Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25572/SGA, 9 februari 2022, schorsing
Uitspraakdatum:09-02-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          22/25572/SGA

Betreft             [verzoeker]

Datum            9 februari 2022

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van  [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft op 21 januari 2022 – in het kader van de maandelijkse toetsing – beslist tot het handhaven van de aan verzoeker opgelegde toezichtmaatregelen in het kader van verzoekers plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht- /maatschappelijk risico (GVM-lijst).

Verzoekers raadsvrouw, mr. S. Melliti, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, de nadere toelichting van verzoekers raadsvrouw en van het klaagschrift (beklagkenmerk IJ-2022-180).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Namens verzoeker is aangevoerd dat tijdens het gesprek op 21 januari 2022 niet is gesproken over de toezichtmaatregelen en/of de reden waarom de directeur de maatregelen heeft opgelegd en de situatie en/of er redenen zijn waarom de directeur de toezichtmaatregelen weer met een maand zou willen verlengen. In het gespreksverslag is ook niets te lezen over de toezichtmaatregelen en/of deze (met redenen) wel of niet zijn verlengd. Er is volgens verzoeker niet gemeld en geen enkele reden aangevoerd waarom de toezichtmaatregelen verlengd zouden moeten worden. Volgens verzoeker is de verlenging niet gebaseerd op concrete feiten en omstandigheden en dus onvoldoende gemotiveerd.

De directeur stelt dat een maandelijks evaluatiegesprek geen beslissing betreft als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), zodat verzoeker niet kan worden ontvangen in zijn verzoek. Verder verwijst de directeur ten aanzien van de noodzaak en de gemaakte belangenafweging van de directeur met betrekking tot de opgelegde toezichtmaatregelen naar de eerdere uitspraak van de schorsingsvoorzitter (RSJ 3 december 2021, 21/24351/SGA). Aan verzoeker zijn op 19 november 2021 toezichtmaatregelen opgelegd voor de duur van zes maanden en tot op heden ziet de directeur geen aanleiding om deze toezichtmaatregelen aan te passen.

De voorzitter overweegt dat, anders dan door de directeur is aangevoerd, de maandelijkse toetsing van de noodzaak voor het voortzetten van opgelegde toezichtmaatregelen een beklagwaardige beslissing van de directeur betreft als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De voorzitter overweegt daartoe dat de directeur bij de maandelijkse toetsing kan beslissen om, indien daartoe aanleiding bestaat, de opgelegde toezichtmaatregelen aan te passen. Voorts volgt uit jurisprudentie van de beroepscommissie dat met betrekking tot de maandelijkse toetsing rechtsmiddelen openstaan.

Voorafgaand aan de maandelijkse toetsing over de noodzaak van de voortduring van de maatregelen dient de directeur de betreffende gedetineerde hierover te horen. Uit het gespreksverslag van 22 januari 2022 komt naar voren waarover is gesproken. Volgens verzoeker is niet gesproken over de toezichtmaatregelen en dit wordt door de directeur niet weersproken.

Anders dan in de uitspraak van 28 januari 2022, RSJ 22/25431/SGA oordeelt de voorzitter thans dat – hoewel het erop lijkt dat de beslissing van de directeur van 21 januari 2022 niet voldoet aan de daarvoor geldende eisen – verzoeker geen belang heeft bij de schorsing van de tenuitvoerlegging van die beslissing. Immers ook bij een schorsing van de tenuitvoerlegging van die beslissing blijven de maatregelen die op 19 november 2021 voor de duur van zes maanden zijn opgelegd in stand. De voorzitter kan zich niet (meer) uitlaten over de maatregelen die bij de beslissing van 19 november 2021 zijn opgelegd. Evenmin kan de voorzitter de directeur opdragen (als het gaat om het eventueel aanpassen van de maatregelen in het kader van de maandelijkse toetsing) een nieuwe beslissing te nemen die wel voldoet aan de daarvoor geldende eisen.

Nu verzoeker geen belang heeft bij een toewijzing, zal het verzoek worden afgewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is op 9 februari 2022 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven