Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24165/GA, 3 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:03-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/24165/GA

Betreft              [klager]

Datum              3 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij in het bijzijn van het personeel de post van zijn advocaat moest openen.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 2 november 2021 het beklag ongegrond verklaard (VU 2021/1103). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. C.E. Hok-A-Hin, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft de raadsvrouw van klager en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Vught, gehoord op de digitale zitting van 25 februari 2022. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op deze zitting te worden gehoord. […], lid bij RSJ, was als toehoorder aanwezig. 

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beklagrechter heeft het beklag ten onrechte buiten zitting afgedaan. Dit kan alleen als het beklag kennelijk ongegrond wordt verklaard, maar daarvan is geen sprake. Klager is niet op de hoogte gesteld van het voornemen om de zaak buiten zitting af te doen, hetgeen op grond van de algemene rechtsbeginselen wel had gemoeten. Daardoor kon klager zich niet verzetten of een nadere schriftelijke toelichting op zijn klacht geven. Hierdoor heeft klager een instantie gemist. De onderhavige zaak stond aanvankelijk op een zitting bij de beklagcommissie gepland samen met een ander beklag van klager over hetzelfde onderwerp. De behandeling van het laatstgenoemde beklag is ter zitting aangehouden omdat de raadsvrouw de inrichting niet binnenkwam. Dit beklag staat nu op de zitting van de beklagcommissie in de PI Vught van 14 maart 2022 om 09:00 uur gepland. Om die reden wordt verzocht het onderhavige beklag terug te wijzen naar de beklagcommissie en deze zaak tezamen met voornoemde zaak af te doen. 

Klagers klacht is ten onrechte ongegrond verklaard. In beginsel kan ervan worden uitgegaan dat advocatenpost enkel advocatenpost bevat. Uit het verweer van de directeur noch uit de uitspraak van de beklagrechter is de noodzaak tot het openen van klagers post gebleken. Deze noodzaak dient nader onderbouwd te worden. Gelet hierop was de directeur niet gerechtigd klagers post te controleren. Daarnaast wordt klagers advocatenpost structureel, zonder enige aanwijzing dat hij al dan niet met advocatenpost contrabande toegezonden zou krijgen, gecontroleerd. Klager heeft in korte tijd drie keer achter elkaar zijn post moeten openmaken in het bijzijn van het personeel, terwijl dit bij anderen niet gebeurt.

Verzocht wordt het beklag alsnog gegrond te verklaren en aan klager een schadevergoeding toe te kennen voor de immateriële schade die klager heeft geleden en nog zal lijden.

Standpunt van de directeur

Op grond van de huisregels en de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan klagers advocatenpost (incidenteel) worden geopend. Klagers advocatenpost wordt niet structureel geopend. Gelet hierop is het begrijpelijk dat de beklagrechter de zaak schriftelijk heeft afgedaan.

Geprivilegieerde post wordt geopend als de envelop dik is of als het lijkt alsof er mogelijk andere dingen in de envelop zitten. Bij het openen wordt niet gekeken naar de inhoud van de tekst, maar enkel van de envelop. Tijdens het openen van de post wordt door een van de medewerkers van de afdeling aan de gedetineerde uitgelegd waarom de post wordt geopend. De post wordt door de gedetineerde opengemaakt in het bijzijn van inrichtingsmedewerkers. Vervolgens wordt in het dossier van de gedetineerde vermeld dat en waarom de post is geopend. In het geval van klager is niet bekend welke uitleg hij voor het openen van de post heeft gekregen, nu dit vanwege het tijdsverloop niet kan worden teruggevonden in het dossier.

 

3. De beoordeling

Voor zover namens klager is geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld. De beroepscommissie zal het verzoek om terugwijzing niet inwilligen.

Vaststaat dat klager op 3 augustus 2021 de post van zijn advocaat heeft moeten openen in het bijzijn van het personeel. 

Artikel 36, tweede lid, van de Pbw stelt dat de directeur bevoegd is enveloppen of andere poststukken, afkomstig van of bestemd voor gedetineerden, op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen te onderzoeken en deze hiertoe te openen. Indien de  enveloppen of andere poststukken afkomstig zijn van of bestemd zijn voor de in artikel 37, eerste of tweede lid, genoemde personen of instanties, geschiedt dit onderzoek in aanwezigheid van de betrokken gedetineerde. Onder die genoemde personen of  instanties valt onder meer de raadsman of -vrouw van de gedetineerde.

Op grond van het bepaalde in artikel 3, tweede lid, van de Regeling geprivilegieerde post gedetineerden (de Regeling) is de directeur bevoegd om, indien hij dit noodzakelijk acht met het oog op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen, ook de binnenste envelop van de brief of het andere poststuk afkomstig van een in artikel 37, eerste lid, van de Pbw genoemde persoon of instantie te openen in het bijzijn van de gedetineerde.

Alhoewel het blijkens de toelichting van de directeur gebruikelijk is om van (de reden van) het openen van geprivilegieerde post melding te maken in het dossier van de gedetineerde, is niet aannemelijk geworden dat dit in het geval van klager is gebeurd. Gevraagd naar de reden van het onderzoek van de geprivilegieerde post heeft de directeur ook niet te kennen gegeven dat er sprake was van een steekproefsgewijze controle. Gelet hierop is naar het oordeel van de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat sprake was van enige noodzaak voor de directeur tot het openen van klagers advocatenpost, hetgeen volgens de Regeling wel is vereist, dan wel dat sprake is geweest van een steekproefsgewijze controle. Reeds daarom zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De stelling van klager dat sprake is geweest van structurele controle van zijn post is door de directeur weersproken. De beroepscommissie acht structurele controle van de post niet aannemelijk geworden. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van €7,50.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50.

Deze uitspraak is op 3 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven