de PI Ter Apel te bezoeken naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende onderbouwd dan wel onvoldoende gespecificeerd.

Hoewel fysiek bezoek de voorkeur heeft en digitaal bezoek middels Skype niet altijd zonder meer als volwaardig alternatief kan (blijven) dienen voor fysiek bezoek, geldt blijkens het selectieadvies dat de PI Ter Apel klager extra Skype-momenten aanbiedt om zijn familie alsnog (digitaal en met regelmaat) te kunnen zien. Klagers argumentatie in dezen, namelijk dat zijn familie niet kan omgaan met Skype, volgt de beroepscommissie niet zonder meer. Niet duidelijk is geworden waarom klager niet in contact kan komen met zijn familie via een ander familielid, vriend of kennis die wel in staat is om Skype te gebruiken dan wel dat een ander familielid, vriend of kennis klagers familie kan aanleren zelfstandig om te gaan met Skype.

De conclusie

Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de beroepscommissie niet dan wel onvoldoende gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden dat moet worden afgeweken van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling. De verwijzing van klagers raadsvrouw naar RSJ 11 maart 2019, R-19/2541/GB, gaat niet op, daar in voornoemde zaak sprake was van andere omstandigheden in onder meer het strafrestant en de aard van het gewenste bezoek. Evenmin is gebleken van een schending van artikel 8 van het EVRM. De bestreden beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 10 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven